Aanpassen aan opwarming kan veel geld besparen – maar het gebeurt te weinig

Aanpassing aan klimaatverandering gaat niet snel genoeg. Daardoor kan de schade die de opwarming van de planeet in toenemende mate veroorzaakt groter worden dan nodig is. Dat is een van de conclusies van het Adaptation Gap Report 2023 van het UNEP, het Milieuprogramma van de Verenigde Naties.

Het rapport – een van de vele in de aanloop naar de klimaattop in Dubai die eind deze maand begint – schat dat ontwikkelingslanden jaarlijks tussen de 194 en 336 miljard dollar (183 tot 317 miljard euro) nodig hebben om weerbaarder te worden tegen klimaatverandering. Mondiaal neemt het aantal zware stormen, heftige overstromingen en langdurige periodes van droogte toe. Ook stijgt de zeespiegel en zijn rivieren niet berekend op een toename van de hoeveelheid water door zware neerslag door extremer weer, of vallen ze juist droog door een tekort aan regen.

Volgens het rapport heeft een op de zes landen nog steeds geen nationaal plan om zich aan de veranderende omstandigheden aan te passen. Terwijl de 29 landen die nog geen enkel aanpassingsplan hebben, juist vaak zeer gevoelig zijn voor de gevolgen van de opwarming.

Lees ook Arme en rijke landen diep verdeeld over fonds voor klimaatschade

Het bijna geheel opgedroogde Chilwa-meer in het oosten van Malawi, ooit een belangrijke bron van inkomsten voor vissers.

Het gaat daarbij vooral om landen die niet de financiële middelen hebben om hun economie en hun bevolking goed te beschermen – en die over het algemeen zelf amper hebben bijgedragen aan het ontstaan van klimaatverandering. Het rapport wijst op de verantwoordelijkheid van rijke landen om ze daarbij te helpen. Maar tot nu toe gaapt er een enorme kloof tussen wat er nodig is aan geld en wat de ontwikkelde landen bereid zijn te betalen.

Sterker nog, het bedrag dat beschikbaar is in internationale klimaatfondsen is in 2021 met 15 procent gedaald ten opzichte van de jaren daarvoor, van 25,2 miljard dollar naar 21,3 miljard. Daar komt nog bij dat de landen over het algemeen niet meer dan tweederde van het toegezegde geld ook daadwerkelijk uitkeren. Op de klimaattop in Glasgow in 2021 beloofden rijke landen het geld voor aanpassing tot 2025 te verdubbelen naar 40 miljard dollar per jaar, maar dat doel dreigt niet gehaald te worden. En zelfs als dat wel zou lukken, zou de bestaande kloof tussen wat nodig is aan financiering en wat beschikbaar is slechts 5 tot 10 procent kleiner worden.

Weinig interesse

De belangstelling van geïndustrialiseerde landen voor projecten die te maken hebben met aanpassing aan klimaatverandering (adaptatie) is niet heel groot – Nederland behoort tot de weinige rijke landen die consequent aandringen om meer aanpassingssteun. In tegenstelling tot het financieren van klimaatbeleid dat gericht is op het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen (mitigatie), gaat het bij adaptatie bijna altijd om lokale projecten. Ook het bedrijfsleven is daar over het algemeen minder in geïnteresseerd dan in financiering van projecten om opwarming te beperken. Daardoor wordt de afhankelijkheid van overheidsgeld alleen maar groter.

„Geld is een smeermiddel in de moeizame onderhandelingen”, zei klimaatwetenschapper Pieter Pauw, een van de auteurs van het huidige rapport, in 2018 in een interview in NRC. Het omgekeerde is ook waar: gebrek aan financiering zal ertoe leiden dat de internationale onderhandelingen over het voorkomen van klimaatverandering stagneren.

Door landen minder kwetsbaar te maken voor klimaatverandering, is er uiteindelijk ook minder geld nodig voor het fonds voor ‘Loss and Damage’ (verlies en schade), een van de heikele thema’s op de klimaattop in Dubai. De onderzoekers hebben becijferd dat een dollar die wordt geïnvesteerd in kustbescherming, de economische schade door klimaatverandering met 14 dollar kan reduceren.