Column | Dichters kennen geen genade

In Antwerpen stapten alle stadsdichters op toen een gedicht van een van hen geweigerd werd. Joyce Roodnat schrijft: „De opdrachtgever mag juichen of gruwen. Maar wegdoen, dat gaat niet – het werk is wat het is.”

Joyce Roodnat

De Antwerpse stadsdichters houden ermee op. Ineens was het uit. Het stadsbestuur schrapte het gedicht ‘Losgeld’ waarmee stadsdichteres Ruth Lasters de tweedeling in het Vlaamse onderwijs hekelde. En waarom? Ze is een goeie dichter, haar strofen bijten, en dat verdroeg het stadsbestuur niet. Intussen zijn haar collega’s haar gevolgd. Dus schrijf het Antwerpse stadsdichterschap maar af. Wie wil er nou stadsdichter zijn voor een stad die poëzie desavoueert? Niemand. Dat is eeuwig zonde.

In 2003 werd Tom Lanoye de eerste en hij maakte er ogenblikkelijk iets moois van, iets belangrijks, dat ook. Hij bekogelde de Antwerpenaar met poëzie, als meester van het woord en als podiumpersoonlijkheid van jewelste. Hij zette de toon en trof doel – vergelijk het met Ramsey Nasr die als Dichter des Vaderlands Nederland opjutte. Sinds Lanoye was het Antwerpse stadsdichterschap niet alleen een geslaagd project, het werd een poëtisch evenement voor dag en nacht, waarbij de dichtregels het publiek tegemoet schalden op gevels, kademuren en elektriciteitshuisjes.

Dichterschap als instituut ligt moeilijk, ook in Nederland wordt aangehikt tegen de Dichter des Vaderlands. Een gedicht in opdracht zou per definitie tandeloos zijn. Het dictaat van de actualiteit zou de autonomie van de dichter dwarsbomen. Menig gedicht wordt wantrouwend bekeken. Is het een lakeienversje? Want wie betaalt, bepaalt. Toch?

Nee hoor. Bij kunst gaat dat niet op. Wie betaalt, geeft gelegenheid. De kunstenaar bepaalt. De schilder schildert grote oren, de dichter dicht met vitriool. De opdrachtgever mag juichen of gruwen. Maar wegdoen, dat gaat niet – het werk is wat het is. Voor sommigen is moeilijk te verteren dat geld niet gelijk staat aan macht, maar een verrassing kan het niet zijn, het is al eeuwen zo. De Sixtijnse kapel? Paus Julius II gaf Michelangelo de opdracht en had af te wachten wat het werd. Een opdrachtgever betaalt voor het talent en de verbeeldingskracht van de kunstenaar. Hij kan alleen maar eisen dat die het beste geeft wat hij in zich heeft.

Het handige is dat kunstenaars dat vanzelf doen. Die willen geen broddelwerk afleveren, die weten dat alles wat zij naar buiten brengen hen hun leven lang aankleeft, en als het meezit nog langer. Dichters eigenen zich een onderwerp toe. Die kennen geen genade. Zo arrangeerde Dichter des Vaderlands Gerrit Komrij in een sonnet een confrontatie van koningin Beatrix, aanstaande schoonmoeder van de Argentijnse Máxima, met de Dwaze Moeders in Buenos Aires. Ik weet nog dat ik dat las en sidderde.

En nu is Antwerpen haar dichters kwijt. Een van hen, Lotte Dodion, deed wat een dichter doet. Zij schreef een gedicht: ‘Protestlied’. Het begint zo: ‘Maak van je hart een stakingspost /waarin je kost wat kost je vuur brandend houdt (…) / Laat de toekomst niet / als een stolp over je heen trekken. Duw terug.’ Het besluit: ‘Blaas je hart aan. / Spreek het toe. Word Vuur. Vuur. Vuur.’ Oftewel: we zijn in gevaar. Neem de wapens op. Schiet. Met woorden.

Lees verder…….