Churandy Martina: ‘Je moet kunnen verliezen, niemand wint altijd’

Brasserie La Maison in Oosterbeek is vijf minuten rijden van Papendal, het topsportcentrum waar Churandy Martina (39) traint voor zijn zesde Olympische Spelen. Het is niet vol deze dinsdagmiddag, vijf of zes tafeltjes zijn bezet. Martina draagt een donkergroen Nike-shirt met lange mouwen. Op zijn linkeronderarm staan, weet ik, vijf olympische ringen getatoeëerd, één voor elke keer dat hij meedeed aan de Spelen. Meer olympische ringen zijn er niet, wat doet hij straks met de zesde? Breed lachend: „Dat is een luxeprobleem en dat zien we dan wel.”

Waarom zijn vijf Olympische Spelen voor jou niet genoeg?

„De vijfde keer eindigde niet zoals ik wilde [met een mislukte wissel in de halve finale van de estafette]. En ik voelde aan mijn lijf dat ik nog door kan gaan. Nu weet ik wel: dit wordt mijn laatste keer.”

Churandy Martina is een van de snelste mannen ter wereld; Nederlands recordhouder op de 60 meter, 100 meter, 200 meter en 4×100 meter estafette. Hij liep de finale van de 200 meter bij de Olympische Spelen in Beijing (2008), in Londen (2012) en in Rio de Janeiro (2016). Hij was naast Usain Bolt, die drie keer won, de enige die dat drie achtereenvolgende Spelen deed. Het dichtst bij een medaille was Martina in 2008, toen hij tweede werd, achter Bolt. Na protest van de Verenigde Staten werd hij gediskwalificeerd omdat hij onderweg met zijn linkervoet de lijn had geraakt. Later kreeg hij die zilveren plak cadeau van de Amerikaan die hem had gekregen in zijn plaats, Shawn Crawford. Hij vond dat Martina er recht op had.

Bolt, Crawford: al lang met pensioen. Churandy Martina: vol in training om zich te kwalificeren voor Parijs 2024, waar hij op zijn veertigste wil starten op de 100 meter en op de 4×100 meter estafette. De 200 meter is afgevallen. Daar zit een bocht in, te belastend voor de achillespees.

Martina is net terug uit Florida, waar hij een huis heeft sinds hij er een paar jaar heeft getraind. Op zijn telefoon laat hij het huis zien. Zonnig plaatje, veel groen. „Het is daar 28 graden. Ik was bijna gebleven.” Op Papendal heeft hij een kamer op de benedenverdieping van een villa, met gedeelde keuken en badkamer. Boven zitten wisselende judoka’s. Is dat gezellig? Lachend: „Ik vind het gezellig met mezelf, alles wat erbij komt is héél gezellig.” Zijn lach, met de gouden snijtand met gegraveerde letter C, is zijn handelsmerk. Hij lacht veel, is spaarzamer met woorden. Dat lijkt geen ongemak te zijn. Na afloop van de lunch prijst hij de formule van eten en praten. Hij vindt het losser, prettiger dan een ‘kaal’ interview.

Sport is altijd in zijn leven geweest. Zijn vader voetbalde, zijn moeder softbalde, zijn zus volleybalde, twee broers deden atletiek. Zelf heeft hij gevoetbald, gehonkbald en gezwommen tot ook hij op volleybal ging. Bij de jaarlijkse vijfkamp op de basisschool in Willemstad bleek hoe hard hij kon lopen. Eerst liet hij volleybal voorgaan, een jaar later werd het toch atletiek.

Geliefd om temperament

Zijn vader, in 2018 overleden, was brandweerman. Zijn moeder werkte eerst in het ziekenhuis en later in een medisch laboratorium. Zijn ouders hebben hem voor sportprestaties nooit gepusht, zegt hij. Wel voor school. „Mijn vader was heel streng.” Hij dreunt op: ‘Als je het niet goed doet op school ga je niet naar atletiek.’ ‘Zorg dat je een zeven, acht, negen, tien krijgt.’ ‘Een zes is een onvoldoende.’

Een zes is een onvoldoende?

„Ja, dat heb ik van mijn vader geleerd. Later haalde ik in Amerika een D voor iets en dacht: dat moet ik overdoen, dat is een onvoldoende. Maar dat hoefde niet want dat was een zes. Ik had het gewoon gehaald.”

Dat was dus een leugen van je vader.

„Ja, maar heel goed! Je gaat leren voor een zeven, acht of negen en als het tegenvalt heb je een zes. Ik vind dat prachtig.”

In El Paso, Texas deed hij een bachelor multidisciplinaire studies. „De vakken waarin ik me meer verdiepte waren sociologie, geschiedenis, vrouwenstudies en godsdienst.” Tegelijkertijd was hij al professioneel atleet. In het wedstrijdseizoen reisde hij de wereld over, dat doet hij nog steeds. Drie of vier keer per jaar is hij op Curaçao. Daar verblijft hij meestal in een resort.

Zijn eerste twee Olympische Spelen liep hij voor de Nederlandse Antillen, de volgende drie voor Nederland. De verandering was niet zijn keus: de internationale atletiekfederatie IAAF hief de Nederlandse Antillen in 2010 als sportnatie op. „Dus moest ik voor Nederland uitkomen, want ik heb een Nederlands paspoort.”

Voel je je ook Nederlands?

Ontwijkend: „Ik ben van Curaçao.”

Dus eigenlijk kom je uit voor een land dat niet het jouwe is.

„Zo is het precies, eigenlijk. Toevallig hebben we het koninkrijk Nederland en heb ik een Nederlands paspoort. Maar ik ben van Curaçao.”

Maakt het je uit voor welk land je loopt?

„Als ik maar kan lopen, dan ben ik blij.”

Naast zijn prestaties is hij geliefd om zijn temperament. Bij de Olympische Spelen in Londen werd hij vijfde op de 200 meter. Uitbundig liet hij voor de camera weten: ik ben blij! Geen spoor van teleurstelling over het mislopen van een medaille. Niets lijkt zijn gemoedsrust te kunnen verstoren. Hij vindt het prima als mensen hem aanspreken, selfies willen maken. „Ik heb iets goeds gedaan en de mensen waarderen het, laten het zien op hun manier.” Tegelijk is hij graag alleen. Usain Bolt houdt van feesten, zegt hij. „Ik niet, ik hou erg van rustig zijn.” En van snelheid, ook op de weg. In Amerika heeft hij een Pontiac GTO, hier een Mercedes Benz.

Wat is je favoriete auto?

„Aston Martin.”

Waar staat die?

„Daar moet ik nog een beetje harder voor werken.”

Hij heeft drie dochters, van drie, dertien en veertien jaar. „Ik praat bijna elke dag met ze. Ik zie ze vooral in het weekend.” De twee oudsten weten dat hij beroemd is. „Soms vinden ze het leuk, soms niet. Bijvoorbeeld als ik hen vroeger moest ophalen van school. De tweede zei: niet meer binnenkomen, wacht buiten bij de auto. Want al die andere kinderen kwamen naar me toe en dat vond zij niet leuk.”

Wat voor vader ben je?

„Dat is een goede vraag. Hoe bedoel je dat?”

Wat vind je belangrijk om als vader te doen, te zijn?

„Sowieso moeten ze hun best doen op school, ze moeten mensen respecteren, de dingen die mij ook hebben gebracht waar ik ben.”

Heb je op dit moment een relatie?

„Ik heb een vriendin. Het is moeilijk met atletiek. Je zit soms maanden op een andere plek. Ik ben liever alleen want dan is het niet lastig voor iemand wanneer ik wegga. Die moet me missen tot ik terugkom. Ik moet iemand hebben die daarmee kan leven.”

Heb je die nu gevonden?

„Ik hoop het! We gaan kijken.” Hij lacht.

Lees ook dit eerdere interview met Martina, uit 2020

<strong>Churandy Martina</strong>: „Ik ben het liefst op mezelf en heb oog voor de natuur. Dan is golf ideaal.”

Zijn routine op Papendal wijkt af van die van de jongere atleten. „Ik ga niet meer trainen zoals tien of twintig jaar geleden. In plaats van tien loopjes moet ik vijf góéie loopjes doen. Of drie héle goeie. Voor mij is dat hetzelfde als tien rondjes voor die jongere jongens. Het lichaam weet al wat het moet doen. Ik doe dit vanaf mijn tiende jaar.”

Daarnaast moet hij mentaal in conditie blijven. „Lopen is 50 procent fysiek en 50 procent mentaal. Méér mentaal bijna dan fysiek. Je moet bij trainingen de pijn aan de kant kunnen zetten. Je moet blessures kunnen uitzitten. En je moet kunnen verliezen. Niemand gaat altijd winnen. Als je daar niet mee kunt leven kun je beter meteen stoppen op de eerste dag dat je verliest.”

Hoe zorg je ervoor dat je op het goede moment kunt pieken?

„Je hebt dat niet helemaal in de hand. Ik volg het schema van mijn trainer.”

Je bent gelovig. Denk je dat God er een rol in speelt?

„God speelt een rol in elke dag. Je hebt al de zegen dat je opstaat en dat kan doen. Zonder Hem zou je niet daar staan.”

En als het niet goed gaat, heeft dat met God te maken?

„Er gaat weleens wat fout. Je weet niet altijd precies waarom. Dan moet je leren van de fout zodat het niet meer gebeurt. En weer doorgaan.”

Maar ligt het aan God dat het fout ging?

Korte stilte. „Ik hoop het niet.” Lachend: „Dat weet je niet.”

Wat ga je doen na je laatste Olympische Spelen?

„Lekker leven. Ik hou heel veel van golfen dus ik kan elke dag gaan golfen. Nu kan ik het niet zo vaak doen als ik wil.”

Blijf je in Nederland wonen?

„De goede maanden hier en als het koud wordt naar mijn huis in Florida. Zo wil ik het doen, ook voor werk. Ik ben bezig met ondernemen, met vastgoed.”

Je wilt niet terug naar Curaçao?

„Niet helemaal, niet fulltime. Ik ben gewend een beetje hier en daar te zijn.”

Wat is de plek waar je het liefste bent?

„Die moet ik zelf maken. Dat is een plekje bij het water. Waar je je eigen ding kunt doen, relaxed, chill, geen telefoon, geen internet. Boeken lezen, vissen, genieten van het weer.”

Dat kan niet in Nederland?

„Nee. Waar je ook gaat, je hebt toch je telefoon bij je, mensen om je heen, drukte. Wanneer ik in Amerika kom, is het echt rust. Zen. En dan na een tijdje weer hier de drukte in. Dat is een goede balans.”

Leeslijst