Column | Ik veegde snot en tranen van mijn mouw. ‘Zullen we dansen jongens?’


Op de derde dag dat Willem van huis was om te werken, zat ik op de bank in de woonkamer terwijl de kinderen rondslierden, even verveeld als ik, maar gelaten in hun indolentie, zoals kinderen eigenlijk altijd hun lot accepteren bij gebrek aan perspectief op andere werelden.

Buiten trommelde de regen op het raam. Binnen stond de verwarming uit. De resten van ons avondmaal lagen op en onder de tafel. We hadden nog een uur stuk te slaan voor bedtijd.

Ik had ‘Gangsta’s Paradise’ aangeslingerd en zong gedachteloos mee, even fonetisch als in groep acht. Asawak inevalley in the shadowofdef.

Had ik al met iemand gedeeld dat Coolio dood was? „Ezra”, zei ik, „de meneer die dit liedje zingt is dood.” „Oh”, zei hij staccato, zonder op te kijken van zijn Donald Duck. „Wat een verschrikkelijk nieuws.”

Ik dacht opeens aan een trui die ik een vrouw in de supermarkt had zien dragen. ‘Fuck the Patriarchy’ stond er in grote letters op. Truien zijn van alles, maar zelden indrukwekkend. Misschien moest feminisme wat ijziger worden, dacht ik. Wat ijziger en daarmee ook wat enger.

Op dat moment stond baby Cléo opeens los, de kromme korte pootjes een beetje bibberig, de bolle buik vooruit. „TOTO”, zei ze heel hard, haar rode lippen rond. Ze schrok er zelf van en viel achterover, boven op haar broertje Kaas, de middelste, degene tussen wal en schip, die onmiddellijk, hij zal ook eens een gelegenheid aan zich voorbij laten gaan, begon te krijsen en zich voorover in mijn armen stortte.

Coz I been blasting and laughing so long det IEVE MA MAMA think det memind is gong.

Ik veegde snot en tranen van mijn mouw. „Zullen we dansen jongens?” vroeg ik, vaak het laatste station voor ik ze de trap op kon jagen. „Wist jij dat de nichtjes van Katrien al in groep acht zitten?” stelde Ezra als wedervraag. „Vet oud”, mompelde hij er bezorgd achteraan. Ik zette ‘Jiggle Jiggle’ op, een TikTok-hit van maanden geleden die eindelijk ons huishouden had bereikt. Kleine kinderen zijn zo onhip dat het pijn doet. Ezra was laatst over avocado’s begonnen.

Ik dacht aan geprivilegieerde journalisten die een paar jaar geleden voor zichzelf hebben bedacht dat ze helemaal oké zijn

We bewogen alle vier op de muziek. Ezra deed iets fabuleus met z’n heupen. Kaas begon zichzelf herhaaldelijk voorover in de bankkussens te werpen, en dan niet eens op de maat. Cléo twerkte terwijl ze met twee knuisten op een stoel sloeg.

Ik dacht aan geprivilegieerde journalisten die een paar jaar geleden voor zichzelf hebben bedacht dat ze helemaal oké zijn, als ze in ieder stuk maar de disclaimer gebruiken dat ze geprivilegieerd zijn. Daarna dacht ik aan de kleindochters van Remco Campert, die influencers zijn. Een van de twee heeft haar dikke wenkbrauwen recht omhoog gekamd, als een sater.

Ik zette de muziek uit. „Naar boven, makkers”, zei ik. Onmiddellijk begon het slierten weer, op de grond, ondersteboven op de bank. „Mahaaaam”, zei Ezra zacht zeurderig, als een ijle prelude op de puberteit. „Bedtijd, snurkelburkels”, zei ik, op mijn beurt de toon van hun vader imiterend. Traag als een woestijnkaravaan begon de tocht naar de slaapkamers.

Onderweg dacht ik aan hoe niemand er meer een consequente moraal op na lijkt te houden, ondanks al dat getut over ‘wokies’. Pakken wat je pakken kan, ik zag het overal gebeuren.

Nog twee dagen alleen, dacht ik. Minute after minute. Hour after hour.

Lees verder…….