Brengt escapisme kunst redding of maakt het kunst overbodig?

Een voor- en een tegenspraak over escapisme Kan verbeelding zonder escapisme, of zit escapisme de verbeelding juist in de weg? Of is escapisme een kwestie van the eye of the beholder en is het voor de een redding en voor de ander juist een bedreiging? Twee visies op (on)zalig escapisme.

Franz Marc, Träumendes Pferd (1913)
Franz Marc, Träumendes Pferd (1913)

De zaligheid van het escapisme

De grootste waarde van kunst is dat ze ons kan laten ontsnappen uit de realiteit. Zeker in tijden van crisis kan je van schoonheid, magische werelden en liefde niet genoeg krijgen. Kunst houdt ons, kortom, op de been wanneer de aarde onder onze voeten lijkt te verdwijnen.

Er was eens een man die Nikolaj Ivanovitsj Serpoechov heette. Achter en rondom deze Nikolaj is er niets, helemaal niets, alleen een fles wodka. Hij brengt de fles naar zijn neus, ruikt eraan „en beweegt zijn mond als een konijn”, schrijft de Russische schrijver Daniil Charms. Terwijl deze Nikolaj deze „fles met spiritualiën” leegdrinkt, is er steeds minder om hem heen, alleen een „afwezigheid van elke aanwezigheid”. Als de fles wodka leeg is, blijkt dat er nog minder dan niets is, zelfs Nikolaj Ivanovitsj Serpoechov bestaat niet, en de fles wodka verdwijnt daarmee ook. Wat over blijft is de vraag of er iets bestaat, en Charms concludeert: „We weten zelf niet wat we ervan zeggen moeten.” Om daarna af te sluiten met „Tot ziens.”

Je zo verliezen in een verhaal dat de hele wereld verdwijnt totdat je zelf verdwijnt, symbolisch gebracht met een fles drank, beschrijft de kracht van escapisme. Het „Tot ziens” waarmee Charms zijn verhaal Over fenomenen en existenties nr. 2 eindigt, is daarbij een van de beste uitingen die een escapist kan bezingen: tot ziens in een andere wereld, in een ander verhaal.

Een wereld om uit te ontsnappen: dat is wat literatuur vermag, niet alleen in sprookjes, fantasy en liefdes- en natuurverhalen, maar zelfs in de verhalen van de meester van het absurdisme. Je kan gerust stellen dat zonder escapisme de verbeelding onmogelijk wordt. Je krijgt andere werelden voorgetoverd, waarvan de bekendste beginregel ‘Er was eens’ is. „Escapisme is het enige wapen in de oorlog tegen realiteit”, zei Lewis Carroll al, en prompt gaf hij ons het sublieme Alice in Wonderland.

Romantiek

Bij escapisme denk je in de eerste plaats aan de Romantiek, waarin kunstenaars de schoonheid van de natuur op zochten, of de eenvoud van het verleden, weg van het lawaai van het dagelijkse leven en opkomende industrie. Vrij van beslommering – of het moest de Liefde zijn – staat de kunstenaar in de verte te staren, met aandacht voor gevoel en emotie, en met een streven naar vrijheid in denken, doen en laten. Ons ideaalbeeld van de kunstenaar hebben we tot op de dag van vandaag aan de Romantiek te danken: de kunstenaar die het leven op een hoger plan brengt.

Maar door escapisme aan de Romantiek te koppelen, doe je het begrip tekort. De Romantiek werd immers door de tijd ingehaald. Escapisme is van alle tijden, het is onze zoektocht naar paradijs. Het paradijs is namelijk niet alleen bedacht om te laten zien wat de mens is kwijt geraakt, maar ook een bestaand oord, bereikbaar voor hen die niet te beroerd zijn de verbeelding toe te laten.

De kunstenaar Franz Marc was daar goed in: hij maakte onder meer beesten die volledig vrij waren in hun zijn doordat ze niet verpest waren door opgelegde beschavingsnormen. Hij, en de andere kunstenaars rondom de groep Der Blaue Reiter, leverden weliswaar zo kritiek op de burgerlijke maatschappij, maar boden ook een ideaalbeeld van een fictieve wereld, waarin je kon ontsnappen door middel van verbeelding. De realiteit werd losgelaten om de kijker een andere wereld voor te houden.

Schilderijen met het individu hoog op een berg los van de wereld, de droomwereld van de surrealisten of het aardse paradijs zoals Gauguin ons dat voorschotelde: het zijn de kunstwerken die ons nu nog steeds veel zeggen. We zien liever weidse vergezichten dan benauwende stillevens met een schedel die ons erop wijst dat we eraan gaan of het neorealistische werk dat vaak in de smaak viel als ‘artete Kunst’. Waar het realisme de man in stampende laars oproept, geeft escapisme ons andere, nieuwe werelden.

John Cage

Wat dat betreft is muziek het genre bij uitstek dat de kracht van escapisme verklankt. Muziek verwijst naar geen werkelijkheid, maar neemt je al luisterend mee naar een hoger plan. De fuga’s van J.S. Bach hebben geen boodschap en we luisteren er al meer dan drie eeuwen in vervoering naar. En het hoeft niet eens altijd in klanken, muziek kan ook de stilte geven die we soms zoeken. John Cage snapte dat in zijn 4.33 dat hij in 1952 componeerde terwijl we de Tweede Wereldoorlog net achter ons hadden gelaten en in de Koude Oorlog terecht waren gekomen. „Ik heb niets te zeggen / en ik zeg het / en dat is poëzie / zoals ik het nodig had,” zei hij zelf over zijn werk waarin de luisteraar luistert naar ruim vier minuten stilte – in drie delen. Sommigen zagen en zien het als een grap (ook humor is een vorm van escapisme), Cage zelf verwees echter naar de invloed van oosterse filosofie en het herdefiniëren van het idee dat je met stilte je bewustzijn kon opheffen.

Tot ziens

Lang leve het escapisme, dat niet alleen van alle tijden is, maar ook houdbaar blijft door alle tijden heen, omdat de verbeelding nu eenmaal tijdlozer is dan een tijdgebonden werk. Zalig escapisme, kortom. Of in de woorden van Charms: „Tot ziens!”


August Macke, Abschied (1914)Collection Museum Ludwig / Sammlung Haubrich

De onzaligheid van het escapisme

De grootste waarde van kunst is dat ze ons op een andere manier naar de werkelijkheid kan laten kijken. Zeker in tijden van crisis kan kunst ons laten zien wat de mens vermag, ons laten omdenken wanneer we vast zitten. Het is niet voor niets dat in dictaturen de kunst als eerste aan banden wordt gelegd.

Er was eens een man die Nikolaj Ivanovitsj Serpechov heette. Achter en rondom deze Nikolaj is er niets, helemaal niets, alleen een fles wodka. Hij brengt de fles naar zijn neus, ruikt eraan „en beweegt zijn mond als een konijn”, schrijft de Russische schrijver Daniil Charms. Terwijl deze Nikolaj deze „fles met spiritualiën” leeg drinkt is er steeds minder om hem heen, alleen een „afwezigheid van elke aanwezigheid”. Als de fles wodka leeg is, blijkt dat er nog minder dan niets is, zelfs Nikolaj Ivanovitsj Serpechov bestaat niet, en de fles wodka verdwijnt daarmee ook. Wat over blijft is de vraag of er iets bestaat, en Charms concludeert „we weten zelf niet wat we ervan zeggen moeten.” Om daarna af te sluiten met „Tot ziens.”

Charms vertelt ons hiermee een wrang verhaal waarin een man gereduceerd wordt tot niets. De mens is slechts een radertje in het systeem, waar de roes om daaruit te ontsnappen alleen te vinden is in het delier van de wodka. Het „Tot ziens” waarmee Charms zijn verhaal Over fenomenen en existenties nr. 2 eindigt, is daarbij het toppunt van wrangheid in een wereld waarin de mens van de een op de andere dag opgepakt kon worden om in een strafkamp te eindigen. Opeens was je buurman- of vrouw verdwenen, opgelost in het niets, het „tot ziens” was een „vaarwel”.

Charms, de meester van het absurdisme, brengt met wrange humor een inkijkje in een wereld van terreur. „Je moet in je eigen tijd staan”, zei de Franse dichter Charles Baudelaire al, en prompt gaf hij ons het sublieme De bloemen van het kwaad.

Guernica

Bij kunst en werkelijkheid denk je aan realisme waarin de mens niet zozeer vergezichten krijgt voorgeschoteld waar je niets mee kan, maar aan een werkelijkheid die net in een ander licht wordt geplaatst, ons perspectief en herkenning geeft, of juist de behoefte om iets te veranderen. Guernica van Pablo Picasso is weinig realistisch, toch weten we allemaal waar het werk voor staat en hangt een replica nog steeds als waarschuwing tegen oorlog in het gebouw van de Verenigde Naties in New York. Ons ideaalbeeld van kunst hebben we te danken aan de kunstenaar die de werkelijkheid op een hoger plan brengt.

Maar door kunst te koppelen aan realisme doen we de kunst te kort. Realisme is immers eenvoudig door de tijd in te halen. Maar de werkelijkheid, welke vorm die ook aanneemt, is van alle tijden, ze is ons antwoord in onze zoektocht naar betekenis. De werkelijkheid is namelijk niet alleen aan vele interpretaties onderhevig, maar ook iets dat is om te vormen dankzij de verbeelding.

De kunstenaar Franz Marc was daar goed in. Als een van de mannen van de groep Der Blaue Reiter leverde hij kritiek op de burgerlijke maatschappij, waarin alles in vaste waarden en normen was gegoten. Met hun verbeelding wilden ze een geestelijke revolutie bewerkstelligen, de wereldorde was wat hen betreft gecorrumpeerd en het teruggrijpen in de kunst op een ver verleden daarom ongewenst. Hadden maar meer mensen dat perspectief omarmd, dan hadden August Macke en Marc de loopgraven niet in gehoeven (beiden gingen in 1914 het Duitse leger en kwamen om in de Eerste Wereldoorlog).

J.S. Bach

Schilderijen met het individu hoog op een berg los van de wereld, de droomwereld van de surrealisten of het aardse paradijs zoals Gauguin ons dat voorschotelde: het zijn kunstwerken waarbij we nu onze vraagtekens plaatsen. Ze tonen de kunstenaar die zich te goed voelt voor de wereld, een wereld die bovendien niet bestaat, om van het idealiseren van een gekoloniseerde wereld nog maar te zwijgen – of de vrouw als object in Tahiti. Beter is de kunst die later entartet werd verklaard, juist omdat ze een bedreiging vormde voor de nationaal-socialistische ideologieën. Waar het escapisme doet alsof Auschwitz er nooit was, geeft de maatschappijkritische kunst ons een blik op de ultieme onmenselijkheid.

Wat dat betreft is muziek het genre bij uitstek dat de kracht van de maatschappij verklankt, juist omdat ze universeler is. Bij revoluties en protesten is het de muziek die het eerst de buitenwereld bereikt en de betrokkenen bindt. De cantates van J.S. Bach, ze laten horen wat medemenselijkheid vermag, en we luisteren er al meer dan drie eeuwen in vervoering naar. En het hoeft niet eens altijd in klanken, muziek kan ook de stilte geven die we soms zoeken. John Cage snapte dat in zijn 4.33 dat hij in 1952 componeerde terwijl we de Tweede Wereldoorlog net achter ons hadden gelaten en in de Koude Oorlog terecht waren gekomen. „Er bestaat eigenlijk niets als een lege ruimte of lege tijd. Er is altijd iets te zien, altijd iets te horen”, zei hij zelf over zijn werk waarin hij niet alleen klank gelijkschakelde aan het leven, maar ook liet horen dat stilte nooit mogelijk is. Sommigen zagen en zien het als een grap (waarbij in elke grap een diepe waarheid zit), Cage zelf verwees echter naar het herdefiniëren van het componeren, waar de intentie er niet meer toe doet, maar slechts het zijn.

Vaarwel

Weg met de illusie van het escapisme, dat niet alleen ons valse voorwendselen geeft en onhoudbaar is, maar ook de kans laat lopen om echte hervormingen te brengen zoals alleen kunst dat kan. Omdat de verbeelding nu eenmaal langer houdbaar is en meer teweeg kan brengen dan woorden van een politicus; en omdat zelfs kunst die verboden wordt omdat ze te kritisch is, uiteindelijk het waardevolst blijkt. Onzalig escapisme, kortom. Want alleen dan weet je dat Charms’ „Tot ziens!” in feite „Vaarwel” betekent.

Lees verder…….