‘Advocaat van de moordenaars’ streed onvermoeibaar tegen de guillotine

In de Assemblée Nationale hangt op 17 september 1981 een gewijde stilte als Robert Badinter, die vrijdag overleed, het spreekgestoelte bestijgt. De Franse minister van Justitie is in het parlement om een van de belangrijkste verkiezingsbeloftes van de in mei van dat jaar aangetreden linkse president François Mitterrand te verdedigen: de afschaffing van de doodstraf. De guillotine werd in Frankrijk in 1977 voor het laatst gebruikt, maar op papier is onthoofding bij levensdelicten dan nog altijd een mogelijkheid. Een wetswijziging moet daar een eind aan maken.

Frankrijk, oreert Badinter, was een van de eerste landen die marteling formeel verbood, een van de eerste landen ook die de slavernij afschaften. (Overigens voordat die een paar jaar later weer ingevoerd werd.) Hoe kan het dan tot de laatste westerse landen behoren met de doodstraf? Hij citeert Verlichtingsdenkers en volksvertegenwoordigers die zich in de eerste jaren na de Revolutie van 1789 op grond van de Verklaring van de rechten van de mens al tegen de doodstraf keerden. „Deze justitie die mensen uitschakelt, deze justitie van angst en dood wijzen we af […]. Dit is voor ons anti-justitie, omdat hier de passie en de angst het winnen van de rede en de menselijkheid”, betoogt Badinter. „Straks zal, dankzij u, de Franse justitie niet langer doden.”

Zijn toespraak is beroemd geworden en fragmenten waren de laatste veertig jaar met grote regelmaat op de Franse televisie te zien. Dat was voor een deel te danken aan Badinter zelf. De strijd tegen de doodstraf was de strijd van zijn leven geworden en hij hield die zelf met publicaties en publieke optredens levendig. Hij werd er het mensenrechtengeweten van Frankrijk mee. Wie hem wilde interviewen over actuele politieke kwesties kreeg meestal nul op het rekest. Voor een interview over zijn strijd tegen de doodstraf maakte hij daarentegen altijd tijd vrij.

Gewetensvol boek

Badinter groeit in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog op in een Joodse familie in Parijs. Zijn vader wordt in 1943 opgepakt bij een razzia in Lyon – in het volgens het collaborerende Vichy-regime ‘vrije Frankrijk’ – en op transport gezet naar Sobibor, waar hij kort na aankomst overlijdt. De jonge Robert duikt met zijn moeder onder in de Alpen. Na de oorlog studeert hij literatuur en rechten in Parijs, en later met een beurs ook in de Verenigde Staten. In 1951 vestigt hij zich als advocaat. Na een eerder huwelijk trouwt hij in 1966 met Élisabeth Bleustein-Blanchet, de in navolgende jaren als Élisabeth Badinter bekend geworden feministe.

Met een zaak in 1972 begint zijn strijd tegen de doodstraf. Hij verdedigt dan de oud-militair Roger Bontems die samen met celgenoot Claude Buffet berecht wordt omdat ze bij een gijzeling in de gevangenis een bewaker en een verpleegster gedood hebben. Beiden worden veroordeeld tot de guillotine, terwijl Badinter aannemelijk weet te maken dat alleen Buffet de twee feitelijk gekeeld heeft. De Franse staat heeft dus iemand geëxecuteerd die zelf niet iemand van het leven beroofd heeft – Bontems. Zijn gewetensvolle boek over het proces, L’Exécution (1973), wordt een bestseller.

Plastisch beschreven executie

Als in 1976 de van een gruwelijke kindermoord verdachte Patrick Henry moeite heeft een advocaat te vinden, werpt Badinter zich op. Hij slaagt erin om van het proces, een jaar later, een proces tegen de doodstraf an sich te maken.

Badinter in 2021 bij de herdenking van veertig jaar afschaffing van de doodstraf in Frankrijk.
Foto Ian Langsdon/EPA

Gedetailleerd en plastisch beschrijft Badinter, met hulp van opgeroepen getuigen, de onthoofdingen van Bontems en Buffet. Hij memoreert „het kabaal dat het mes maakt dat een levende man in tweeën hakt” en beschrijft de enorme hoeveelheid bloed die vervolgens over de binnenplaats van de gevangenis spuit. Hij wijst de juryleden op hun persoonlijke verantwoordelijkheid: „Het is niet de beul die de guillotine klaarzet, dat bent u.” En hij loopt de argumenten voor de doodstraf een voor een af. Zou die werkelijk een afschrikkend effect hebben, dan had Frankrijk lagere misdaadcijfers moeten hebben dan buurlanden zónder doodstraf. Henry mag dan niet meer in staat zijn tot recidive, zegt hij, „maar als u hem in tweeën hakt, dan zal dat niemand anders tegenhouden”.

Patrick Henry (midden), verdacht van ontvoering en moord van een zevenjarig kind, wordt door politieagenten begeleid na zijn arrestatie in Troyes op 18 februari 1976.
Foto AFP

Terwijl een woedende menigte voor het Paleis van Justitie in het stadje Troyes „Dood aan Patrick Henry” scandeert en voorafgaand aan het proces zelfs leden van de regering zich voor zijn onthoofding hebben uitgesproken, slaagt Badinter erin de jury te overtuigen. Zeven van de twaalf leden stemmen voor zijn executie; acht waren er nodig geweest. Henry, die onmiskenbaar schuldig was, krijgt levenslang. Hoewel de guillotine in navolgende jaren nog wel een paar keer is gebruikt, wordt dit proces gezien als het begin van het einde voor de Franse doodstraf.

Lees ook Laatste Franse guillotine kan nu in museum

Het bezorgt Badinter, prominent lid van de Parti Socialiste, in linkse kringen een heldenstatus, hoewel volgens peilingen in de jaren zeventig een ruime meerderheid van de Fransen nog altijd voorstander van de doodstraf is. Na het proces krijgt hij jarenlang doodsbedreigingen, er ontploft zelfs een bom bij zijn huis in Parijs. Als Mitterrand hem in 1981 aanstelt als minister noemen conservatieve kranten hem l’avocat des assassins, de advocaat van de moordenaars, symbool voor laks links. Zijn ministerschap, waarin hij een jaar na de afschaffing van de doodstraf ook de strafbaarheid van homoseksualiteit uit de wet weet te krijgen, duurt uiteindelijk vijf jaar. Daarna is hij negen jaar voorzitter van de Franse Grondwettelijke Raad.