Column | Iets doen

Ellen Deckwitz

Op de faculteit Nederlands van de universiteit van Depok, waar ik nu college geef, spreken de derdejaars de taal goed. Al had ik ze natuurlijk nooit het woord ‘hersendood’ moeten leren, want ze gebruiken het nu om de haverklap om extra pauze te regelen. Los daarvan is het fijn om zo ver van huis je eigen taal te kunnen spreken. Toen op 21 november de aardbeving een deel van Java in puin legde, schudde ook mijn collegezaal op en neer. Het hielp dat ik in het Nederlands gerust kon worden gesteld.

De schade viel in Depok gelukkig mee, maar zeventig kilometer verderop waren er levens vernietigd. Meteen werden allerlei hulpacties op touw gezet. Kinderen van vrienden organiseerden een inzamelingsactie, tot aan de andere kant van Java gingen middelbare scholieren langs files om bestuurders een donatie te vragen voor de getroffenen.

Enkele dagen later woonde ik met mijn studenten een congres over Nederland bij. Een van de lezingen ging over de crises aan de andere kant van de wereld. De spreker begon met de gevolgen van klimaatverandering en toonde beelden van een ondergelopen Limburg („Er gingen ook huizen van ríjke mensen kapot?” vroeg een student me), liet foto’s van verregende vluchtelingen in Ter Apel zien en besteedde aandacht aan de boerenprotesten. De omgekeerde vlaggen – in een nationalistisch land als Indonesië ondenkbaar – en tractoren die de snelweg bezetten, maakten diepe indruk.

‘Revolusi?” hoorde ik achter me. De grootste klap kwam tegen het einde. „Er is momenteel dankzij de oorlog ook nog een energiecrisis, en door de recordinflatie is er minder geld om de huizen te verwarmen,” zei de spreker, „waardoor niet alleen steeds meer Nederlanders in de kou zitten maar ook voedselhulp nodig hebben. Er gaan kinderen met honger naar school.”

Een van mijn studenten stak haar hand op. „Meneer,” vroeg ze, „kunnen wij iets doen om Nederland te helpen?”

Ik was ontroerd door haar vraag maar ook verrast, want ik zag mijn moederland opeens door de ogen van een ander. Iemand wier bevolking na driehonderd jaar gewelddadige kolonisatie reden genoeg had om de mijne nooit een vinger toe te steken. Iemand wiens eigen geboortegrond bovendien nog in puin lag door de aardbeving en die zich desondanks om de voormalige bezetter bekommerde.

De rest van de dag bleef haar aanbod door mijn hoofd zingen, niet alleen omdat het me raakte, maar ook omdat het me verontrustte. Me een andere, en geen onredelijke, blik bood op hoe Nederland er momenteel voor staat.

Ik dacht aan fundamenten die openscheuren, aan verhoudingen die veranderen. Hoe de aarde steeds onvaster wordt, terwijl ik ergens nog geloofde dat dat bij ons nooit kon gebeuren.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.

Lees verder…….