Merry Pleasures: De vijf escapistische favorieten van NRC-redacteuren

Merry pleasures Met welke kunst kun je het beste wegdromen of ontsnappen aan de waan van de dag? NRC-redacteuren onthullen hun escapistische favorieten.


Ik was een beetje verliefd op ‘Roeland Westwout’

Mischa Spel over de overzichtelijke wereld van schrijfster Diet Kramer

Winterblues? Griep? Liefdesverdriet? Crisis? Dan is er één plek waar ik het liefst naartoe reis en dat is het Heidehuis. Er hoeft nooit gekookt te worden (dat doet Aaltje, de daghit), moeder krijgt aan tafel geen Insta-posts van meisjes met tuitlipjes of webshop-koopjes in haar gezicht geduwd en vader heeft genoeg aan de „vervaarlijke spotrimpeltjes” rondom zijn ogen ter verduidelijking van wat „lam” of „min” gedrag is.

Ik geloof dat ik al in groep 7 een spreekbeurt heb gehouden over mijn liefde voor schrijfster Diet Kramer (1907-1965) en haar (mild stichtelijke) psychologische romans voor de ouder wordende jeugd. Ze zijn meeslepend en veel gelaagder dan veel andere meisjesboeken uit die tijd, die Kramer zelf eens „verbluffend oppervlakkig, banaal en grof” noemde.

Van haar debuut Stans van de Vijfjarige (1927) tot het voor jongere kinderen bestemde Geheim van de gesloten kamer: ik heb alle Kramers die ik kon vinden gevroten, herlezen en voorgelezen. In mijn boekenkast heeft Diet haar eigen plankje.

Het Heidehuis vormt het middelpunt van twee van de mooiste boeken. In Razende Roeltje wordt de veertienjarige Roel uit Australië gerepatrieerd naar Nederland, waar hij een thuis vindt bij Oom Albert, Tante Elsa, tweelingneven Vic (sportieve branie) en Ab (pacifist, dierenliefhebber) en de stille klas- en huisgenoot Timo, wiens ouders in Indië wonen.

Recent (2018) verscheen Diet Kramers biografie Onrustig is ons hart, zodat ik nu weet waar Timo’s diepe verlangen naar „de Indische nacht… de stilte rondom” wortelt. En dat Diet trouwde met een zestien jaar oudere man (later kreeg ze iets met een vrouw), een schoolrector, wat wellicht verklaart waarom Oom Albert en veel van Kramers vaderfiguren zo heerlijk vaderlijk zijn – al zijn ze ook jongensachtig als ze stoeien of blozen omdat ze hun vrouw een amethist cadeau gaan doen, nadat de vorige in de hongerwinter verpatst moest worden (De grote verandering, 1950).

Moeders zijn in de boeken van Kramer jong, meisjesachtig, wijs en betrouwbaar. Ze beschikken over „een warme alt”, waarmee ze Schubert zingen, of innige kerstliederen. In mijn mooiste dromen ben ik Tante Elsa met het werkende leven van Oom Albert of een van de andere Krameriaanse vaders, die meestal rector, orkestviolist of schrijver zijn. Maar yin of yang, man of vrouw, ze zijn allemaal even stabiel en opgeruimd. Alleen met onwaarachtigheid en verspilde muzikaliteit jaag je ze op de kast.

Roeland Westwout (1940) is het vervolg op Razende Roeltje. Met „zijn volle zeventien jaren” is Roel bijna volwassen. Dan volgt dat wat vaker gebeurt bij Kramer: een overgangscrisis waar de protagonist gelouterd uitkomt. Is het in Razende Roeltje nog een driest avontuur om hond Slungel te redden uit de klauwen van een stroper, in Roeland Westwout wordt de catharsis veroorzaakt door een tramongeluk.

Kramer lezen is snappen hoe een oranje sinaasappel in de winter verwennerij was (Ons honk). Lezen over de warmte van vriendschap. In je tasje grabbelen en denken: „Nog één dubbeltje, net genoeg voor zo’n dikke croquet. Vlug dan maar!”

Kramer lezen is snappen hoe een oranje sinaasappel in de winter verwennerij was

Natuurlijk is de taal een traktatie, maar daarin schuilt niet de hoofdbekoring. Het gaat om de overzichtelijkheid van de geschetste wereld en de liefde waarmee wordt verteld over de uitdaging daar een passende, eigen plek te vinden.

Roeland Westwout hief het hoofd en knikte met een trots, die tegelijkertijd deemoed was. Toen ging hij met vlugge, zekere stappen naar het wachtende, nodende huis.

En het huis opende een deur en ontving hem.

En een stem sprak een korte, hartelijke groet.

Achter Roel klikte de deur in het slot. Weinige kwartieren later waren alle lichten in het huis gedoofd.

De dag was ten einde.

Mischa Spel

Reese Witherspoon in het roze is een escapistische klassieker

Elsje Jorritsma over de film ‘Legally Blond’

Met welke kunst kun je het beste wegdromen of ontsnappen aan de waan van de dag? NRC-redacteuren onthullen hun escapistische favorieten. Elsje Jorritsma over de film ‘Legally Blond’.

De film is meer dan twintig jaar oud, en als je nu ‘Legally Blond’ googelt, komt al vrij snel de zoekvraag op; what is inappropriate in Legally Blonde? Films over stereotypes verouderen natuurlijk sowieso relatief snel en pijnlijk, ook deze tot op zekere hoogte (diversiteit!). Toch is dit goedmoedige, optimistische, roze feministische vehikel voor Reese Witherspoon een van de krukken waarop ik al jaren door de kerstperiode hobbel. De andere twee (het is meer een looprek) zijn de gedragen kerstliederen van alt Aafje Heynis en de boertige uitvoering van English Folk Carols door Maddy Prior and the Carnival Band – dan is dat ook gelijk maar duidelijk.

De eerste keer dat ik Legally Blonde keek – op een onbestemde avond op een onbestemde zender – dacht ik niet direct dat dit een persoonlijke escapistische classic zou worden. Dat werd in de loop der jaren duidelijk in een variant van ‘stemmen met de voeten’: als ik tijdens richtingloos zappen op deze film stuitte, kon de duim verder blijven rusten – dan bleef ik kijken. Inmiddels kijk ik ‘m gericht.

De film speelt kolderiek met het vooroordeel dat vrouwen als ze zich kleden als barbies, niet serieus zijn

Voor wie de film niet kent: de knappe, blonde, rijke Hollywood-dochter Elle Woods wordt gedumpt door haar East Coast vriendje Warner. Hij komt uit een senatorenfamilie, en omdat hij naar Harvard Law School gaat is het tijd dat hij ‘serieus’ wordt. „If I want to be a senator, I have to marry a Jacky, not a Marilyn.” In haar ontzette antwoord zit de kern van de film: „You’re breaking up with me because I’m too blond!? Just because I am not a Vanderbilt, suddenly I am white trash!?” De film speelt bij tijden kolderiek met het hardnekkige vooroordeel dat vrouwen, zeker als ze zich kleden en opmaken als smakelijke barbies, niet serieus zijn.

De naïeve en eigenwijze Elle Woods bevestigt dat vooroordeel in eerste instantie door vervolgens te besluiten dan ook maar te proberen naar Harvard te gaan. Niet voor haar carrière, maar om Warner ervan te overtuigen dat ze wel degelijk ‘serieus’ is, en hij met haar kan trouwen. De grap is dat ze eigenlijk het begrip ‘serieus’ te serieus neemt. Als ze is aangenomen op Harvard en ze ook academisch volwaardig begint mee te draaien, heeft ze daarmee het gewenste niveau bereikt, toch? Dat ze daarnaast onverschrokken in glamour-roze gekleed gaat, en zich niet in duffe bruine of blauwe wollen vestjes hult, zou er volgens haar niet toe moeten doen. Maar als Warner haar meewarig meedeelt dat ze toch niet ‘echt’ serieus is, vallen haar de schellen van de ogen. „Ben ik hier niet aangenomen, volg ik niet dezelfde vakken, loop ik niet ook stage?”, bijt ze van zich af. Als vervolgens Elles encyclopedische kennis van mode en cosmetica doorslaggevend blijkt voor de verdediging in een moordzaak, schudt ze Warner af als duffe ballast en leeft iedereen nog lang en gelukkig – een sprookje inderdaad. Maar waarom het zo goed toeven is in Legally Blonde, is omdat Elle naast doortastend zo lief is; voor de onhandige dikke medestudent, voor haar liefdesrivaal én voor de verlegen nagelstyliste. En diens hond. Met als kerstboodschap dat iedereen zichzelf mag zijn, en dat eerste indrukken ook maar precies dat zijn; eerste indrukken. Daarna begint het pas.

Elsje Jorritsma

De viking-muziek van Wardruna: bossen en mist

Hendrik Spiering over de Noorse folkgroep Wardruna

De afgelopen jaren verscheen de Noorse folkgroep Wardruna in mijn leven. Ik weet niet eens hoe, via suggesties van Spotify denk ik. Op hun cd’s staan prachtige runen. Ik zal toch niet onbewust streven naar rehabilitatie van misdadige Vikingen? De muziek is donker. Veel trommels, samenzang, draailier, toeters en zelfs mondharp! Ik hou van de trance-achtige traagheid van Wardruna en hun mysterieuze Noorse zang. Intense muziek en toch relaxed. In de muziek hoor ik bossen, mist en gletsjers, barre koude en een knapperig haardvuur. Muziek mag diepe emoties bespelen, het hoeft niet allemaal te ‘kloppen’. Ik heb ook een zwak voor Mongoolse muziek. Dat maakt me nog geen fan van Dzjengis Khan.

Je kan zeggen dat ik wakker werd toen ik hoorde dat de groep meespeelde in de Amerikaanse sensatieserie Vikings. En verdomd, daar zitten ze: prachtige muziek makend op de steiger van het dorpje Kattegat als Earl Ragnar in zijn schitterende ranke zeilschip voor de zoveelste keer terugkomt van een plundertocht.

Juist die eerste seizoenen van die behoorlijk gewelddadige serie vond ik – binnen de grenzen van de Amerikaanse televisiecultuur – historisch best goed gedaan. Die wilde Vikingen hebben wel er degelijk een innerlijk leven, het zijn gewone mensen in soms vreemde omstandigheden. De serie toont ook hoe onderlinge concurrentiestrijd zo’n krijgerscultuur kan aanjagen.

En dat sommige mannen (en vrouwen!) economische kansen zagen in plundering overzee is best begrijpelijk. De meesten bleven trouwens thuis. De hoofdpersoon Ragnar, zeer zeitgemäss gespeeld door een hipster-type met geheimzinnige blik, vond ik in die eerste seizoenen overtuigend. Misschien moest ikzelf in moeilijke gesprekken ook zo afwezig diepzinnig gaan kijken.

Onder Tolkienfans heeft het gedicht faam omdat vrijwel alle dwergennamen uit de Hobbit uit dit lied komen: Thorin, Gloin, Fili, Kili, Dwalin, Gloin, Dori, Nori, Ori, Bifur, Bofur én Bombur

Het knaagde wel. Op internet zag ik typeringen van Wardruna als „soundtrack van heidense religieuze rituelen”. En vorige maand vroeg dus de NRC-cultuurredactie of ik niet een stukje kon tikken over „folkmetal met trollen en dwergen en zo”. Want daar was ik toch van?

Tijd om de teksten te gaan lezen.

Wardruna heeft zelfs de Völuspá op muziek gezet! Dat is een Oud-Noorse ‘zang van de zieneres’, uit de tiende eeuw, midden uit de Vikingtijd dus. De zang behandelt in sneltreinvaart de hele geschiedenis, van schepping tot het einde der tijden. Onder Tolkienfans heeft het gedicht faam omdat vrijwel alle dwergennamen uit de Hobbit uit dit lied komen: Thorin, Gloin, Fili, Kili, Dwalin, Gloin, Dori, Nori, Ori, Bifur, Bofur én Bombur: allemaal dwergen uit een duizend jaar oud Noors lied.

Nu ik weet wat Wardruna’s frontman Einar Selvik zingt, vind ik het zelfs nóg mooier. „De zon zal zwart worden, de aarde zinkt in zee, hete sterren worden uit de hemel gesmeten. Woedend groeien stoom en de vlam die het leven geeft, tot het vuur dat in de hemel zal reiken.” Eindtijdpoëzie waar de christenen nog een puntje aan kunnen zuigen! Het gedicht wordt door Selvik mooi dun gezongen met slechts een harp als begeleiding. Het hoeft niet bombastisch.

Inspiratie door het verleden kan prachtige kunst opleveren. Zelfs de toparcheoloog van de Vikingtijd, de Brit Neil Price, laat zich meeslepen door die oude cultuur van het Noorden. „De Viking-geest staat tegenwoordig ver van ons af, maar soms is ze bijna grijpbaar”, stelt hij in zijn standaardwerk over de Noormannen. „Als we ’s nachts door een bos lopen, of de maan op zien komen over een veld zwart van IJslandse lava, of de lente begroeten in het zinderend stille water van een meertje, dan kunnen we die geest voelen werken, in een kort moment.”

In februari speelt Wardruna in Utrecht. Ik zal er zijn.

Hendrik Spiering

Echt alles is verrukkelijk aan Cecilia & Bryn in Glyndebourne

Roelie Fopma over Cecilia Bartoli en Bryn Terfel

Er zijn van die concerten waar je graag bij had willen zijn: Queen op Live Aid (1985), Montserrat Caballé als Bellini’s Norma in Orange (1974), Nightwish op Wacken Open Air (2013). In dat rijtje passen ook Cecilia Bartoli en Bryn Terfel, die in 1999 een concert gaven in het Glyndebourne Opera House.

Werkelijk alles klopt aan dat concert. Dat begint al met de jaloersmakend mooie jurk die Bartoli draagt: nachtblauwe zijde en kant met her en der een glittertje: net genoeg sprankel voor haar karakter, eindeloos chic voor de gelegenheid. En dan heeft ze haar mond nog niet eens opengedaan.

Want deze avond staat volledig in het teken van de schoonheid van de menselijke stem – het oudste en toch eigenlijk mooiste muziekinstrument. Het uitstekend spelende orkest, het London Philharmonic Orchestra onder leiding van dirigent Myung-Whun Chung, de gekozen componisten die vooral schreven om de stem te laten schitteren (Mozart, Rossini, Haydn, Donizetti, Händel): alles ten dienste van Bartoli en Terfel, die zich mogen uitleven.

En dat doen ze. Beiden zijn dan even in de dertig, wanneer de stem nog leeftijdloos mooi en jeugdig is, én zangers van hun kaliber de ervaring hebben om met hun stem te kunnen spelen.

Daar komt bij dat beide sterren een natuurlijke charme hebben waarmee ze ongedwongen contact maken met de toeschouwers. Die laten zich maar al te graag betoveren door de stralende glimlach van Bartoli en de subtiele grapjes van Terfel.

Zo veel schoonheid doet je even alles vergeten

De acteurs in hen kunnen met de kleinste rekwisieten een hele operascène oproepen. Het flesje met ‘liefdesdrank’ in Donizetti’s L’elisir d’amore, het opschrijfboekje van Leporello (helaas geen leporello) in Mozarts Don Giovanni. En het toppunt: een uit de podiumdecoratie getrokken bloem die Terfel schijnbaar achteloos maar uiterst vilein kaalplukt, blaadje voor blaadje. Waarmee hij meer dan duidelijk maakt dat zijn rokkenjagende Don Giovanni weliswaar een huwelijk belooft, maar iets heel anders van plan is met Bartoli’s piepjonge, maar niet domme en dus nog lang wantrouwige Zerlina.

En natuurlijk, niet te vergeten: ze zijn gezegend met stemmen van de buitencategorie, die ook nog eens perfect bij elkaar passen. De kwinkelerend hoge mezzo van Bartoli mengt zich met de zalig donkere bariton van Terfel tot één glorieuze klank. Wat een verrukkelijk paar.

Zo veel schoonheid doet je even alles vergeten, dit concert pakt moeiteloos je onverdeelde aandacht. Enige minpuntje: het is in een oogwenk voorbij, na een kleine anderhalf uur en één toegift. Live was het laatste applaus onherroepelijk, maar gelukkig is er de opname, en kun je gewoon terug naar het begin.

Roelie Fopma

Romeo en Julia in de kimchi-kelder

Paul Steenhuis over Zuid-Koreaanse tv-series.

Zuid-Koreaanse tv-series zijn verslavend. Netflix biedt dit tv-genre, ook wel K-Drama genoemd, in ruime mate aan. Deze Koreaanse liefdesdrama’s en komedies zijn uitstekend geschikt voor escapistische bingewatch-sessies. Dat vind ik niet alleen – ze zijn wereldwijd enorm in populariteit gegroeid de laatste jaren.

Het beste instap K-Drama is de tv-serie Crash Landing On You uit 2020, dat vier ballen in NRC kreeg. Het is een meeslepend liefdesdrama en komedie ineen over een jonge succesvolle Zuid-Koreaanse zakenvrouw. Om de stress van haar topbaan en opdringerige zakenfamilie te ontvluchten, gaat ze een dagje paragliden, vliegen met een reuzenvlieger, in de bergen benoorden Seoul.

Een onverwachte wervelstorm brengt haar over de grens en ze landt, bewusteloos, in een boom in de gedemilitariseerde zone van Noord-Korea. Daar vindt een sympathieke kapitein van het Noord-Koreaanse grensleger haar en redt haar uit de boom. Tegen de regels van het strenge Noord-Koreaanse regime in, besluit hij haar te verbergen en te helpen om terug te keren naar het zuiden.

Dan ontspint zich zestien afleveringen lang niet alleen een Romeo-en-Julia-achtig liefdesdrama, maar ook een spannend thrillerachtig avontuur met corrupte Noord-Koreaanse militairen en misdadig konkelende Zuid-Koreaanse zakenlui, vol onverwachte plotwendingen. En humor. Bovendien krijg je een opmerkelijk kijkje in het alledaagse leven in Noord-Korea. Er werkten gevluchte Noord-Koreanen mee aan het scenario van Crash Landing On You.

Een onverwachte wervelstorm brengt haar over de grens en ze landt, bewusteloos, in een boom in de gedemilitariseerde zone van Noord-Korea

De acteurs spelen uitstekend, en de serie, in de eerste plaats gemaakt voor de thuismarkt van ruim 50 miljoen Zuid-Koreanen, is erg spannend in elkaar gestoken. Als de opgejaagde Zuid-Koreaanse Julia (Yoon Se-ri) zich in een kimchi-kelder verstoppen moet, wil je de volgende aflevering zien hoe dat afloopt. (Kimchi is Korea’s nationale gerecht, pittig gefermenteerde groente).

De romantische scènes in K-Drama mogen dan wel wat trager, zoeter en traditioneel hoffelijker (of preutser) zijn dan in Westerse series, er zijn opvallend veel Koreaanse tv-series waarin baanbrekende vrouwen de voornaamste rol spelen. Zoals in Extraordinary Attorney Woo, waarin een jonge autistische vrouw als advocate een baan op een groot advocatenkantoor in Seoul verovert. Of het prachtig vormgegeven kostuumdrama Rookie Historian over een jonge vrouw die begin 19de eeuw het tot geschiedschrijfster van de Koreaanse koning schopt. En dat in een strenge mannenmaatschappij waarin mannen doorzichtige hoeden van paardenhaar dragen en „vrouwen niets verkeerds of uitstekends mogen doen”, zoals de aanstaande historica te horen krijgt.

Overigens bevatten K-Dramaseries ook voor Koreanen zelf exotische, escapistische momenten: zo bevat Crash Landing On You scènes die spelen in dromerige Zwitserse berglandschappen – een plek waar Zuid-Koreaanse toeristen graag komen, om even aan hun Koreaanse besognes te kunnen ontsnappen.

Paul Steenhuis

Lees verder…….