Zoeken naar het sublieme moment waarop je samenvalt met de artiest

Essay | Nieuw cultureel seizoen Zoals een hommel dronken van begeerte van bloem naar bloem stommelt, zo is schrijver Mariken Heitman op zoek naar sublieme culturele ervaringen. Zoals ze had bij Aretha Franklin en Wynton Marsalis: ‘Vanaf het moment dat de koorleden synchroon wiegend opkomen, ben ik mee, helemaal.’



Illustratie XF&M

Op weg naar de moestuin waar ik lesgeef, kom ik langs een lindelaan. Het is eind juni en de bloeiende bomen verspreiden een fijne geur. Als je in het bezit was van een gevoelige neus (of ziel) zou je geblinddoekt ruiken dat je door lindes omringd werd. Hoe licht en zomers dit ook is, nooit vergeet ik de hommels. In de ban van dezelfde geur gaan ze massaal op zoek naar nectar die meestal overvloedig is, behalve bij de laatbloeiende variant.

Ik stel me zo’n hommel voor, dronken van begeerte, die eerst nog vol vertrouwen van bloem naar bloem stommelt. Natuurlijk merkt ze al snel dat er weinig te halen valt, maar hoe te stoppen? Haar kokerblik – of is het dappere volharding? – zet haar aan tot de meest opportune oplossing en dat is niet vertrekken maar dóórgaan. Nog eentje dan! Een minidruppel per keer, meer valt er niet te zuigen. Nu niet kinderachtig zijn, vindt ze, want het zijn er ontelbaar veel, door haar facetogen ziet ze zon noch hemel, enkel een muur van fosforescerende lindebloesem. Wie kan geloven dat er in die overvloed voor een hommel niets te halen valt? Ik blíjf, besluit ze, zelfs wanneer ook de volgende kelk tot op de bodem leeggezogen is. Inmiddels duizelig, handelt ze enkel nog op instinct en dart naar de laatste bloesem. Haar inwendige kompas heeft haar nog nooit in de steek gelaten. Wankelend landt ze op het schutblad en dan wordt het haar zwart voor de ogen. Ze stort ter aarde, de vliesvleugels gekreukt en het lijf te zwaar om nog te verheffen. Ze verhongert.

Het is een eeuwenoud verschijnsel: een tapijt van dode hommels onder laatbloeiende lindebomen.

Geniaal nummer

Voorbij de bomen is de tuin al in zicht. Met mijn koptelefoon op scroll ik door mijn Spotify afspeellijst die uit louter goede nummers bestaat maar dat is juist het probleem: ik ben niet op zoek naar goede nummers, ik wil een geniaal nummer. Nog eentje dan: ook ik val eraan ten prooi, consumptiedrift met een kokerblik. Het is negeren dat het leven uit een reeks van terugkerende banaliteiten bestaat en terwijl ik dat met mijn vruchteloze gescroll juist bevestig, onderdruk ik de neiging om als een moede hommel neer te zijgen.

Wat mij bezielt is de wens weg te zijn uit dit moment. Objectief gezien is er niets mis met dit moment, behalve misschien dat de tuin oorverdovend wacht. Niet de tuin, maar de planten natuurlijk, en ze wachten niet zozeer op mij als wel op regen. Tot dat moment is er geen groei, geen strekken, ontrollen, zwellen, ademen of verdampen. Ik zet mijn koptelefoon af en duw het hek open. Bij zoveel stagnatie past geen muziek.

Eens hoorde ik op de radio een muzikant zeggen dat hij nauwelijks muziek bezat (dit was voor het streamingtijdperk). Als hij iets wilde horen, dan ging hij naar de bibliotheek om de betreffende cd te lenen. Hij wilde, in mijn woorden, zuinig omgaan met de muziek, de ervaring niet slijten. Niemand wil dat een ooit geliefd muziekstuk verwordt tot behang.

Verstoord

De regen zal nog even uitblijven, na mijn rondje sluit ik de sproeier aan. Wachten op water is niet onschuldig. Planten die nog volop in de groei zijn, stoppen subiet en zelfs als er later voldoende water is, is het groeiproces onomkeerbaar verstoord. Te haastige bloei dreigt. Door te sproeien houd je de groei enigszins gaande maar dat is niet de enige reden. Deze moestuin bevindt zich op klei. Die houd je liever vochtig. Niet eerder maakte ik aarde mee die van karakter wisselt met het gemak waarmee Barbapapa van vorm verandert. Ik moet hierbij ook aan de schrijver Édouard Louis denken, tevens hoofdpersonage van zijn (autobiografische) roman Veranderen: methode. Om aan zijn armoedige en gewelddadige jeugd te ontsnappen verandert hij in gestaag tempo zijn taal, naam, tanden, zelfs zijn ambitie, al naargelang de omstandigheden dat van hem verlangen. Dat hij ertoe in staat is betekent niet dat het een pijnloos proces is. Barbapapa, die trouwens aan het begin van de gelijknamige serie nota bene uit de aarde geboren wordt, roept na iedere metamorfose simpelweg ‘Huub, huub, barbatruc’.

Een fluitje van een cent, net als voor deze klei: is het zoals nu dagen achtereen droog, dan heb je een pikhouweel nodig om de brokken fijn te maken. Bij het wieden breken de onkruidstengels van hun wortels, wortels die sneller uitlopen dan je zaden zullen kiemen. Na regen wordt de grond papperig, glij je uit over de paadjes en iedere voor verandert in een moddergoot. Een dag later droogt het snel op en ontstaat er een harde korst die als een enorme zerk zachte kiemen, water en lucht tegenhoudt. Ergens daar tussenin, na een afwisseling van zachte buien en zon, bevindt zich het korte en magische moment waarop de grond bewerkbaar is. Gewillig, vertel ik mijn cursisten. De plots kruimelige aarde veert als een dekbed onder je hand, onkruid wiggel je er tussen duim en wijsvinger uit en alles wat je plant slaat aan. De aarde metamorfoseert, maar niet door mij. Kwestie van momentum. Maar waarom is het zo moeilijk daarop te wachten? Waarom liever in de geselende zon brokken klei kapot hakken of vruchteloos door een muzieklijst scrollen?

Het was alsof mijn ademhaling het ritme van de blazers vond

Een tuin is gemaakte natuur, toch laten de verschillende entiteiten zich makkelijker door de omstandigheden dan door mij sturen. Ik houd de grond nat en de planten min of meer aan de groei. Meer kan ik niet doen, meestal zijn mijn acties te laat of te weinig en is de overmacht van elementen simpelweg te groot. Hier de baas willen spelen is uitputtend, goed leiderschap moet bovendien worden gegund en deze tuin is van mij niet onder de indruk. Het zou me sieren me naar haar grillen te voegen. Dat vergt jaren ervaring, al weet ik dat niet zeker want ook mijn verwachtingen laten zich maar ten dele veranderen. Nog steeds ben ik uit het veld geslagen door kleine en grotere tegenvallers. Net als de hommel wil ik het momentum afdwingen, zelfs als dit met pijn en een mager resultaat gepaard gaat.

Aretha Franklin

Een maand later kijk ik op een ochtend, gordijnen en ramen dicht tegen de hitte, de concertregistratie van Aretha Franklins gospelalbum Amazing Grace uit 1972. Het is de derde keer. In 2019 zag ik de film tweemaal kort na elkaar in de bioscoop. Vanochtend begin ik zonder gedetailleerde herinnering. Alleen het geraakt zijn is me bijgebleven, de aanstekelijk swingende dirigent (Alexander Hamilton) van het gospelkoor, de intense aandacht van Aretha Franklin en haar stem natuurlijk, maar als een echo, een ‘weten’, omdat zoiets zich in de pure vorm niet laat herinneren.

Ik heb een diepe liefde voor muziekdocumentaires die het concert volgen, zoals in het geval van Amazing Grace, of de repetities eraan voorafgaand. Meestal ingeleid door het rommelige stemmen van de violen, kartonnen bekertjes koffie op de vleugel, pianoloopjes. Een impressie van het kleurloze repetitielokaal, te veel stoelen, rekwisieten. Er is het fascinerende moment in de documentaire De Matthäus missie van Reinbert de Leeuw (2016) waarin dirigent Reinbert de Leeuw, die zich niet eerder aan dit wereldberoemde stuk waagde, zijn verbazing uitspreekt over het feit dat hij simpelweg wéét dat zijn interpretatie en de daaruit voortvloeiende uitvoering, de juiste zal zijn. Wellicht ten overvloede: Bach liet geen aanwijzingen na, enkel noten. In dit licht moet ik ook de documentaire Becoming Traviata uit 2012 noemen. Hierin worden de repetities voor de opera La traviata van Giuseppe Verdi gevolgd en dan met name die tussen de sopraan Natalie Dessay (in de rol van Violetta) en de regisseur Jean-François Sivadier. Je wordt deelgenoot van het intieme maakproces, de overgave, het niet aflatende proberen, op blote voeten en het geweldige zingen zonder opsmuk, iedereen in zijn gewone zomerkleren. Ook amateurs weten dat tijdens een willekeurige repetitie de beste uitvoering kan ontstaan, per ongeluk. Misschien is dat waar je als kijker op hoopt. Niet gehinderd door tijd en plaats snapte ik Violetta’s pijn, haar negentiende-eeuwse noodlot. Ik werd haar en sloot in één beweging niet alleen de hoofdrolspelers, maar ook Verdi, het openluchttheater van Aix-en-Provence en degene met wie ik de documentaire keek in mijn hart.

Terug naar Aretha, want de documentaire Amazing Grace is weliswaar een concertregistratie, maar ook hier wordt het maakproces allesbehalve verhuld. Er lopen mensen door het beeld, soms wordt een lied opnieuw ingezet, er wordt zweet weggewist, technische problemen worden medegedeeld. De kerkzaal zelf is opvallend in zijn alledaagsheid: een rechthoekig lokaal zonder ramen met overal snoeren en opnameapparatuur. De enige ‘versieringen’ zijn Aretha’s priesterachtige gewaad en een schilderij van een grootogige Jezus, tot zijn middel in het water, achter hem vermoedelijk zijn discipelen. De filmbeelden lijken provisorisch, losse impressies die in scherp contrast staan met de bij vlagen extatische, levende muziek. Maar dan: vanaf het eerste beeld, het moment dat de koorleden synchroon wiegend opkomen, ben ik mee, helemaal. Overrompeld en deelgenoot van een ruimer bestaan dan enkel dat van mijzelf.

Wynton Marsalis

Tijdens een practicum zoölogie ontleedde ik ooit een zakpijp. Dit diertje leek vanbuiten op een hoopje snot en bleek vanbinnen een wonder van vernuft te zijn. De complexe orgaanstructuur verbijsterde me. Ik kan niet geloven dat er een God is, dacht ik, maar het moet wel.

Laat ik eindigen met de hommel. Waarschijnlijk was ik een jaar of tien toen ik met mijn vader op televisie de trompettist Wynton Marsalis zag. Hij gaf een soort kindercollege, ik meen dat het ging over de kruisbestuiving tussen klassieke muziek en jazz. Ter illustratie van wat hij zojuist had gezegd, pakte hij zijn trompet en speelde twee versies van Vlucht van de hommel van Nikolaj Rimsky-Korsakov. Eerst de originele, klassieke staccato versie: kwam een componist ooit dichterbij het zoemen van een hommel? Vervolgens speelde hij met zijn bigband een stomende jazz-versie van hetzelfde stuk. Trager en in swing natuurlijk (taa-ta-taa-ta-taa) met veel koperblazers en terwijl ik dit schrijf hoor ik het in mijn hoofd, wat zou betekenen dat je zoiets bijna dertig jaar met je meedraagt (ik kan de uitvoering niet terugvinden op het internet).

Onder Marsalis’ vingers veranderde het stuk compleet van karakter en bleef tegelijkertijd herkenbaar, een openbaring. Het was alsof mijn ademhaling het ritme van de blazers vond. Ook hier was er een scheur in de vierde wand ontstaan waardoor het een gesynchroniseerde ervaring werd. Zonder dwang was het momentum ontstaan.

Meedoen zonder te hoeven forceren, dat is misschien wel het summum. Kon het maar altijd zo zijn, bromt de hommel in mij, want zij regelt haar verzadiging liever zelf. Gelukkig is het bijna september, start van een nieuw seizoen en is het onherroepelijk dat de regen komt.

Lees verder…….