Column | Betere wereld

Ellen Deckwitz

Wegens omstandigheden liep ik afgelopen vrijdag met mijn zus in de Efteling. Terwijl zij zich afvroeg wat voor energiecontract het pretpark had, genoot ik van het weer: de zon scheen, bladeren leken van barnsteen, het Spookslot werd ontmanteld. Af en toe stonden we naast een uitgeputte moeder en zeiden we dat ze straks echt een wijntje verdiend had. Bijna elk exemplaar kreeg dan een lachaanval die eindigde in een inzinking.

Ondertussen hadden de kinderen sloopdrift. Tegen elk paaltje werd geschopt. Kon de neus van Holle Bolle Gijs eraf, kon die paddestoel uit de grond. Ze rukten aan de touwen die de rijen van elkaar scheidden. In de file voor Droomvlucht zagen we een jongetje dat tegen een wand aan duwde, alsof hij erdoorheen wilde.

„Is dat een ontwikkelingsstoornis”, vroeg ik aan mijn zus-de-psycholoog.

Mijn zus zei dat het gewoon een raar jongetje was.

„Je kan het hem eigenlijk ook niet kwalijk nemen”, zuchtte ik. „Kinderen worden nou eenmaal opgevoed met sprookjes waarin er achter de alledaagse wereld spannende dimensies schuilgaan. De put van Vrouw Holle, het konijnenhol van Alice. In de Narniareeks biedt een simpele kledingkast toegang tot een heel avonturenland. Het zit trouwens ook in verhalen voor volwassenen, van mythes waarin spelonken poorten vormen naar de Hades tot de dimensieportalen in Marvelfilms.”

Mijn zus wisselde ondertussen telefoonnummers uit met de dame waar ze, toen ik aan mijn hoorcollege begon, mee aan het flirten was geslagen. Misschien, dacht ik, komt dat verlangen naar een wereld achter de zichtbare wereld niet eens voort uit escapisme, maar omdat we eraan gewend zijn dat de dingen die onze levensloop bepalen, zoals economische processen, maatschappelijke veranderingen of politieke besluiten, zich zelden recht voor je neus afspelen. Onze ouders besloten in onze afwezigheid over onze opvoeding, waar we opgroeiden, hoe laat we naar bed moesten, of en hoeveel zak- of kleedgeld we kregen. En de grote buitenwereld blijkt een gigantisch net aan onzichtbare relaties en verbanden. Om er dan toch nog maar iets van te maken, ga je dan maar hopen dat dat niet alleen maar onvoorspelbaarheid of gevaar betekent maar, wie weet, ook wel iets leuks, dat achter de wolken bijvoorbeeld Troetelbeertjes kunnen wonen, of dat de bakstenen muren op perrons magische deuren naar tovertreinen kunnen zijn.

Het jongetje bleef maar drukken tegen de wand. Tastend naar een nieuwe plek die wel móét bestaan, omdat er anders geen enkele reden meer was tot duwen, afzetten, laat staan doorgaan.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.

Lees verder…….