Zeg, vriend Poetin, de gaskraan gaat toch niet dicht?

Menno Tamminga

Het is de harde realiteit die tot een dooddoener is gedegradeerd: resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst. Elke sporter, ondernemer en belegger kan er over meepraten. Gisteren top, vandaag flop. Toch zijn er ook mensen die, als het over internationale aardgaspolitiek gaat, het tegenovergestelde stellen: resultaten uit het verleden zijn wél een garantie voor de toekomst. Zal Rusland, want daar gaat het hier om, West-Europa altijd van aardgas blijven voorzien? Natuurlijk is dat zo, stellen ‘gasoptimisten’.

De argumenten daarvoor volgen straks. Eerst de vraag: hoe afhankelijk is Nederland eigenlijk van Russisch gas voor verwarming en stroomproductie? Om te beginnen bestaat er niet zoiets als Russisch gas. Op de markt voor aardgas kijken handelaren en afnemers niet naar de herkomst, maar naar het specifieke soort gas. De openbare cijfers over de gasstromen uit Rusland die er zijn, blijken gedateerd (2017). Recentere gegevens zijn er wel, maar die wil statistiekbureau CBS vanwege vertrouwelijkheid niet bekendmaken, zoals NRC-collega Erik van der Walle onlangs merkte. Deskundigen schatten het Russisch aandeel op 15 procent.

Minister Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) gaf afgelopen week in de Tweede Kamer evenmin cijfers over de afhankelijkheid van Nederland, wel over die van Europa. Ongeveer 20 procent van de Europese gastoevoer komt uit Rusland. Dat lag tot voor kort hoger, namelijk rond 40 procent.


Lees ook deze analyse: Westen en Rusland blijven met vele draadjes verbonden

Gas is zoals elke noodzakelijke grondstof (olie, water, graan) een machtig wapen. Zal Rusland dat inzetten in een politiek of militair conflict in Oekraïne?

Nee, gaat u rustig slapen, redeneren de ‘gasoptimisten’. Daarvoor zijn twee argumenten. De eerste: zelfs in de Koude Oorlog (1946-1989) bleef de Sovjet-Unie West-Europa gas leveren. Rusland heeft na eerdere westerse sancties de gastoevoer niet gestaakt. Tweede argument: Rusland snijdt zich in de vingers door zijn klanten niet te beleveren.

Die twee komen me wat naïef voor. Tijden veranderen, machtsevenwichten wijzigen, nieuwe leiders varen hun eigen koers. De positieve Nederlandse kijk op leveringszekerheid is die van de koopman. De handelaar heeft geen belang zijn klanten te bruuskeren door niét te leveren. Maar wie, zoals Rusland, een cruciale grondstof bezit, hoeft zich niet te storen aan de mores tussen verkoper en koper. Gas is geld voor Rusland, maar macht en invloed zijn ook wat waard. Poetin kan gewoon laten zeggen: sorry, jullie krijgen maar de helft.

En dan, Nederland en Europa? Stampvoeten in de kou?

Gelukkig is er een noodplan. Het Bescherm- en Herstelplan Gas. Dat plan, uit 2019, moet huishoudens en ziekenhuizen vrijwaren van de gevolgen van een gastekort. Niet geruststellend: Jetten gaat in verhoogd tempo het noodplan verder uitwerken, zei hij in de Kamer. En het ministerie gaat met Nederlandse grootverbruikers praten over hoeveel zij gebruiken en wat er gebeurt als het ministerie ingrijpt in hun gastoevoer. Dat laatste vraagt voorbereiding: je kunt een petrochemisch complex niet stilleggen zoals je een lichtschakelaar omdraait.

Een noodplan dat op uitwerking wacht, maakt geen solide indruk. De terechte beslissing het Groningse gasveld te sluiten was in het belang van de bewoners, maar aan het leveringsbelang van Nederland is kennelijk weinig tijd besteed. In de huidige ruige wereld is meer onafhankelijkheid – of het nu gaat om gas, chips, medicijnen of mondkapjes – geen luxe, maar een eerste levensbehoefte. Zoals politiek commentator Martin Sommer van de Volkskrant vorige week analyseerde: „Maak je zo min mogelijk afhankelijk van de luimen van derden.”

Menno Tamminga schrijft op deze plaats elke dinsdag over ondernemingsbeleid en economie.

Lees verder…….