Achterstand? Europa is juist ‘goed voorbereid op de digitale toekomst’

Begin tegen Thierry Breton niet over zwaktes, afhankelijkheden, achterstanden of gebreken. Europa, zegt de Eurocommissaris, „heeft de leiding”. En ja: dan bedoelt Breton van de wereld. En inderdaad op het gebied van digitale ontwikkeling.

Kan Europa nog meekomen als technologiemacht, vroeg NRC zich de afgelopen weken af in een serie. Amerikaanse bedrijven als Google, OpenAI en Nvidia domineren de markt, terwijl ook China met onder meer Huawei en TikTok een fors en groeiend aandeel heeft. Nieuwe innovaties en investeringen lijken soms wel alleen búíten Europa plaats te vinden, waardoor de EU steeds afhankelijker lijkt te worden van de andere grootmachten.

Breton is net terug uit Finland en vertrekt een dag later naar Slovenië en Italië: allemaal onderdeel van een tournee langs de Europese producenten van defensiematerieel. Recent was de Fransman vooral druk met het versterken van die defensie-industrie, nadat hij in 2021 een vergelijkbare missie had rond vaccinproductie.

Maar als Eurocommissaris voor de Interne Markt was Breton de afgelopen jaren ook verantwoordelijk voor het ‘versterken van de technologische soevereiniteit van Europa’. En ja: daarin is de Fransman, die er überhaupt om bekendstaat geen moeite te hebben met onbescheidenheid, geslaagd. „100 procent. Natuurlijk”, antwoordt hij op de vraag of Europa er nu beter voorstaat dan aan het begin van zijn termijn.

Belangrijker nog: Europa heeft zich volgens Breton goed voorbereid op de toekomst. Allereerst door nieuwe wetgeving die optimaal gebruikmaakt van de „nieuwe tsunami aan data” die de EU creëert, als „grootste digitale markt van de wereld”. De zogeheten ‘dataverordening’, vorig jaar aangenomen, moet de toegang tot en het gebruik van data binnen de EU gaan harmoniseren, zodat (nieuwe) bedrijven er optimaal gebruik van kunnen maken. „En omdat we de grootste industriële macht hebben, creëren we dus het grootste aantal industriële data, die we kunnen inzetten.”

Ten tweede, zegt Breton, door zich te sterken in de technologie die met deze data aan de slag gaat: de chipindustrie. „Iedereen die iets daarmee wil, wordt geschoold in Europa. En we bouwen aan de fabrieken.” De zogeheten Europese ‘Chips Act’, die onder meer grootschalige staatssteun mogelijk maakt, stimuleerde recent de bouw van onder meer chipfabrieken van Intel en TSMC in Duitsland.

Breton: „En het derde punt is natuurlijk: regels. Ik heb dertig jaar ervaring in het bedrijfsleven en als ik iets heb geleerd, is het dat je regels nodig hebt om innovatie te stimuleren. Omdat je, als je als bedrijf gaat investeren, zeker wilt zijn dat je niet te maken krijgt met rechtszaken. Dus om het digitale domein te organiseren en innovatie te stimuleren hebben we regels nodig, en wij zijn de enige democratische macht die in staat blijkt regels op te stellen en in te voeren.”

Breton doelt op de omvangrijke digitale wetgevingspakketten die in Brussel de afgelopen jaren het vlaggenschip waren van de digitale strategie. De Digitale Marktenwet moet grote techbedrijven dwingen eerlijke concurrentie toe te laten. Met de Digitale Dienstenwet worden platforms verplicht illegale content sneller te verwijderen en desinformatie te bestrijden. En de AI Act legt kunstmatige intelligentie aan banden.

Het is waar Europa traditioneel om bekendstaat: regelgeving, om daarmee mondiaal impact te hebben – bijvoorbeeld recent met die over privacy, of in eerdere jaren al over cosmetica. Maar of Europa nog steeds zo’n normsteller kan blijven, terwijl het de technologische achterstand niet inloopt, wordt door veel analisten betwijfeld.

Foto ANP

Van alle dingen die u opnoemt, staat de EU er toch vooral om bekend als eerste en de beste te zijn met het maken van regels. Maar als het gaat om onze technologische voorsprong en hoe onze bedrijven het doen in vergelijking met concurrenten elders: dan loopt Europa nog altijd flink achter.

„Ik moet u eerst corrigeren. Ik zeg niet dat we de beste regels hebben – ik ben geen evangelist. Dit zijn regels die hier democratisch tot stand zijn gekomen, we hoeven ze ook niet naar elders te exporteren. We zeggen alleen: je bent welkom als je in Europa zaken wil doen, maar we rijden hier wel aan de rechterkant van de weg. Dus als je dat niet gewend bent, moet je je aanpassen. Omdat de regels die wij hebben opgesteld belangrijk zijn voor eerlijke concurrentie, of om bijvoorbeeld onze kinderen online te beschermen.

„Maar als het gaat om het creëren van nieuwe techbedrijven – niet alleen voor chips, maar breder – ontbreekt het ons volgens mij nog aan twee dingen. Allereerst moeten we werk maken van een Europese kapitaalmarktunie. Het is nog altijd veel makkelijker in de VS geld te vinden voor de ontwikkeling van een nieuw bedrijf dan in Europa. Dat moet absoluut een van de hoofdtaken van een nieuwe Commissie worden. En ik weet dat dat moeilijk is, maar alles wat we de afgelopen jaren hebben gedaan was ingewikkeld.

En het tweede dat we nodig hebben, is een betere digitale infrastructuur. En daarmee zijn we ook al begonnen.”

Breton doelt op schetsen voor een ‘digitale netwerkenwet’ die hij onlangs presenteerde, en die ervoor moet zorgen dat digitale netwerken, bijvoorbeeld voor cloud- en edgecomputing, efficiënter en veiliger met elkaar verbonden worden op EU-niveau.

Droomt u er nog weleens van dat er een Europese Facebook, Google, Amazon of TSMC opstaat of heeft u die hoop al verloren?

„Ik ben meer een doener dan een dromer. Ik heb geen tijd voor dromen. Een visie is natuurlijk belangrijk, maar die kun je beter hebben terwijl je wakker bent. Dat gezegd hebbende: we hébben al Europese digitale platforms. En ik denk ook dat we méér bedrijven zoals Airbus of ASML zouden kunnen hebben. Natuurlijk: omdat ik geloof dat we daarvoor extreem, extreem goede capaciteiten hebben.”

Maar is het realistisch om als Europa de kampioen te blijven in het maken van regels, als we uiteindelijk geen eigen technologische grootmachten hebben?

„Ik begrijp uw vraag niet – die is irrelevant. Regels vaststellen gaat niet om de nationaliteit van bedrijven. Als ik voor mijn kleinkinderen een pop op de Europese markt koop, weet ik zeker dat daar geen giftige chemische producten in zitten. Hetzelfde moet gelden voor de digitale wereld. Wij maken daarvoor regels, omdat we dat belangrijk vinden. Voor eerlijke concurrentie, of bijvoorbeeld voor de veiligheid van onze burgers. Of een bedrijf uit Amerika, China of Europa komt is volstrekt irrelevant.”

Staatssteunrace

Een van de manieren waarop Europa de afgelopen jaren nieuwe techbedrijven wilde stimuleren, is via het uitdelen van staatssteun – bijvoorbeeld de miljarden die Duitsland steekt in de ontwikkeling van nieuwe chipfabrieken. De traditioneel strenge Europese staatssteunregels werden daartoe opgerekt, niet alleen voor de chipsector, maar ook voor bijvoorbeeld de ontwikkeling van batterijtechnologie en waterstof.

Het leidt in kleinere landen als Nederland tot zorgen. De eerlijke concurrentie op de Europese interne markt kan in gevaar komen, als er voor bedrijven in Frankrijk en Duitsland grote potten geld wachten en elders niet. Tegelijk voelt Nederland er weinig voor om dan maar meer geld Europees uit te geven – bijvoorbeeld via nieuwe gezamenlijke Europese schulden.

Breton staat erom bekend groot voorstander te zijn van dat laatste – de afgelopen jaren riep hij al verschillende keren op tot nieuwe ‘eurobonds’. Gevraagd of er in de EU de afgelopen jaren niet al genoeg staatssteun is uitgedeeld, glimlacht hij: „Als ik het voorbeeld van de Amerikanen zou volgen, zouden we nog véél meer publiek geld moeten uittrekken. Maar dat zijn de Verenigde Staten, en in Europa zijn we nu eenmaal terughoudender met geld, omdat we het hier niet zelf kunnen printen.”

Toch denkt Breton: het is belangrijk via staatssteun een „gelijk speelveld” met onder meer de VS, maar ook Japan en Zuid-Korea te creëren. „Ik was zelf als Frans minister van Financiën zeer terughoudend met het uitgeven van publiek geld. Maar ik geloof dat we hier in Europa nu de juiste aanpak hebben. We zijn minder interventionistisch dan de VS of China, maar vinden de juiste balans.”

In een land als Nederland bestaat traditioneel grote huiver voor het uitgeven van al te veel publiek geld, laat staan gezamenlijke leningen.

„Ik wil niet in karikaturen vervallen. Maar laat ik zeggen: landen die bekendstaan als zuinig, zijn soms te zuinig als het gaat om uitgaven voor defensie, of bij het terugdringen van hun CO2-uitstoot, het veranderen van hun energievoorziening. En laat duidelijk zijn: ik weet precies wie de goede leerlingen waren in het transformeren van hun economie richting emissievrij. En ik ken ook precies de goede leerlingen die zich aan de NAVO-normen hielden.

„Maar ik wil niet in termen van ‘goed’ of slecht’ spreken. We moeten dit als EU-lidstaten samen doen. En ik bedoel dit heel serieus: er komen moeilijke tijden aan. De tijden dat je je alleen maar kunt verzetten zijn voorbij. En je kunt niet tegelijk een vriend van de interne markt zijn én een zuinigerd. Als je geen gezamenlijke leningen wil, dan wil je kennelijk dat elk land de nieuwe uitdagingen aangaat voor zover ze daar zelf de capaciteit voor hebben. En als je dat wil, dan moet je niet klagen. Dan moet je niet bij mij aankomen met: andere landen doen meer dan ik.”

We weten dat we fors moeten investeren. En geloof me: de beste manier om dat te doen is gezamenlijk

Toch lijkt de zorg terecht: de interne markt dreigt op dit moment uit balans te schieten door de nationale subsidies die rijkelijk vloeien.

„Daarom pleit ik er ook voor om het in plaats van nationaal, Europees te doen. Geloof me, ik ben ook geen fan van al die nationale staatssteun. En ik ben ook geen voorstander van schulden, ik zeg alleen dat het beter is ze gezamenlijk te maken voor het bijeenhouden van de interne markt. Brexit heeft ons geleerd dat je grote uitdagingen niet alleen aankan. We zien de situatie in Oekraïne, de voortdurende dreiging van Rusland. We weten niet wat er komend jaar in de VS gaat gebeuren en we weten tegelijk exact hoe China zich ontwikkelt. Dus ja: we weten dat we fors moeten investeren in de digitale transitie, in de groene transitie. En geloof me: de beste manier om dat te doen is gezamenlijk.”

Maar hoeveel de EU ook uitgeeft, meekomen met de VS of China lukt toch niet. Vreest u niet in een subsidieoorlog terecht te komen die u toch niet kunt winnen?

„Het klopt niet dat bedrijven louter staatssteun achterna jagen. Als je je ergens vestigt, gaat dat om het aanwezige arbeidspotentieel, de aanwezigheid van klanten, het hele zakelijke ecosysteem, een stevige rechtsstaat. En die hebben we allemaal in Europa. En waarvoor heb je dan nog staatssteun: om bepaalde risico’s voor bedrijven die innoveren te verkleinen. Maar het is een sluitstuk. Ik geloof niet dat we alleen maar toe moeten naar méér staatssteun. We moeten doen wat nodig is, maar ook niet méér.”

Een van de redenen waarom bedrijven zich ergens vestigen is de aanwezigheid van capabel personeel. Vreest u dat door het anti-migratiesentiment in veel EU-landen het lastiger wordt nieuw talent aan te trekken?

„Die vraag is absoluut belangrijk. Er is mondiaal een race gaande om talent. Maar om mensen aan te trekken, moeten we vooral aantrekkelijk zijn. Daarvoor moeten we ons best blijven doen. Maar laten we de getallen in perspectief plaatsen: we hebben vorig jaar circa drie miljoen arbeidsmigranten, legaal, verwelkomd. En ongereguleerd arriveerden er 380.000 mensen [dit aantal verwijst naar het aantal ‘irreguliere grensoverschrijdingen’ aan de Europese buitengrens, in totaal vroegen 1,1 miljoen mensen in 2023 asiel aan in de EU]. Dat lijkt me de juiste balans.”

Tegelijk begint bijvoorbeeld in Nederland het sentiment richting die legale arbeidsmigranten wel te veranderen.

„Dat weet ik, en ik heb ook gehoord wat de baas van ASML daarover heeft gezegd. We moeten voorzichtig zijn welk signaal we uitzenden naar de mensen die bereid zijn om in Europa te komen werken. Of naar Europa terug willen keren. En dat willen nog steeds veel mensen. We hebben onlangs mensen geworven voor het team dat de nieuwe techregulering gaat handhaven, en we waren verbaasd over hoeveel Europeanen van buiten Europa terug willen komen om hun expertise hier in te zetten. Ik denk dat Europa nog steeds een enorm aantrekkelijk continent is om te leven, om te leren, met goede toegang tot zorg, onderwijs. We moeten ervoor zorgen dat we zo aantrekkelijk blijven.”