Column | Hoe erg is krimp van de industrie?

Column

Marike Stellinga

Wat als Europa door deze energiecrisis een deel van zijn industriebedrijven kwijtraakt? Op diverse plekken hoor je nu dat ‘deïndustrialisatie’ van Europa dreigt. Bijvoorbeeld in Duitsland, dat een grote industriesector heeft. De Belgische premier Alexander De Croo waarschuwde er begin deze maand voor. Hier deden bedrijvenclub VNO-NCW en Kamerleden Laurens Dassen (Volt) en Pieter Omtzigt dat.

Het is geen gekke zorg. Energie is hier nu duurder dan op andere continenten. En de kans is groot, zeggen allerhande marktanalisten, dat energie in Europa nog jaren duurder zal blijven. Internationale industriebedrijven zien dat ze goedkoper uit zijn in hun fabrieken in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Dus ja, misschien kan de Europese fabriek, die nu tijdelijk minder produceert of dichtgaat vanwege de hoge energieprijzen, beter dichtblijven.

Daar kan je over zeggen: mooi, minder rotzooi in de lucht. Maar je kan ook zeggen: dan worden we misschien voor belangrijke producten afhankelijk van buitenlanden die het niet altijd goed met ons voor hebben. Zie Rusland.

Wat te doen? Eerst uitzoeken wat er aan de hand is. „Het beeld is zeer divers” zei minister Micky Adriaansens (Economische Zaken, VVD) deze week in de Tweede Kamer. „Er zijn ook bedrijven die waanzinnig draaien.” Sommige bedrijven weten de hogere energiekosten door te berekenen in hun prijzen. Anderen lukt dat niet. Volgens de minister heeft vooral de chemische industrie het zwaar.

Vervolgens is de vraag wat bedrijven zelf kunnen doen. Grootverbruikers van energie betaalden lang weinig belasting. Ze kwamen hun beloften om energie te besparen maar deels na. Nederlandse kabinetten eisten van de industrie minder energiebesparing dan andere landen, bleek uit onderzoek van Investico en Trouw. Aan de slag dus, zou ik zeggen.

En dan nog: als de prijzen jaren hoog blijven, verdwijnt de steun in een zwart gat. Hulp kan hoogstens specifiek en zeer tijdelijk zijn. Zoals de steun die het kabinet nu geeft aan mkb-bedrijven die veel energie verbruiken.

Dus maar niks doen dan voor de grote industrie? Dat is ook te makkelijk. Europa moet zichzelf kunnen verweren tegen landen als China en Rusland die handel inzetten als wapen. Industriepolitiek gaat ook over veiligheid, schreef de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) aan het kabinet. In 34 cruciale ‘productieketens’ is Europa zeer afhankelijk van buitenlandse leveranciers, onderzocht de Europese Commissie.

Het kan daarom wel degelijk een probleem zijn als cruciale industrie uit Europa verdwijnt (denk aan hoe belangrijk vaccins bleken tijdens de coronacrisis). De vraag is nu: welke? En wat moet Europa daartegen doen? Dit verdient grondig debat, adviseert de AIV. Want steun aan één bedrijfstak betekent altijd: géén steun aan een ander. Die marktverstoring is een hoge prijs.

Ik heb inmiddels ook enorme behoefte aan een discussie over wat dit kabinet nou wil. Met ‘maatwerk-afspraken’ wil Rutte IV miljarden euro’s steken in het vergroenen van de bestaande grote industrie. Maar daar moet een cruciale vraag aan vooraf gaan: moeten alle energie-intensieve industriebedrijven hier per se blijven? Nederland bouwde zijn grote industrie immers op goedkoop gas uit Groningen. Dat goedkope gastijdperk is nu voorbij, en het is de vraag of groene waterstof, gemaakt met windenergie op de Noordzee, dat kan vervangen.

Marike Stellinga is econoom en politiek verslaggever. Ze schrijft elke week op deze plek over politiek en economie.

Lees verder…….