Waar het vuile water naartoe gaat? Volgende onderwerp, zegt de fabrieksdirecteur

Reportage

Verffabriek India De Indiase kledingindustrie verduurzaamt, mede door eisen van internationale ketens. Een rondleiding door een verffabriek in het noorden van het land. „Ik kan onze werkzaamheden laten zien, maar dan ziet u ook dat we vervuiling veroorzaken.”

Bij de verffabriek in Panipat in het noorden van India. Medewerkers behandelen zojuist geverfd katoen en wol.
Bij de verffabriek in Panipat in het noorden van India. Medewerkers behandelen zojuist geverfd katoen en wol.

Foto Siddharth Beh

In district 29 van Panipat, een stad op een kleine honderd kilometer van de Indiase hoofdstad New Delhi, hangt een zurige geur die op de longen slaat. In deze buurt staan fabrieken waar textiel wordt geverfd, op industriële schaal en met chemische middelen. Het is een van de specialismen van bedrijven hier: Panipat is een textielstad. In andere stadsdistricten wordt textiel geweven, en er is een buurt met naaifabrieken waar kleding in elkaar gezet wordt. De bedrijvigheid is de trots van de regio. Minder mooi is dat Panipat ook bekendstaat om de vervuiling die met die grootschalige bedrijvigheid gepaard gaat.

Bhim Rana is directeur van een verffabriek, en wil op een zondag – een fractie van zijn tweehonderd man personeel is aan het werk – best een rondleiding geven door het drie verdiepingen tellende bakstenen gebouw. Elke hoek is ingericht voor een specifieke verfmethode: de ene soort stof neemt de kleur beter op in een bad met pruttelende verfstof, voor een ander product worden lappen textiel in een metalen kast gehangen en dan ‘gewassen’. „Verf heeft water nodig – de kleur moet goed worden opgenomen in het textiel. En veel ook”, knikt Rana. Zijn bedrijf is een middenmoter in de sector, hijzelf is de voorzitter van de lokale vereniging van textielververs. In die hoedanigheid wil hij wel een rondleiding geven, op voorwaarde dat de naam van zijn bedrijf niet genoemd wordt. „Veel bedrijven vinden dat niet prettig, en ik wil geen problemen veroorzaken met collega’s”, vertelt hij. „Ik kan onze werkzaamheden laten zien, maar dat betekent dat u ook ziet dat we vervuiling veroorzaken.”

Neem de metalen hangkast waar enkele kilo’s katoen tegelijkertijd worden geverfd: het duurt zeker vier uur voordat de lappen naar wens zijn gekleurd. Daarbij wordt achttien liter water gebruikt. Het water en de chemische kleurstoffen spoelen weg, onder het rooster van de machine door. Rana wil niet laten zien waar het gootje dat door de fabriek loopt op uitkomt. Hij wijst vagelijk naar buiten. „We weten dat dat vervuilde water een probleem is. Onlangs zijn we begonnen met een ngo om te denken over manieren om het te zuiveren, voordat we het wegvoeren. Maar we moeten dat proces nog in kaart brengen.” Liever gaat hij voor naar boven, om de mengmachines te laten zien die elke door de klant bestelde kleur kunnen mixen.

Een van de grootste werkverschaffers

Het verven van textiel is, naast het weven en het uiteindelijke in elkaar zetten van kleding, onderdeel van de kledingproductie. Al die genoemde activiteiten vallen samen in de Indiase textielindustrie, een van de grootste werkverschaffers in het land. Zeker 35 miljoen mensen zijn in het hele land werkzaam in de sector – een aantal dat nog hoger uitvalt als ook de katoenproductie en andere gelieerde landbouw wordt meegerekend. Fabrieken zijn gespecialiseerd in een van de stappen en verwerken de orders van meerdere opdrachtgevers, waaronder internationale merken. Die kunnen in India, zij het verspreid over meerdere stappen en tussenleveranciers, terecht voor een groot deel van hun productie: de precieze textiel laten weven, de kleur laten verven en het uiteindelijke in elkaar laten zetten van hun ontwerp.

Grote retailers weten Indiase fabrikanten te vinden voor zulke massaproductie. De Indiase traditionele handwerken zijn geliefd bij luxemerken, die bij particuliere ateliers borduurwerk en andere delicate stoffen bestellen. Het ministerie van Handel investeert in de sector om internationale retailers – H&M, Guess, Gap, Zara – binnen te halen en te houden.

De volgende generatie managers en arbeiders in India zal zich veel meer bewust zijn van de milieubelangen in de sector

India’s export van textiel (inclusief het luxe handwerk) en kleding bedroeg in 2022 ruim 44 miljard dollar (41 miljard euro). De export van massa-geproduceerde, afgemaakte kledingstukken bracht zo’n 6,2 miljard dollar op. Het land is de tweede textielexporteur in de wereld, en daarmee is India er veel aan gelegen om de grote internationale klanten tevreden te houden.

„In die opdrachten komt steeds vaker de vraag naar duurzame productie voor”, weet Ashutosh Sahi. Hij is chemicus en kent de textielindustrie als professor aan het NIFT, India’s nationale opleidingsinstituut voor mode en textiel. De instelling heeft achttien dependances in het hele land, waar studenten kiezen voor opleidingen in vaardigheden, ontwerp en management in de textiel- en kledingindustrie. Sahi, die met lange passen over de campus in New Delhi rondloopt, studenten op de schouder klopt en hier en daar zijn hoofd in klaslokalen steekt, doceert vakken over vezels en textiel.

Hij is bovendien een vraagbaak voor studenten die zorgen hebben over de milieu-impact van de textielindustrie. De NIFT-afdeling in de hoofdstad heeft in de laatste paar jaar steeds meer vakken over duurzaamheid toegevoegd aan het curriculum, vertelt hij. „Onze studenten gaan straks de industrie leiden. Zij moeten de basis van de kledingproductie kennen, daarom vind ik mijn vak belangrijk. Maar ze moeten óók zorgen dat India kan aansluiten bij de rest van de wereld, bij het groeiende besef dat het maken van textiel en kleding vervuilend kan zijn.”

Je kunt daarin alle kanten op, zet hij uiteen: van de keuze voor bepaalde vezels tot het energieverbruik in de naaifabrieken waar fast fashion-ketens hun collecties laten produceren. „De regering heeft al vastgesteld dat nieuwe fabrieken bijvoorbeeld aan bepaalde standaarden moeten voldoen – ledlampen, andere besparende maatregelen.”

Buiten Sahi’s laboratorium, in de kelder van het opleidingsinstituut, staan groepen studenten met de boeken in de hand te overleggen. Het is examentijd. Zijn studenten willen innoveren, zegt hij trots. Een groepje studenten en docenten werkt dit academisch jaar aan een patent op blockchaintechnologie die kan worden gebruikt voor labels: daarmee zou heel specifiek kunnen worden vastgelegd in welke fabrieken kledingstukken zijn gefabriceerd, zodat retailers en hun klanten zelf de milieu-impact van hun gewilde kleding kunnen controleren.

Geverfd katoen en wol in containers in de fabriek in Panipat.
Foto’s Siddharth Beh

Als scheikundige heeft Sahi zich nu gestort op een onderzoek naar een meer milieuvriendelijke innovatie. Kan de textielindustrie chemische verfmiddelen vermijden? Hij wijst naar een stellingkast met potten verf, kleurpoeder, oplossingsmiddelen. „Dat is allemaal synthetisch – u wilt er niet te veel boven hangen. Deze middelen hebben een voordeel: de producenten werken er zo veel mee, dat zij dat volledig gewend zijn. Ze weten hoe de verf te mengen, hoelang textiel in het bad moet voor de juiste kleurschakering, en welke verf ze moeten gebruiken voor welke stof. Maar ook in de natuur vinden we kleur.”

Indigoblauw, bijvoorbeeld – iconisch in de westerse spijkerbroek én Indiase traditionele kledij – kan ook met bepaalde enzymen worden vervaardigd. Van oudsher gebruikte men natuurlijke producten als groenteschillen, en fruitsappen helpen ook met kleur. „Stapje voor stapje zoek ik hier met studenten naar de beste productiemiddelen en omstandigheden. Dat is nog een heel proces. Maar we hebben al geleerd: het verfproces hóéft niet altijd vervuilend te zijn.”

De Indiase kledingindustrie is bezig met een „inhaalslag”, stelt onderzoekster Sapna Narula, die onderzocht hoe duurzaamheid wordt nageleefd in Indiase industrieën. Onder de druk van internationale retailers is het bewustzijn over de milieu-impact sterk gegroeid in de afgelopen tien jaar, zegt ze. „Grote internationale markten hadden eerst vragen over de veiligheid en gezondheid van medewerkers. Daarna kwam er ook meer aandacht voor omgevingsfactoren, en uiteindelijk het milieu. Nu de retailers van hún consumenten steeds meer eisen krijgen voor ecologisch verantwoorde kleding, komt dat soort vraagstukken weer bij de producenten hier terecht.”

De eis van buitenlandse opdrachtgevers is de belangrijkste prikkel om te vergroenen, denkt Narula. Maar ook steun vanuit India zelf draagt er inmiddels aan bij. De overheid biedt subsidies voor fabrieken die willen verduurzamen. Zo worden bedrijven ‘opgevoed’: „De volgende generatie managers en arbeiders zal zich alweer veel meer bewust zijn van de milieubelangen in de sector.”

Docent Sahi ziet die meer milieu-bewuste generatie textielwerkers al rondlopen op zijn campus. Bedrijven erkennen nu de vervuiling die werkzaamheden veroorzaken, zoals verffabriekdirecteur Bhim Rana, zij het schoorvoetend. „Ik wil me de woede van andere ververs niet op de hals halen”, zegt de directeur, hoestend van de chemische wasem van een machine die hem op de longen slaat. „Wij doen wat we kunnen – we produceren al heel veel, dat is het eerste wat van ons gevraagd wordt. Elke aanpassing heeft tijd nodig.”

NIFT-chemicus Ashutosh Sahi denkt de oplossing te hebben: zijn natuurlijke verfmethoden zijn schaalbaar, zegt hij. De ververs, ook die in Panipat, hoeven hun fabrieken niet anders in te richten, maar de gebruikte middelen zullen wel wat duurder zijn. „Maar dat is het met die duurzaamheid: wie het wil, moet er wel voor betalen. Óók aan de Indiase bedrijven.”

Lees verder…….