Column | Hun probleem

Vlak voor we het lokaal betraden, had de docent nog gezegd dat het een lastige klas was, maar omdat hij daarna de vraag kreeg of de cijfers er al waren, kon hij me helaas niet meer vertellen waar die lastigheid hem dan in zat. Ik liet mijn blik over de tieners gaan. Ze deden hun jas uit, namen rustig plaats en borgen zowel hun telefoon als Airpods netjes op. Toen ze hoorden dat ze zelf teksten moesten gaan schrijven en voordragen, volgde er geen enkel protest en even dacht ik dat de leraar gewoon een grapje had gemaakt, dat dit helemaal geen moeilijke groep was.

Pas na de eerste opdracht ontstonden de problemen. Achterin zaten drie meiden die telkens als een ander iets moest voorlezen, begonnen te smiespelen en giechelen. Ze deden het zo zachtjes dat je er eigenlijk weinig van kon zeggen, maar het bracht de voorlezers zo van hun stuk dat ik de drie bakvissen er uiteindelijk toch maar op aansprak.

Ze zeiden sorry, beloofden beterschap.

Vijf minuten later begon het geroezemoes opnieuw. De rest van de klas werd steeds nerveuzer, vooral toen de meisjes het laatste woord van de voordrager op fluistertoon begonnen te herhalen. Na nóg een waarschuwing stuurde ik ze weg.

De sfeer verbeterde meteen: opeens was er ruimte voor discussie en grapjes, je zag de verlegenen helemaal opleven. Zo kon het dus ook.

Na afloop voegden de drie onruststokers zich weer bij ons. De mentor sloot de deur en sloeg zijn armen over elkaar. „Begrijpen jullie waarom jullie eruit zijn gestuurd?”, vroeg hij. Ze begrepen het.

„Iemand uitlachen en nadoen is echt niet leuk”, vervolgde hij. „Jullie snappen toch wel dat je hiermee anderen onzeker maakt?”

„Maar dat is dan toch ook een beetje hún probleem?”, zei de voorste.

De rest knikte instemmend.

Mijn collega liet dat antwoord even op zich inwerken en zei vervolgens dat ze zich mochten melden bij de conrector.

„Eens in de zoveel tijd zit er weer zo’n club tussen”, foeterde hij nadat de meisjes weg waren gestampt. „Ik kan me er zo boos om maken. Iets wat een van de mooiste periodes uit je leven kan zijn, wordt door dit soort types helemaal verpest. Ik weet geeneens wat ik erger vind: hun complete gebrek aan empathie of het ontkennen van de eigen verantwoordelijkheid.”

„Ik hoop dat hun ouders hen nog een beetje weten bij te sturen”, mompelde ik.

„Van wie denk je dat ze het hebben”, bitste hij, en sloot de ruimte af.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.