Ziekenhuizen met elkaar in de clinch: van elkaar zwartmaken tot onderling wantrouwen

Kinderhartcentra Het idee van Hugo de Jonge: niet vier kinderhartcentra, maar twee. De gevolgen? Moddergooien, slechte relaties en een Inspectie die zich zorgen maakt. „De centra zijn nu voorzichtiger met het delen van kennis dan voorheen.”

Chirurgen opereren aan een kransslagader. Het ministerie noemde de informatie die uit de ziekenhuizen kwam over de kwaliteit van henzelf en de andere instellingen „tegenstrijdig”.
Chirurgen opereren aan een kransslagader. Het ministerie noemde de informatie die uit de ziekenhuizen kwam over de kwaliteit van henzelf en de andere instellingen „tegenstrijdig”.

Foto Getty Images / iStockphoto

Het was een besluit op de valreep van een ministerschap. De vier centra voor kinderhartoperaties kregen vlak voor Kerst vorig jaar allemaal een telefoontje van toenmalig zorgminister Hugo de Jonge (CDA). De zorg is te specialistisch voor zoveel locaties, dus hij had besloten deze operaties alleen nog maar toe te staan in twee ziekenhuizen: het UMC Utrecht en Erasmus MC in Rotterdam.

Ziekenhuizen wisten dat er behoefte was aan minder dan vier centra. Maar de keuze voor deze locaties zagen ze niet aankomen. Er volgde een storm van media-aandacht en Kamervragen, weken van moddergooien tussen de centra in interviews en uiteindelijk de beslissing van opvolger Ernst Kuipers (D66) om de keuze voor deze locaties eerst te laten onderzoeken.

Het besluit van het ministerie, zo blijkt deze week uit verschillende rapporten van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, heeft een wissel getrokken op de sfeer tussen de vier centra. Ze delen minder kennis met elkaar dan voorheen, bijvoorbeeld over de uitkomsten van behandelingen. Ook het uitwisselen van cardiologen in opleiding gebeurt veel minder, terwijl het wel belangrijk is voor hun studie. Het Erasmus MC laat zelfs aan de Inspectie weten dat de solidariteit bij het beschikbaar stellen van IC-bedden „enigszins onder druk staat”. De Nederlandse Vereniging voor Thoraxchirurgie (artsen die zich bezighouden met operaties aan onder meer het hart en de longen) heeft het initiatief genomen tot een mediationtraject.

Op individueel niveau (dus voor patiënten zelf) is de zorg nog gewaarborgd en veilig, schrijft de Inspectie. Artsen weten elkaar bijvoorbeeld nog goed te vinden voor een second opinion bij een complex geval. Maar het is ook belangrijk, schrijft de Inspectie, dat de centra hun behandeluitkomsten goed met elkaar bespreken. „De centra zijn voorzichtiger met het delen van kennis dan voorheen”, schrijft de toezichthouder.

Makkelijke eerste stap

Met de mediastorm en de ruzie blijkt hoe lastig het is om zulke hoog complexe zorg te centraliseren, iets wat Kuipers (zelf voormalig hoofd van het Erasmus MC) juist bij meer soorten zorg wil gaan doen. In het Integraal Zorgakkoord staat zijn voornemen om ingewikkelde behandelingen in de toekomst door minder ziekenhuizen te laten doen. De gedachtegang van Kuipers is: superingewikkelde zorg wordt er beter van als artsen veel vlieguren maken, en andere ziekenhuizen dus stoppen met zulke operaties. Vaatchirurgie en complexe oncologische zorg werden als eerste voorbeelden genoemd waar de zorg kan worden gecentraliseerd.

In theorie zou met de kinderhartcentra een makkelijke eerste stap gezet kunnen worden. Ziekenhuizen zijn het er namelijk mee eens dat vier centra te veel is voor deze zorg: nu worden de operaties uitgevoerd in de universitaire ziekenhuizen in Utrecht, Rotterdam, Groningen en Leiden (in samenwerking met Amsterdam). Over centralisatie wordt al bijna dertig jaar gepraat.

De strijd tussen de kinderhartcentra verdient geen schoonheidsprijs

De zorg voor deze doelgroep – jonge, soms te vroeg geboren hartpatiënten – is ongelooflijk complex. Operaties worden met loepen en vergrootglazen gedaan op een hart van soms maar een paar centimeter groot. Logisch dus dat het belangrijk is om veel behandelingen te doen om geoefend te blijven.

Maar wie zo’n afdeling uit een ziekenhuis wil halen, trekt een kaart uit een kaartenhuis. Universitaire ziekenhuizen zijn een ingewikkeld spinnenweb van artsen, afdelingen en apparaten. Gaan de kinderhartoperaties weg, dan kan een hele afdeling ineens niet meer levensvatbaar zijn, of kan andere zorg (zoals transplantaties bij kinderen) in de verdrukking komen. Zo vreest het universitaire ziekenhuis in Leiden geen kinderintensivecare meer overeind te kunnen houden als het hartcentrum vertrekt. Groningen zegt te vrezen voortaan drenkelingen of kinderen met een ernstige bloedvergiftiging naar de Randstad te moeten rijden, wat – zo weten ze uit het verleden – soms slecht afloopt. Bovendien wijst het ziekenhuis in Groningen erop dat hartproblemen soms plotseling kunnen optreden bij pasgeborenen. Als de tijd dringt, is de Randstad erg ver.


Lees ook dit artikel uit het begin van dit jaar: Strijd over sluiten hartcentra: zijn kinderen de dupe?

Onzekerheid

De strijd om het behoud van de kinderhartcentra verdient geen schoonheidsprijs. Het hoofd van de Rotterdamse afdeling kinderhartchirurgie zei in een interview met een vakblad dat het ziekenhuis in Groningen in 2020 hoge sterftecijfers zou hebben bij pasgeborenen. Groningen was woest en wees erop dat deze cijfers een vertekend beeld gaven, dat jaar hadden ze een paar kindjes geprobeerd te redden van wie ze wisten dat de overlevingskansen klein waren. Volgens het centrum in Leiden zou Utrecht weer selectief omspringen met zijn mortaliteitscijfers.

De ziekenhuizen in Leiden, Groningen en Rotterdam passeerden Utrecht door een plan bij het ministerie in te leveren voor een toekomst zónder een hartcentrum in Utrecht. Het ziekenhuis in Utrecht huurde zelf lobbyist Jack de Vries in, zo bleek uit onderzoek van De Groene Amsterdammer, en leverde een plan in voor een toekomst zonder hartoperaties in Groningen en Leiden. Het ministerie noemde de informatie die uit de ziekenhuizen kwam over de kwaliteit van henzelf en de ander „tegenstrijdig”.

Nu hebben artsen een gevoel van geschonden onderling vertrouwen, ziet de Inspectie. De bestuurders en artsen met wie inspecteurs spraken geven aan dat ze gebaat zijn bij een zorgvuldig besluit dat niet te lang meer op zich laat wachten, zodat aan de onzekerheid een einde komt.

Momenteel onderzoekt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de gevolgen voor de verschillende ziekenhuizen als die stoppen met kinderhartoperaties, opdat de minister een definitieve keuze kan maken voor twee van de vier centra. Zo’n onderzoek had de NZa ook al aangeboden te doen vóór het besluit zou vallen, maar daar wilde het ministerie destijds niet op wachten.


Lees ook dit interview uit 2017 met kinderhartchirurg Jan Quaegebeur: ‘Zonder operatie gingen al die kinderen dood’

Lees verder…….