Als de koning jaagt op het Kroondomein, dan móét Harry Voss het weten

Jacht Al ruim dertig jaar controleert activist Harry Voss in het Kroondomein of en hoe koning Willem-Alexander er jaagt. „Die koning is wel hardnekkig zeg.”



Foto Pepijn Kouwenberg

‘Sorry Harry, nog één laatste vraag. Ben je thuis?” „Net thuisgekomen, maar het scheelde niet veel.” „Wat is er gebeurd dan?” „Gevallen.” „In het Kroondomein?” „Ja, op weg terug naar huis. Ik liet mijn stuur even los en toen, wham!”

„Pijn?”

„Vooral een vieze jas en broek, als Gerry het maar niet ziet.”

Harry Voss (70) bezoekt het Kroondomein twee keer per week, maar de laatste maand dagelijks. Hij wil weten of de koning er gaat jagen. En als je dan niet iedere dag gaat controleren, zul je net zien dat de koning er is als jij even een dagje rust neemt.

Tussen 15 september en 25 december gaat het Kroondomein dicht. Alleen op een aantal hoofdpaden mag je nog komen. Dat is om de jeugd zonder omwegen naar de Apeldoornse scholen te kunnen laten gaan. En op dat hoofdpad fietst Harry Voss. Heel soms schiet hij wel eens een zijpad in, als hij vermoedt dat er iets gebeurt wat niet mag, zoals lokvoer gebruiken tijdens het jachtseizoen. Hij riskeert dan een boete. Hij kreeg er ooit twee van zestig gulden.

Ze zagen me staan. ‘Jij ook weer hier?’, zeiden ze

„Gulden?”

„Ja, ik denk dat ze er sindsdien geen meer durven uit te schrijven.” Harry Voss lacht. Hij lacht op een goedmoedige manier. Bijna te goedmoedig voor een activist. Want dat is hij. Een activist met een fluwelen gemoed. „Ik kom wel eens in stukjes bos waar ik officieel niet mag komen. En in september trof ik er een volle bak met brokjes aan. De volgende dag was de bak leeg en de dag daarna weer gevuld. Ik ben blijven kijken en begin november, op weg erheen, reed er een karretje met precies die voerbakken erin over het hoofdpad. Daar ben ik achteraan gereden. Bij de woning van de beheerder werden die bakken uitgeladen. Ze zagen me staan, maar toen had ik ze al gefotografeerd. ‘Jij ook weer hier?’, zeiden ze. Dat zijn heerlijke momenten, want lokvoer is bedoeld voor tellingen in het voorjaar. Niet om dieren te lokken tijdens het jachtseizoen, en al helemaal niet om ze op die plekken te schieten. Dat is verboden.”

Harry Voss
Foto’s Pepijn Kouwenberg

Kroondomein Het Loo is aan de Nederlandse staat geschonken door koningin Wilhelmina in 1959 onder de voorwaarde dat het beheer in handen bleef van het Koninklijk Huis. Het bos was voor het volk, de vruchten voor de koning. Inmiddels is er een flinke discussie ontstaan over de subsidie die voor het beheer wordt gegeven.

Subsidies voor beheer gelden over het algemeen voor gebieden die, met uitzondering van een week, het hele jaar geopend zijn. Maar het Kroondomein gaat honderd dagen dicht. Daarom vraagt de koning voor dat gebied geen subsidie meer aan, alleen voor het gebied dat is opengesteld. Voor Voss maakt het allemaal niets uit. Hij wil gewoon dat Willem-Alexander stopt met jagen. Wat de koning volgens de Rijksvoorlichtingsdienst één dagdeel per jaar doet.

Al meer dan dertig jaar doorkruist Voss het gebied. Je zou het obsessief kunnen noemen, maar volgens Voss is het een missie. Een missie die hij wil volhouden tot hij er bij neervalt. „Al word ik weleens moe, ja. Ik denk telkens: nog twee of drie jaar. Maar die koning is wel hardnekkig, zeg.”

Foto’s Pepijn Kouwenberg

Blind vertrouwen

Harry Voss houdt van alle dieren, maar van zwijnen het meest. Hij vindt ze mooi, intelligent, grappig. Hij noemt ze de nozems van het woud.

„Als mensen het over zwijnen hebben, dan gaat het altijd over schieten en eten. Dat het een lelijk dier is. Dat het overlast veroorzaakt. Maar ze zijn prachtig en de natuur heeft jagers helemaal niet nodig. Als er weinig te eten is worden er minder zwijnen geboren. En de zwakkere exemplaren overleven de winter niet. Dat gaat allemaal vanzelf. Dus hou ik de boel hier in de gaten.”

Jagen is legaal, dat weet hij heus wel, maar het geeft de dieren volgens hem stress en er is veel leed. „Tijdens de jacht vorig jaar liepen moeders met hun jongen verdwaasd over het fietspad. Ze gingen niet eens meer opzij voor wandelaars en fietsers. Even verderop in het domein werd er gejaagd. Ik weet zeker dat de koning daarbij betrokken was. Traditiegetrouw jaagt hij in de week van Prinsjesdag. En toen ik die bewuste dag op het pad stond te posten, het pad dat vanuit het bos voert naar paleis Het Loo, ging er een auto vol in de rem en stoof daarna achteruit. Want ik stond klaar met mijn camera. Je weet het niet zeker, maar ik heb zoveel ervaring, dat ik toch zeker weet dat de koning in die auto heeft gezeten.”

Voss kent, zegt hij, iedere boom in het Kroondomein, elke jachthut, alle boswachters. De familie van zijn vaders kant bestond uit jagers. Voss was de enige die er niets van wilde weten. Tijdens begrafenissen vroegen zijn neven en ooms altijd naar zijn geitenwollen sokken die hij niet droeg, maar al had hij ze wel gedragen, ze maakten er altijd grappen over. Hij was blij dat op een goed moment alle tantes en ooms dood waren, dan hoefde hij er niet meer naartoe. Het vreemde is dat zijn bemoeienis met het Kroondomein begon uit sympathie voor een stroper.

„Ik hielp als elfjarig jochie de kruidenier aan de overkant met het rondbrengen van de boodschappen en zodoende kwam ik bij ome Reint terecht. Ome Reint was goed met zijn geweer. Hij gaf me een lucifer, zei dat ik een eindje verderop moest gaan staan en die lucifer tussen mijn duim en wijsvinger in de lucht moest houden. Ik deed gewoon wat hij zei. Hij telde tot drie en páf, hij schoot zo die lucifer tussen mijn vingers uit. En het rare is dat ik hem iedere week weer vroeg die lucifer weg te schieten. Ik had er een blind vertrouwen in.

„Maar op een dag zei hij dat ik de week erop niet hoefde te komen want hij moest een straf uitzitten. Ze hadden hem gesnapt bij het hek van het Kroondomein. Daar had hij een strik gezet. Dus aan de ene kant van het hek werd je opgepakt en aan de andere kant mochten leden van het Koninklijk Huis jagen. Dat vond hij oneerlijk. Ik heb dat verhaal altijd onthouden. Dat verschil tussen mensen en waar je vandaan kwam. Bij ome Reint begon het gevoel van onrecht.”

Foto’s Pepijn Kouwenberg

Steeds activistischer

En daar kon hij vroeger al niet tegen, „vroeger sloeg ik er op los”, zegt hij. „Ik ben van alle scholen afgetrapt. Deed een leraar iets wat ik onrechtvaardig vond, dan ging ik eropaf. De eerste leerkracht die met mij te maken kreeg was mijn kleuterjuf. Mijn moeder moest me al ophalen van school toen ik vier of vijf was. Later vertelde iemand me dat ik het ook met woorden afkon. Dat was wel een goeie tip.”

Voss ontmoette zijn vrouw Gerry bij de HEMA waar hij ooit werkte als afdelingschef. Zij werkte er op de administratie. Toen ze trouwden spraken ze met elkaar af: Gerry doet vrijwilligerswerk voor de mensen en Harry voor de dieren. En zo is het gebleven. Gerry had alleen niet gedacht dat haar man steeds activistischer zou worden en zijn taken zo consequent zou uitvoeren. Voss begon klein en dicht bij huis. Hij was naar eigen zeggen de eerste die in Nederland een hele weg liet afzetten om padden in het voorjaar veilig te laten oversteken. Hij organiseerde natuur- en milieumanifestaties rond zijn woonplaats Apeldoorn en sloot zich aan bij de Faunabescherming. En zo kwam hij bij het Kroondomein terecht. En terug bij zijn herinnering aan ome Reint. Sindsdien is het Kroondomein zijn werkplek, zijn thuis tussen de zwijnen.

Zelfs de beheerders van het Kroondomein groeten hem. Sterker: ze nodigen hem weleens uit voor een kopje thee en dan hoort hij nog eens wat, over de wolf bijvoorbeeld, of over hoe ze denken over zijn aanwezigheid in het Kroondomein.

„Ze vertellen me soms dingen in vertrouwen. Niet iedereen is hier tegen de komst van de wolf bijvoorbeeld. Al moeten ze dat wel naar buiten uitdragen. Een van die beheerders zei: ‘Mooi, hè, die wolf?’ Daar ben ik dan blij om, want ik vind het schitterend. Wolven zijn betere jagers dan die beheerders. En vorig jaar zei iemand tegen me: ‘Harry, je denkt wel dat het vechten tegen de bierkaai is wat je hier doet, maar je houdt ons echt wel scherp. Ik kan je verzekeren dat jouw aanwezigheid op de Veluwe ervoor zorgt dat we alles beter inkleden.’ En de directeur van Het Nationale Park De Hoge Veluwe nodigde me persoonlijk uit om mee te gaan met de jagers om wild te tellen. Dat tellen doen ze om te weten hoeveel dieren ze kunnen afschieten. Maar sinds de komst van de wolf zie ik hier nog maar heel weinig zwijnen, dus die doet zijn werk heel goed.”

Zelf zag Voss lange tijd geen wolf terwijl bijna iedereen uit zijn omgeving er al een had gezien. Dus op een ochtend in september gaf hij zich nog twee weken de tijd. Hij fietste heel vroeg naar het Kroondomein. Daar aangekomen was het in de eerste bocht al raak. Daar stond een wolf met zijn rug naar hem toe gekeerd. „De wolf draaide alleen zijn kop, keek mij aan en liep toen rustig weg.”

Gruis in het slot

Zo lang het nodig is gaat Voss verder met zijn strijd tegen de koninklijke jacht. Hij krijgt daarbij hulp van anderen, mensen die net als Voss vinden dat het Kroondomein het hele jaar geopend moet zijn. Op dagen dat er wordt gejaagd, of beheerd zoals het officieel heet, is Voss er aanwezig met soms wel tien vrijwilligers. Als de koning er met een gezelschap bij is, tegenwoordig minder vaak dan vroeger toen zijn opa, prins Bernhard, ook nog jaagde, is er ook beveiliging in het bos aanwezig. Dan worden Voss en zijn mensen gevolgd door auto’s. „Als we met zijn vieren zijn zit er één auto achter ons aan, splitsen we op, komt er een tweede auto bij. Splitsen we weer, weer een auto, soms tot wel tien auto’s en motoren aan toe.”

Ook buiten het Kroondomein fietst Voss wat af. Jachthutten laat hij staan, maar ze fotograferen mag. En ook het plaatsen van die beelden op de sociale media is niet strafbaar. Vaak liggen die jachthutten de volgende dag wel om. Of er zit wat gruis in het slot. „Ik ben niet de enige die de jacht niet zo ziet zitten, hè?”

Maar als hij door het Kroondomein fietst, of elders over de Veluwe, overvalt hem ook weleens het gevoel van groot geluk. Dan ziet hij wel dertig kleuren bruin in een beuk. En af en toe een wolf. Zijn teller staat nu op vijf.

Zijn vrouw maakt zich weleens ongerust over die lange fietstochten van haar man. Elfduizend kilometer tot nu toe in 2022 en hij is eerder al eens gevallen. Maar stoppen is voor Harry Voss geen optie, niet als je het geweten van de Veluwe wil zijn.

„Wat was je laatste vraag dan?”, vraagt Voss.

„Of je zelf iets van een wild zwijn, een nozem, in je hebt. Dat wilde ik nog weten.”

„Hahaha. Misschien wel.”

„Hoe dan?”

„Dat ik altijd denk: kom maar op, wie doet me wat.”

Lees verder…….