Cappella Amsterdam slaat de ‘Vespers’ van Rachmaninoff als een wollen deken om je heen

Componist Sergej Rachmaninoff rekende zijn Vespers zelf tot zijn beste werken, en door de manier waarop koor Cappella Amsterdam ze deze week zingt, begrijp je wel waarom: de muziek klinkt gloedvol, vloeiend en driedimensionaal. Heerlijke harmonieën vullen de ruimte als een warme, wollen deken die van alle kanten om je heen wordt geslagen. Zeker wanneer de akoestiek lekker galmt, zoals vrijdagavond in de Kampense Broederkerk.

De naam waaronder dit geliefde koorwerk bekend staat, is wat ongelukkig vertaald: de vespers, katholieke en orthodoxe avondgebeden, vormen slechts een deel van het hele stuk. Ze worden gevolgd door een achttal metten (gebeden voor de vroege ochtend) en een slotdeel uit de priem, die bij het ochtendkrieken hoort. Samen duren ze ongeveer een uurtje, en vormen ze een wake, of vigilie.

Voor het vijftiendelige a-capellawerk nam Rachmaninoff de melodieën van elf eenstemmige Russisch-Orthodoxe kerkgezangen (de rest verzon hij zelf) en componeerde er romantische harmonieën bij, met tot wel elf verschillende stemgroepen. Dirigent Daniel Reuss maakt die allemaal ruimtelijk hoorbaar. Als na de climax van het ontroerende ‘Bogoroditse Devo’ (‘Ave Maria’) de alten de melodie oppakken en zich losmaken van de rest.

Ook ‘Nyne otpushchayeshi’ (‘Nu laat mij gaan’) krijgt bij Cappella zo’n doorschijnende klank, waarin de wiegende hoge stemmen en de extreem lage bassen hemel en aarde tegenover elkaar zetten. Dit vijfde deel is het Bijbelse lied van de oude Simeon, die vredig kan sterven nadat hij in de tempel de pasgeboren Jezus heeft gezien. Rachmaninoff wilde deze muziek laten klinken op zijn eigen uitvaart. Je hoort hoe de tenorsolo langzaam ten grave wordt gedragen door een dalend motief in de bassen, eindigend op een lage bes – een van de laagste noten uit de koorliteratuur.

https://www.youtube.com/watch?v=9DrTo6PsjCI

Kraan open en dicht

Met soms verrassend spaarzame handgebaren weet Daniel Reuss een gigantisch volume uit zijn 32-hoofdige koor te halen. De pianissimo’s hadden wat zachter gemogen, maar de opbouw in dynamiek is indrukwekkend. Het harder en weer zachter worden op het woord Slava! (‘Eer [aan god]’) in deel zeven verloopt zo soepel dat het lijkt alsof Reuss een kraan open- en dichtdraait.

Dat grote volumebereik maakt dat je Rachmaninoffs Vespers (of beter dus: Vigilie voor de hele nacht) live moet horen. Dat lijkt een open deur – welke muziek is er nou níet mooier om live te beluisteren? – maar op cd kunnen de Vespers zelfs bijna onaangenaam klinken. Hard wordt al gauw schreeuwerig. Crescendo’s zijn soms oorverdovend en de solo’s schel. Maar live bij Cappella Amsterdam zijn de solo’s van Dorien Lievers (diepe, mooi donkere alt) en Martin Logar (heldere tenor) goed geïntegreerd in de vloeiende koorklank. De opgewekte alleluia’s van ‘Khvalite imya Gospodne’ (prijs de naam van de Heer) gaan in de tweebeukige Broederkerk ineens als echte kerkklokken om je heen klingelen. Het vibreren van de bassen kun je vóelen.

En dan de adembenemende harmonieën die Rachmaninoff voorschrijft: Cappella Amsterdam zingt ze steeds met zo’n warm en transparant timbre dat je zou willen dat ze daadwerkelijk een hele nacht duren.