Column | Europapa

Het is weer eens zover. Ik kan, door schade en schande, de ernst ervan inmiddels redelijk inschatten en daarom weet ik: dit kan zomaar eens maanden gaan duren. Op straat, tijdens vroege ochtenden, tijdens lange avonden, in de auto, achter de laptop: ik laat mezelf verzwelgen door onze Songfestivalinzending Europapa van Joost Klein. Het is een obsessie, in de meest zuivere zin van het woord. Het liedje geeft me een uitermate vervullend, ja, een gelukzalig gevoel. Als een warm bad om languit in te liggen, en precies op het moment dat het zweet je uit begint te breken, gaat de kraan aan voor een straaltje koel verdriet.

Ik heb ze altijd gehad, die periodes waarin ik me vastklampte aan een lied. Ik herinner me een warme zomer in 2007, ik woonde aan de gracht in een achterhuis op vijfhoog. Muggen hadden zich in zoemende kolonies in de gore dakgoten en onze slaapkamers genesteld, we zaten onder de bulten, stinkende pannen en borden opgestapeld in de keuken, de vloer zat vol aangekoekt vuil, we nestelden ons op de plakkerige vensterbanken in de gang, keken de peilloze diepte in en rookten. Ik had de film Anyway the Wind Blows van Tom Barman gezien en begroef me in de soundtrack. Vooral het nummer Summer’s Here, zo zoel en relaxt, het maakte alles goed. Als ik het draaide was ik een rijke Antwerpenaar met een oorbelletje in een loft. Ik liet het dag en nacht over de binnentuin schallen en vergat de muggenjeuk en de wanhoop. Tot mijn huisgenoten me collectief tegemoet traden, paniek in hun ogen, of ik alsjeblieft, alsjeblieft wilde stoppen, want de muggen waren tot daaraan toe, maar deze manie, ze leefden in een hete hel, ik zou een pijnlijke anekdote worden als ik zo doorging, ‘hoe die ene studente haar verstand verloor’, had ik dat dan niet door?

Het is iets kinderlijks, dit begraven in herhaling. Zoals Kaas nu de Disneyfilm Encanto keer op keer bekijkt, zwijgend, geconcentreerd, volledig afgesloten. Hij onderzoekt in stilte iets grilligs, onbenoembaars in hemzelf door middel van steeds weer hetzelfde, denk ik. Zo doe ik dat met liedjes. Ik zoek het niet op, het overkomt me, maar altijd in de periodes dat ik de appel en de boom, de categorische imperatief, niet heel stevig in me verankerd voel. Ik heb grip nodig op die ledige dagen of weken en muziek zet de schaakstukken weer op de juiste plek.

Ik weet niet wat er precies aan me scheelde, de laatste tijd, misschien waren het de zenuwen voor mijn boekpresentatie of de laatste winterstuiptrekkingen, maar ik heb Europapa even heel hard nodig. Het stelt me zo verschrikkelijk gerust, dat lied. Niet zozeer door de gabbernostalgie, want ik mocht van mijn moeder geen Nike Air Max, laat staan een bomberjack. Maar de lieve, lieve tekst, die toverfaun van een Joost en de mogelijkheid om met tranen in je ogen op en neer te springen als je ernaar luistert: het is áán.

Als ik Europapa luister ben ik zowel piepjong als stokoud, kan ik plots door allerlei ondoorzichtige lagen heen kijken, even en ben ik vergevingsgezind naar mezelf, de mensheid, de begrenzingen van mijn leven.

Dus Europapa ik door de dag, met als allergrootste voordeel dat ik voor mijn mee springende kinderen geen zorgwekkend geval ben, maar gewoon, een héél gezellige moeder.

schrijft elke week een column. Ze is de auteur van boeken, essays en toneelstukken.