Banengroei in de Randstad gaat tot nu toe niet ten koste van de rest van het land

Een steeds groter deel van de banen bevindt zich in economische kerngebieden en steden, zoals de Randstad en Eindhoven. Toch gaat die verschuiving niet ten koste van de werkgelegenheid in de rest van Nederland. Bijna overal nam het aantal banen tussen 1996 en 2022 toe, concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) donderdag in een rapport over de veranderende verdeling van werkgelegenheid in Nederland.

Het onderzoek schetst een nieuw beeld over de gevolgen van de toenemende concentratie van banen voor de rest van Nederland. Gevreesd wordt dat die verschuiving ten koste gaat van de werkgelegenheid elders, waarop inwoners besluiten te verhuizen en het voorzieningenaanbod voor de achterblijvers verschraalt. Maar die veronderstelling klopt niet, stelt het PBL.

Het bureau nuanceert ook het beeld dat banen zich massaal concentreren in de hele Randstad. Het is vooral Amsterdam dat binnen die regio de grote banenmotor is, met name in de financiële- en dienstensector. In meerdere Randstedelijke gemeenten, waaronder Rotterdam, bevindt zich in 2022 juist een kleiner aandeel van alle banen in Nederland dan in 1996. Tegelijk zijn er gemeenten buiten de Randstad waar dat aandeel juist groeide, en dat zijn volgens het PBL niet alleen stedelijke gebieden.

Amsterdam is ook de gemeente waar de werkgelegenheid in de afgelopen decennia in aantallen het sterkst toenam, met 285.000 banen. In vijftien gemeenten lag het aantal banen in 2022 wel lager dan in 1996. Het gaat om zowel gemeenten aan de randen van het land (Brunssum, Den Helder, Vlissingen, Weert, Hulst, Geertruidenberg en Eemsdelta) als gemeenten in de Randstad (Leidschendam-Voorburg, Rijswijk, Heemstede, Bloemendaal, Zoeterwoude, Drechterland en Aalsmeer).

Baankans

Een toename van het aantal banen betekent niet automatisch dat de kans op een baan voor een individuele inwoner ook stijgt. Als de bevolking in een regio sneller toeneemt, neemt de baankans in theorie juist af. Maar dat was volgens het PBL tussen 1996 en 2022 nergens het geval. Het aantal beschikbare banen per inwoner binnen een bereisbare afstand van 25 kilometer nam overal toe. Wel zijn de regionale verschillen in het aantal beschikbare banen per inwoner iets toegenomen, omdat rondom de gemeenten Amsterdam, Utrecht en Zwolle het aantal banen sneller groeide dan het aantal inwoners. In het zuidwesten van Nederland gingen die twee nagenoeg gelijk op.

Bevolkingskrimp is weliswaar een probleem voor het voorzieningenniveau, maar het is maar de vraag of het tegengaan van de ruimtelijke concentratie van banen helpt bij de aanpak van dat probleem. Beleid kan volgens het PBL beter direct gericht zijn op ongewenste omstandigheden, zoals de sluiting van winkels en zorginstellingen. Wel kan een toenemende ongelijke verdeling van banen volgens het instituut politiek ongewenst zijn, ongeacht of het negatieve gevolgen heeft. Het is daarbij de vraag in hoeverre de politiek daadwerkelijk in staat is om die ontwikkeling te remmen. De overheid kan publieke instellingen over het land verspreiden, maar niet particuliere bedrijven dwingen om zich elders te vestigen.

Het PBL heeft in het onderzoek geen rekening gehouden met eventuele regionale verschillen in de kenmerken van de banen, zoals het uurloon, aantal uren per week of het type contract. Het kan bijvoorbeeld zo zijn dat in een bepaalde regio werkgevers meer tijdelijke contracten aanbieden, waardoor de doorgroeimogelijkheden er beperkter zijn dan elders. Een nieuwe studie moet uitwijzen of de regionale verschillen in het type banen in de loop der jaren zijn veranderd.