‘Zauberhaft!’ Dirigent Marc Albrecht is terug voor de vergeten opera ‘Königskinder’

Marc Albrecht: „To be back is really a cadeautje.”


Foto Melle Meivogel

Interview

Interview | Marc Albrecht, dirigent Voor de opera ‘Königskinder’ is chef-dirigent Marc Albrecht deze maand terug bij De Nationale Opera en het Nederlands Philharmonisch Orkest. „Dit is absoluut geen slap aftreksel van Wagner.”

Even is het alsof we terug in de tijd zijn gestapt, want daar staat ineens weer dirigent Marc Albrecht op de bok, met zijn karakteristieke dirigeerstijl, de atletische manier waarop hij door zijn knieën zijgt als hij wil dat het orkest zachter speelt, de goedkeurende duim die hij zijdelings subtiel opsteekt naar een instrumentengroep. Alsof hij nooit weg is geweest.

Marc Albrecht (Hannover, 1964) was tussen 2011 en 2020 chef-dirigent van De Nationale Opera en het NedPhO. Hij werd aangenomen nadat hij onuitwisbare indruk had gemaakt met Strauss’ Die Frau ohne Schatten. Met diezelfde opera zou hij zijn Amsterdamse periode afsluiten, alvorens het stokje over te dragen aan Lorenzo Viotti. Maar de eerste coronalockdown verhinderde die voorstellingenreeks, waardoor het afscheid van Albrecht zich beperkte tot één concert in het Concertgebouw met dertig musici die anderhalve meter van elkaar afzaten, voor een handjevol luisteraars.

Zauberhaft!

Deze week repeteert Albrecht Königskinder van Engelbert Humperdinck. De sprookjesopera beleefde in 1910 zijn première in New York en wordt nu in Amsterdam opgevoerd in regie van Christof Loy. Het is de eerste keer dat de zangers en orkestleden samenkomen. Als het orkest eenmaal speelt, onderbreekt Albrecht hen nauwelijks. Naarmate de ochtend vordert merkt hij dingen op als: „Niet espressivo daar, liever contemplativo”, maar het orkest moet het voornamelijk doen met zijn lichaamstaal.

Ze spelen de eerste akte. Een ganzenmeisje woont bij een heks (voor de gelegenheid door Albrecht zelf gezongen; de zangeres is herstellende van corona), maar dan komt er een koningszoon verkleed als landloper haar leven binnengewandeld. Het is een sprookje, dus ze worden verliefd. In de NedPhO-koepel staat koningszoon tenor Daniel Behle eerst nog nonchalant met z’n handen in de zakken van zijn grijze hoody, maar gaandeweg wordt zijn broeierige liefdeszang meegesleept door zijn rol en uiteindelijk maakt hij zelfs een sprongetje van verrukking. „It’s an endless legato!”, drukt Albrecht hem op het hart. Het verleidingsspel, waarbij ze bijna wel maar net niet kussen, loopt zo hoog op dat de bloemenkrans van het ganzenmeisje breekt. Dan weet iedereen aan het begin van de twintigste eeuw, de hoogtijdagen van Freud, meteen hoe laat het is. „We zijn nu ongelofelijk samen, maar ook irre langsam,” zegt Albrecht grijnzend tegen zijn zangers. „Dat was zauberhaft!”

Als we na de repetitiedag in de opvallend onglamoureuze dirigentenkamer van DNO zitten („dat kleine grijze koelkastje staat er denk ik al zo lang als ik hier kom”), glimlacht Albrecht omineus bij de opmerking dat het die ochtend al heel goed leek te gaan met de repetities.

Of las ik uw lichaamstaal verkeerd?

„Het ging steeds beter. Het NedPhO is eraan gewend snel te reageren, vaak ook zonder dat er woorden aan te pas komen, en dat is heel fijn.”

We spreken een mix van Engels en Duits. Nederlands kan Albrecht wel lezen, maar voor spreken is zijn kennis te veel weggezakt – al gooit hij er nog wel af en toe een Nederlands woord tussendoor: „To be back is really a cadeautje.”

Waarom?

„Het is alsof ik nooit ben weggegaan. En dat is geweldig, omdat we makkelijk de draad weer oppakken. Het voelt als gisteren.”

Kunt u de muzikale invloed van uw opvolger merken in het orkest?

„Er zijn een paar nieuwe sleutelspelers, die zijn erg goed. Dat is het grootste verschil. Verder speelt het orkest even flexibel en mooi als altijd. Lorenzo Viotti neigt naar iets ander repertoire, maar ik kan niet zeggen dat er iets opmerkelijks in de klank van het orkest aan het veranderen is, nog niet, en daar ben ik ook wel blij om, haha.”

De reis die je in ‘Köningskinder’ doormaakt is extreem intens

U wilt niet dat uw nalatenschap eindigt zodra u de deur uitloopt.

„Ach, ik denk dat een nieuwe dirigent alleen iets kan toevoegen aan het spectrum. Ik verheug me er nu al enorm op dat we Die Frau ohne Schatten als alles doorgaat toch nog gaan uitvoeren.”

Dus dit is geen verlaat afscheid, maar een voortzetting van de samenwerking?

„Zeker, dat was altijd het plan. Ik ben ook zo blij om terug te zijn in de stad, in Amsterdam, ik was zo gelukkig hier.”

De coronatijd heeft hem niet wezenlijk veranderd, zegt Albrecht. „Artistiek gezien ben ik hetzelfde gebleven, behalve dat ik mezelf in het eerste jaar orgel heb leren spelen. Ik ben wel pessimistischer over de staat van de cultuur. Sinds corona realiseren we ons dat cultuur laag op de prioriteitenladder staat. En de programmering van operahuizen is veel voorzichtiger geworden. Daarom ben ik zo dankbaar dat we Königskinder mochten doen. De directie heeft ons niet gevraagd te switchen naar een publiekstrekker als La traviata.”

Königskinder past precies in Albrechts laatromantische straatje. „Na alle Wagners die we zo heerlijk vonden om te doen, voelt Humperdinck nu als een soort verloren familielid.”

Geen Wagner-epigoon

Engelbert Humperdinck (1852-1921), de vriendelijke goedzak die Wagner assisteerde bij Parsifal en diens zoon Siegfried muziekles gaf, is in Nederland minder bekend dan in Duitsland. Maar zelfs daar, waar zijn opera Hänsel und Gretel elk jaar verplichte kerstkost is, staat Königskinder niet op de radar. Het werk ging in 1910 in première in New York, en is sindsdien maar weinig opgevoerd. Zelfs Albrecht heeft nog nooit een uitvoering bijgewoond.

„Dat is onderdeel van de blijdschap die je vanochtend zag. Het was de eerste keer dat ik het geheel hoorde met de zangers, zoals het moet klinken. En voor de musici geldt hetzelfde, niemand had ooit een noot van dit stuk gespeeld. Wonderful.”

Königskinder is duisterder dan Hänsel und Gretel. Het liefdespaar is geen lang en gelukkig leven samen gegund. De inwoners van het dorp verderop zijn op zoek naar een nieuwe heerser, maar erkennen de twee niet als de ideale vorsten die ze zijn. Ze worden verjaagd, de heks wordt verbrand, het duo sterft. Anders dan bij Hänsel und Gretel is de opera bovendien doorgecomponeerd. Er zitten dus geen herkenbare meezingers in.

Toch is het ook voor Albrecht een raadsel waarom dit werk nauwelijks wordt uitgevoerd. „Niemand begrijpt het. Het is echt iets om niet te missen, niemand die zich er wat dieper in heeft begeven vergeet het ooit nog. De reis die je doormaakt is extreem intens. Het stralende begin, de schoonheid van de natuur, de puurheid van het ganzenmeisje – het is als een zeepbel, een paradijselijke scène. Ware het niet dat de heks haar gevangen houdt, natuurlijk. En dan komen we in de ramp van de tweede akte, waarin alles misgaat. En dan zinken we nog verder de zwarte duisternis in. Die draai naar de duisternis is een krachtig theatraal gegeven, dat maar weinig stukken bieden. En dan die kinderstemmen aan het eind, dat is zo eigen. Nee, ik begrijp er niets van dat dit geen standaardwerk is. Ik hield ervan vanaf de eerste keer dat ik de partituur onder ogen kreeg.”

Wanneer is de uitvoering voor u geslaagd?

„Als duidelijk is dat Humperdinck veel meer was dan een Wagner-epigoon. Je hoort in Königskinder zeker de zijn invloed, maar de komende dagen ga ik er tijdens de repetities op focussen de echte Humperdinck-klank uit de partituur te halen.”

Wat is typisch Humperdinck?

„Ik ben ervan overtuigd dat er lagen in zitten die Wagner nooit heeft aangeraakt. Neem de kamermuziek. Er zitten zo veel prachtige solo’s in voor cello, altviool en viool, daarvan heeft Wagner in zijn opera’s nooit gebruikgemaakt. Ook probeerde Humperdinck kinderliedjes in deze symfonische opera te verwerken, net als het Duitse kunstlied. Hij gaat echt als een tovenaar te werk.”

Het vergt een subtiele balanceeract van de musici, want juist het feit dat Humperdinck aanvoelt als een verloren familielid kan een valkuil zijn. „Het is als een valse vriend. Het is een verkeerd spoor om steeds te denken ‘ah ja, dit ken ik wel, we spelen het als Wagner’. Nee, pas op! Het heeft een bijzonder soort contrapunt en ook de manier waarop hij met leidmotieven omgaat is heel anders. En in verhouding tot Wagner horen we hier meer lyrische stemmen; Humperdinck gebruikt geen heldentenor of heldenbariton. Dat is een opmerkelijk verschil. Het doel van de uitvoering wordt dit als een stijl op zichzelf te laten klinken. Natuurlijk hoor je ook Brahms erin, je hoort Schubert, je hoort Bach. Maar het stuk als geheel is eigen. Het is echt een meesterwerk.”

Königskinder van Engelbert Humperdinck met het Ned. Philh. Orkest. 6 t/m 22 okt te zien bij De Nationale Opera Amsterdam. Inl: operaballet.nl


Lees ook dit interview met Marc Albrecht bij zijn afscheid als chef van De Nat. Opera / NedPhO

Lees verder…….