Arme en rijke landen diep verdeeld over fonds voor klimaatschade

Het was dé doorbraak op de klimaattop in de Egyptische badplaats Sharm-el-Sheikh eind vorig jaar: het openen van onderhandelingen over ‘loss and damage’, een schadefonds waaruit ontwikkelingslanden gecompenseerd kunnen worden als ze te maken krijgen met extreme droogte, overstromingen en andere gevolgen van klimaatverandering. Het lijkt niet meer dan rechtvaardig om zo’n fonds in het leven te roepen. Want een land als Malawi wordt wel zwaar getroffen door de opwarming van de planeet, maar heeft daar zelf amper aan bijgedragen – en heeft niet het geld om zichzelf te beschermen.

Het openen van onderhandelingen over dit gevoelige thema werd vorig jaar gevierd als een grote doorbraak. Eindelijk was het gelukt om het verzet van geïndustrialiseerde landen tegen een schadefonds te breken. Wel beseften de onderhandelaars dat er nog een lange weg te gaan is, voordat er daadwerkelijk een akkoord ligt. Die vrees is het afgelopen weekeinde bevestigd. In de Egyptische stad Aswan zijn de onderhandelingen – na vier gespreksrondes in het afgelopen jaar – mislukt.

Over anderhalve week wordt nog een ultieme poging gedaan om het eens te worden voordat eind november de klimaattop in Dubai begint. Zonder overeenstemming vooraf zal het onderwerp naar de top zelf worden doorgeschoven, waar het alle andere thema’s, met name de noodzakelijke afspraken over een snellere reductie van broeikasgassen, dreigt te overschaduwen.

„Dit gaat veel verder dan alleen het mislukken van gesprekken – het is een direct verraad aan kwetsbare gemeenschappen over de hele wereld”, zei Harjeet Singh, van Climate Action Network waarin tientallen milieugroepen samenwerken, daarom na afloop van de gesprekken in Aswan. „De historische verantwoordelijkheid van de ontwikkelde landen, die het meest significant hebben bijgedragen aan de klimaatcrisis, kan niet over het hoofd worden gezien.” Het falen van de onderhandelingen toont volgens Singh de diepe kloof tussen arme en rijke landen over dit onderwerp.

Juridische aansprakelijkheid

Die kloof bestaat al heel lang en is ook terug te vinden in het Klimaatakkoord van Parijs uit 2015. Daarin is een hoofdstuk gewijd aan ‘loss and damage’. Hoewel het een tamelijk vrijblijvende tekst is, gingen rijke landen pas akkoord na de nadrukkelijke toevoeging dat er nooit enige juridische aansprakelijkheid uit zou kunnen volgen. Rijke landen vrezen dat ze financieel verantwoordelijk worden gesteld voor allerlei toekomstige klimaatrampen.

De onderhandelingen gaan alleen nog maar over hoe het fonds moet worden gestructureerd. Wie is verantwoordelijk voor het beheer? Waar komt het hoofdkantoor? Welke landen kunnen aanspraak maken op een bijdrage? En hoe ziet zo’n bijdrage eruit? Is het een schenking of een lening? Wie moeten betalen?

De Verenigde Staten en de Europese Unie zouden het liefst zien dat de Wereldbank het schadefonds gaat beheren. Daar bestaat al veel expertise op het gebied van klimaatfinanciering. Bovendien houden zij dan zicht op wat er met eventuele fondsen gebeurt, want de Wereldbank werd na de Tweede Wereldoorlog opgericht door de VS en westerse geallieerden en wordt nog steeds door die landen gedomineerd.

Lening of gift

Ontwikkelingslanden voelen er daarom niets voor het fonds bij de Wereldbank onder te brengen. Ze associëren de bank met leningen en niet met giften en vrezen dat de VS te veel invloed zouden krijgen. „We kennen de geschiedenis. We kennen de politiek. We kennen de manipulaties”, zei Pedro Cuesta, de huidige Cubaanse voorzitter van de G77, een groep van ruim 130 ontwikkelingslanden die samenwerken binnen de Verenigde Naties. „We worden geconfronteerd met een olifant in de kamer en die heet de VS. De Wereldbank is niet de instelling die dit het beste kan en die voldoet aan wat we zoeken voor dit fonds.”

Volgens Christina Chan, adviseur van de Amerikaanse klimaatgezant John Kerry, is het onderbrengen van het fonds bij de Wereldbank alleen maar bedoeld om zo snel mogelijk van start te gaan. De beschuldiging van obstructie noemde zij „onjuist, en zelfs onverantwoordelijk”. De voortgang zou juist door de G77 worden geblokkeerd, vooral door China en Saoedi-Arabië die lid zijn van die groep en met dit soort valse beschuldigingen alleen maar hun eigen verantwoordelijkheid willen ontlopen. Binnen de klimaatonderhandelingen gelden beide landen nog steeds als ontwikkelingsland. Aan die status moet zo snel mogelijk een einde komen, vinden de Amerikanen.

Lees ook dit interview met de directeur van het WRI

<strong>Honderden Pakistanen</strong> waden door het water na de zwaarste overstromingen in de geschiedenis van het land.

Het geruzie kan de klimaattop in Dubai flink ontregelen. „De onderhandelingen zouden kunnen ontsporen”, waarschuwt Preety Bhandari van het World Resources Institute, een grote Amerikaanse klimaatdenktank, „als de prioriteiten van de ontwikkelingslanden op het gebied van de financiering van verlies en schade niet goed worden aangepakt.”