Column | Een lofzang op de nuance

De Franse filosoof en schrijver Albert Camus zei eens dat we geen lucht meer krijgen, dat we stikken „als we alleen nog in het gezelschap verkeren van mensen die vinden dat ze absoluut gelijk hebben”.

Hoe dat werkt, zagen we afgelopen dinsdag bij de heisa over de NatCon-conferentie van radicaal- en extreemrechtse politici in Brussel. Die conferentie werd door de politie gesloten. Uiteindelijk kwam de Raad van State eraan te pas, die de sluiting ongrondwettelijk verklaarde en terugdraaide. Voor sommige NatCons leek dit het moment, of liever het incident waarop ze gewacht hadden. Sommigen verweten het monsterlijke, ‘communistische’ Europa zelfs dat het de vrijheid van meningsuiting had verkwanseld – terwijl de EU hier niets mee te maken had. Maar zoals George Orwell eens schreef: „Mensen zijn kuddedieren, met zo’n sterke neiging zich te conformeren dat de publieke opinie uiteindelijk minder tolerant is dan welk wetboek ook.”

Deze episode bewijst weer hoezeer politiek en maatschappij mensen nodig hebben die nuances blijven zien. Mensen zoals Camus en Orwell die in hun tijd, toen de nuance ook werd weggedrukt door keiharde meningen, niet bang waren om intellectueel hun eigen pad te kiezen.

Dat Jean Birnbaum, chef Boeken bij Le Monde, deze zomer vijf lezingen geeft over onafhankelijke denkers, onder wie deze twee, is dan ook een goed idee. Voor wie Frans spreekt: de lezingen zijn online te volgen en komen voort uit zijn boekje Le Courage de la Nuance (2021), waarin hij het intellectuele parcours van autonome denkers uit de vorige eeuw portretteert. Bij haast elke alinea verzin je een actueel voorbeeld.

Zo was Camus beducht voor echokamers – bubbels, zoals wij nu zeggen. Hij geloofde in de „filosofie van de ontmoeting”: niet krampachtig vasthouden aan ideaalbeelden of meningen, maar praten met mensen en proberen dat te gebruiken om je eigen denken aan te scherpen en van tegenstrijdigheden te ontdoen. Wat een contrast met het geklets in hedendaagse talkshows, waarover Marcel van Roosmalen eens opmerkte: „Je kunt net zo goed met twee konijnen en een big praten.”

Ook Orwell bestreed het dogmatisme in zijn eigen (linkse) kerk. Eind jaren 30 verliet hij de Labourpartij, die Stalins excessen wegwuifde en uit principieel pacifisme niet tegen de nazi’s wilde vechten. Orwell vond juist dat je je waarden moest verdedigen tegen het fascisme. Hij trok ten strijde in de Spaanse burgeroorlog. In het licht van de Oekraïne-oorlog is dit dilemma spot-on.

Ook Hannah Arendt (1906-1975) was een autonoom denker. In 1963 waarschuwde ze: „Op het moment dat er geen public spirit meer is, neemt public opinion het over.” Public spirit (gemeenschapszin) betekende voor haar dat burgers zich moeten informeren voor ze hun mening bepalen, en dat ze die moeten blijven bijvijlen in debatten met anderen.

Haar gedachten hierover zijn opnieuw relevant: hoe kunnen burgers zich informeren als de publieke omroep wordt opgedoekt, en elke partij of beweging zijn eigen mediakanalen heeft?

Dat de aartsconservatieve Franse schrijver Bernanos (1888-1948) in dit rijtje staat, is ook mooi. Bernanos was een van de weinigen in zijn katholieke, reactionaire milieu die de gevaren van het nazisme, de wreedheden van het Franco-regime en de collaboratie van de Vichy-regering openlijk aan de kaak stelde. Daar was moed voor nodig. En eerlijkheid.

Nummer vijf is de literatuurcriticus Roland Barthes (1915-1980) die streed tegen de „tirannie van de stereotypen”. Na een reis naar China, begin jaren 70, beschreef hij hoe erg het daar was. Hij werd erom verketterd. Maar hij wilde „leven met nuance”. Het ontmaskeren van mythes die wij van dingen en gebeurtenissen maken, was zijn levenswerk. Barthes bedacht zelfs een speciale intellectuele categorie waarin dingen niet konden worden verdraaid: ‘le Neutre’.

Deze denkers waren politiek geëngageerd én gematigd. Ze pasten in geen enkel hokje. L’héroïsme de la mesure, noemde Camus dat. Iets dat wij, ook vandaag, meer moeten koesteren.