Waarom Fanny niet tegen Foekje wilde strijden: ‘Ik loop niet tegen een vent’

Recensie

Atletiekcanon Het Nederlandse atletiek wordt al bijna een eeuw gedomineerd door vrouwen. Foekje Dillema vertoonde mannelijke trekken en mocht niet meedoen.

Fanny Blankers-Koenop de Olympische Spelen van Londen in 1948.
Fanny Blankers-Koenop de Olympische Spelen van Londen in 1948.

Foto ANP

Meer dan bij andere grote sporten domineren vrouwen de nationale atletiek. In chronologische volgorde: Fanny Blankers-Koen, Ria Stalman, Nelli Cooman, Ellen van Langen, Dafne Schippers, Femke Bol en Sifan Hassan. Wereldtoppers. Bij de mannen waren Gerard Nijboer, Rob Druppers, Rens Blom en Churandy Martina medaillewinnaars.

We lezen erover in de zondag uitgegeven Canon van de Nederlandse atletiek. Vijf auteurs verhalen over de oorlogsjaren waarin de sport tot de hongerwinter van 1944-’45 gewoon doorging en sommige atleten NSB’er bleken te zijn. Doping en atletiek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. En de Surinaamse, Antilliaanse en genaturaliseerde Nederlanders krijgen uitgebreid aandacht.

‘Ik loop niet voor Hitler en trawanten’

Dat sport en politiek altijd met elkaar verbonden zijn geweest, lezen we in het hoofdstuk over Tollien Schuurman. Deze medaillekandidaat op de sprintnummers weigerde uit te komen op de Spelen van Berlijn in 1936. „Ik loop niet voor Hitler en zijn trawanten”, verklaarde de Friezin.

De atletiekunie probeerde haar op andere gedachten te brengen en toen dat mislukte werd ze ‘vanwege een oude blessure’ afgemeld. De Telegraaf schreef over „onvaderlands gedrag”. In 1994 berichtte alleen de Leeuwarder Courant over haar dood – met de speciale vermelding dat ze in 1948 op Vlieland twee kinderen uit zee had gered – door heel hard naar de vloedlijn te rennen.

Tinus Osendarp deed in Berlijn wel mee – en won brons op de 100 en 200 meter. Hij werd een paar jaar lid van een beruchte commando-eenheid van de NSB – zijn medailles raakten besmet. Na de oorlog kreeg hij twaalf jaar cel. Om zijn gezin te onderhouden werkte hij tijdens zijn gevangenschap in de mijnen. In 1999 blikte hij terug: „Natuurlijk heb ik spijt, maar spijt komt altijd te laat.”

De vrouwen mochten decennialang alleen sprinten. Op de Spelen van Amsterdam stond in 1928 voor het eerst de 800 meter op het programma. Toen enkele vrouwen zich achter de eindstreep op de grond lieten vallen, concludeerden mannelijke bestuurders: ‘de 800 meter is veel te ver voor vrouwen’. Het duurde tot 1960 voor ze op de middenafstand weer aan de beurt waren.

Vliegende huisvrouw

Fanny Blankers-Koen won in de tussentijd vier gouden sprint- en verspring-medailles op de Spelen van Londen. De ‘vliegende huisvrouw’ kreeg een fiets cadeau van de gemeente Amsterdam. „Nu gaat Fanny weer koken”, schreef een krant na de huldiging in 1948. Ze was getrouwd met haar coach en Telegraaf-journalist Jan Blankers. In Londen had ze zoveel heimwee naar haar twee kinderen, dat ze de slotnummers wilde laten lopen. Vader Jan hield haar tegen.

En nog ging het bijna mis. Vlak voor de afsluitende estafette ging Fanny winkelen en kwam ze hijgend in een nieuwe regenjas net op tijd het stadion ingerend– en won ze haar vierde gouden plak. Op de Spelen van 1952 in Helsinki werd ze geplaagd door een steenpuist tussen haar anus en vagina, zo beschrijft co-auteur Henk Stouwdam in detail.

‘Ik loop niet tegen een vent’

Minder sportief was de omgang van het echtpaar Blankers met de Friezin Foekje Dillema, die na Londen 1948 soms harder liep dan Fanny. Op voorspraak van de partijdige bondscoach moest Foekje een geslachtstest ondergaan, nadat ze dit had geweigerd werd ze levenslang geschorst. „Ik loop niet tegen een vent”, souffleerde Fanny haar man. Foekje was omstreden: ze had een zware stem, baardgroei ook, menstrueerde niet en verkleedde zich altijd op de wc, vertelden andere atletes. Waar of niet, dat Fanny zelf de ‘koningin met mannenbenen’ werd genoemd (de titel van haar biografie), maakt de affaire extra pijnlijk.

„Een van de grootste schandalen in de nationale sporthistorie”, wordt Foekjes uitsluiting in de canon genoemd. In twee tv-uitzendingen wordt de tragiek pijnlijk zichtbaar. Ze vereenzaamde achter de geraniums. Toen filmmaker Wilfried de Jong in 2003 een halve eeuw na alle ophef bij Foekje thuis aanklopte, stond ze hem niet te woord. „Ik wil er geen spul aan geven”, zou ze gezegd hebben.

Een jaar na haar dood in 2007 – de Atletiekunie erkende postuum schuld en legde tijdens de uitvaart een bos bloemen op haar grafsteen – liet Andere Tijden Sport met toestemming van de nabestaanden een DNA-test doen, gebruikmakend van huidcellen uit Foekjes kleren. Hieruit bleek dat ze wel degelijk een vrouw was geweest, hoewel er ook een Y-chromosoom werd aangetroffen.

Vrouwen met spierbundels, ze zijn niet meer weg te denken in de atletiek. Met alle dopinggeruchten vandien. Zo bekende Ria Stalman, bij afwezigheid van Oost-Europese discuswerpers (vanwege een boycot) olympisch kampioene in 1984, pas in 2016 dat ze in navolging van met name de DDR-vrouwen aan de anabolen had gezeten.

Ook Dafne Schippers en Sifan Hassan zijn vanwege hun snelle progressie in verband met doping gebracht. Nelli Cooman werd getraind door Henk Kraaijenhof, die ruimdenkend over prestatiebevorderende middelen was. Voor alledrie de kampioenes geldt dat ze nooit zijn betrapt op doping.

Miss Pelé

Cooman, bijgenaamd ‘Miss Pelé’ in haar Rotterdamse jeugd, had meer last van racisme, vertelde ze. Ze was in de jaren tachtig twee keer wereldkampioene op de 60 meter. Hassan, twee keer goud en één keer brons op de Spelen in Tokio, beende boos weg toen ze werd gevraagd naar haar eerdere samenwerking met de (doping)coach Alberto Salazar.

Mooi is het hoofdstuk waarin Hassan over haar geloof praat. De moslima draagt tot misnoegen van haar Ethiopische moeder tijdens het sporten geen bedekte kleren. Maar na haar zegetocht in Tokio ging ze op pelgrimtocht naar Mekka, en liep daar zeven keer de Kaäba (het centrale heiligdom) rond. Bij een andere gelegenheid had ze het in haar onnavolgbare Nederlands als volgt verwoord: „Soms ben ik twee Sifans.”

Lees verder…….