Wat vindt NRC | Het EK voetbal was mooi, maar er is nog een lange weg te gaan

EK voetbal voor vrouwen

Commentaar

Voor het Nederlands vrouwenelftal mag het EK in Engeland op een fikse teleurstelling zijn uitgelopen, na de vroegtijdige uitschakeling tegen Frankrijk, mede door een aantal blessures en coronagevallen. Na de Europese titel in 2017 in eigen land, en de tweede plek op het WK in 2019, was het Nederlandse publiek misschien wat verwend geraakt door de topresultaten van de ‘Oranjeleeuwinnen’.

Dat neemt niet weg dat het eindtoernooi op Engelse bodem in sportief, commercieel en publicitair opzicht een succes is geworden. Niet eerder keken zoveel mensen op televisie naar een EK voetbal voor vrouwen: volgens de Europese voetbalfederatie UEFA sneuvelde het recordaantal van 164 miljoen tv-kijkers van het EK van 2017 deze editie al in de kwartfinales. De wedstrijden van Oranje werden in Nederland door gemiddeld ruim twee miljoen tv-kijkers bekeken – met afstand de best bekeken uitzendingen op een televisieavond.

Ook in de stadions kwamen meer mensen dan ooit; zoveel zelfs dat fans bij de UEFA en de organisatie klaagden dat de duels in te kleine stadions werden gespeeld. Het is te hopen dat dat een voorbode is voor de toekomst van het voetbal voor vrouwen. Want de sport mag zich zeker in Europa in rap tempo ontwikkelen, voor velen gaat het nog lang niet snel genoeg.

Het vrouwenvoetbal komt van ver. De acceptatie van actief deelnemende vrouwen in ’s werelds populairste sport – tot op de dag van vandaag een zwaar door mannen gedomineerd bolwerk – werd tot diep in de twintigste eeuw actief tegengewerkt in alle geledingen van de maatschappij: door clubs, internationale voetbalfederaties en nationale bonden, inclusief de KNVB. Tot in de jaren zeventig zagen de voetbalbestuurders in Zeist voetbal voor vrouwen als een „nutteloze bijdrage aan de vooruitgang van het voetbalspel”. Vorige maand werd uit onderzoek door NRC ook duidelijk dat de bond signalen van oud-bondscoach Vera Pauw over seksueel misbruik jarenlang negeerde.

Pas in 1984 werd voor het eerst een EK voor vrouwen gehouden. En dichter bij huis, in Nederland, is de traditionele top-drie van de mannen – Ajax, PSV en Feyenoord – pas sinds vorig seizoen in zijn geheel vertegenwoordigd in de eredivisie voor vrouwen.

Een veel vrouwvriendelijker KNVB meldt tegenwoordig trots dat voetbal voor meisjes en vrouwen in Nederland bij de snelst groeiende teamsporten hoort. In navolging van hun strijdlustige collega’s in een aantal Scandinavische landen en de Verenigde Staten krijgen sinds kort ook de Nederlandse internationals voor hun interlands financieel dezelfde vergoeding als hun mannelijke collega’s. Dat is winst, zeker nu zij ook op gebieden als begeleiding en het gebruik van topsportfaciliteiten terrein winnen.

Er zit dus beweging in, maar er is nog een lange weg te gaan, ook in Nederland. De eredivisie voor vrouwen bestaat nog altijd slechts uit elf teams. Betalingen zijn zo gering dat veel speelsters zich tweederangs voetballers voelen. Een salaris van enkele tonnen per week, zoals in de Engelse Premier League (mannen) wel voorkomt, is ook voor de meeste voetballende mannen buitenproportioneel. Maar de KNVB-richtlijn voor vrouwen-eredivisieclubs om minimaal twee contractspeelsters 55,5 procent van het minimumloon te laten verdienen is wel een extreem – en pijnlijk – contrast. Zo zijn de verhoudingen op dit moment. En zo zou het niet moeten zijn.

Het EK was mooi, talloze mensen hebben ervan genoten. Maar in de ogen van miljoenen vrouwen is het werk nog maar net begonnen.

Lees verder…….