Column | Een beter zeepaard

Marcel van Roosmalen

We gingen met twee kinderen acht dagen naar de Turkse kust, de jongste bleef achter bij oma. All-inclusive. Ik was vooraf gewaarschuwd dus ik wist waar ik aan begon. Het was er inderdaad bloederend heet, maar het huisje had airco en het eten was prima. Driemaal daags schoven we aan in het restaurant, als ik mijn ogen dicht doe hoor ik het gekwetter van de anderen nog.

„Mensa”, zei de vriendin, een adequate omschrijving.

Telkens over dat pad, tussen aangelegde natuur waar tuinmannen met tropenhoedjes kropen.

Naar de bedjes.

Ik was de oudste vader.

Ik had mezelf voorgenomen: minimaal drie keer een half uur meespelen, zodat zij ook een boek kon lezen. Aan een opblaasbeest trekken. Ik hoorde ze over me zeggen dat ik ‘echt een goed zeepaard’ was.

Alle resorts in Turkije hebben vreselijke glijbanen.

De meeste andere bewoners waren Duits, er was ook een cohort Nederlanders. We lagen onafgesproken allemaal bij elkaar in de buurt. Net als in de dierenwereld: daar liggen de nijlpaarden ook altijd bij de nijlpaarden en niet bij de flamingo’s. We maakten met elkaar niks mee, behalve die keer dat het zwembad officieel werd ontruimd vanwege een drijvende drol. Heel veel tatoeages.

Na drie dagen wist ik niet meer welke dag het was.

Ik zal niet zeggen dat het mijn soort vakantie is, of dat ik genoot. Ik at, ik lag, ik speelde, ik had het warm en juist toen ik dacht dat ik was verworden tot een wezen dat alles ondergaat was daar opeens een restant van het eigen karakter.

Ik begon me te ergeren aan een andere vader in het zwembad, een supervader. Hij had maar een kind, terwijl hij energie had voor tien. De hele dag zag ik die snorkelende gek aan plastic beesten trekken, waarop ook mijn kinderen zaten.

Ik deed tijdens mijn dienst extra mijn best, maar kon niet aan zoveel oprecht speelplezier tippen. Mijn dochters gaven me opdrachten om ongeveer hetzelfde te doen, maar ik kan helemaal niet dubbelgevouwen achterstevoren onder water roteren.

„Nu hebben ze opeens een beter zeepaard”, klaagde ik vanaf de zijkant.

De bijval bleef uit, dagen had ik gezegd dat ik ook wilde lezen, nu dat dankzij een onbenul opeens kon was het weer niet goed. Er was me een spiegel voorgehouden, het was aan- of afhaken.

Er is me verteld dat ik op de laatste avond in het entertainment-theater, waar bij een temperatuur van ver boven de dertig graden een dierenmusical werd opgevoerd door acteurs in dikke pakken, high-fives heb uitgedeeld. Ik herinner me weinig, maar ik hoor terug dat ik toen een uitgeruste indruk maakte.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.

Lees verder…….