Verliefd op wat je niet krijgt

Sommige mensen worden bijna nooit verliefd. Ik hoor daar niet bij. Ik ben vaak verliefd geweest en ook verschillende keren op mannen die ik, achteraf bezien, niet eens leuk vond. Botte, onhandige jongens, maar ook beschadigde, sadistische mannen; niet in staat liefde te tonen door een complex van onzekere angstigheid. Mijn verliefdheid ging niet over zodra de hardvochtige neigingen bovenkwamen. Nee, mijn verlangen bleef. Sterker nog, die werd aangewakkerd door de dynamiek van de afwijzing.

Er was de man die ik te opdringerig vond. Op de avond dat we elkaar leerden kennen, trok hij een hand vol bloemen uit een bloembak voor een raam en gaf die aan mij omdat hij mij zo leuk vond. Hufterig, maar ook grappig. Ik begon hem pas echt leuk te vinden toen hij een paar weken wegging, zijn telefoon niet opnam en mijn berichten niet beantwoordde. In zijn afwezigheid werd ik steeds verliefder. Toen hij weer terug was en hij me met vileine humor bespotte en beledigde, bleef ik verliefd. Dit was niet de eerste en ook niet de laatste keer dat ik mezelf aanpraatte van iemand te houden die me denigreerde.

Animatie Jarre Venderbosch

Nu is niet iedere verliefdheid gepaard gegaan met kwetsende afwijzing, ik heb fijne relaties gehad, evenwichtige wederzijdse bevestiging. Maar als ik terugkijk op mijn talloze verliefdheden, is het opvallend dat juist in de situaties waarin er sprake was van afwijzing en manipulatie, de verliefdheid onbedaarlijk en vernietigend opflakkerde.

Hoewel verliefdheid wordt verbeeld door roze wolken, hartjes, engelen en rozenblaadjes, weet iedereen dat zij ook een bron kan zijn van strijd, huiver en pijn. Ik beschouw mezelf als een sterke, onafhankelijke vrouw, maar ik heb me geheel afhankelijk gemaakt van de bevestiging van die ene persoon, die in sommige gevallen een vervelende, ziekelijke man was. Wat ik moeilijk vind te begrijpen, is dat ik altijd helder kon zien dat de minnaar in kwestie niet goed voor me was, maar dat dit mijn smachten niet beëindigde. Integendeel, hoe sterker ik me gemanipuleerd en afgewezen voelde, hoe heviger de liefdeshonger in me brandde. Ik zou willen begrijpen waarom afwijzing, onzekerheid en angst dat snakken juist voeden.

In de literatuur is afwijzing en de daaruit voortkomende obsessies een vaak terugkerend onderwerp. Marcel Proust wijdde er grote delen aan in zijn À la recherche du temps perdu. En Carry van Bruggen beschreef de macht van de afwijzing in de affaires van haar protagonist Ina in Een coquette vrouw. Zodra Ina’s minnaar enige reserve toont en afstandelijk wordt, voelt ze direct dat dit haar verliefdheid zal verhevigen, dat ze de ander ‘uit alle macht zou willen bemeesteren, en zelf niet terughoudend zou kunnen blijven’.

Animatie Jarre Venderbosch

Het is voor velen herkenbaar: de geliefde die niet helemaal beschikbaar is, oefent een sterkere aantrekkingskracht uit dan de geliefde die altijd voor je klaarstaat. Het is de dynamiek van de aantrekkingskracht, maar het is ook een machtsspel. Degene die sterker verlangt, heeft minder macht. Ik had een tijd een relatie met een musicus. Hij stoorde zich aan mijn stemgebruik: als ik sprak, ademde ik niet goed. Ook was mijn kaak te gespannen. En ik verdeelde mijn lichaamsgewicht niet goed over mijn voeten. Zijn kritiek riep een verkrampt zelfbewustzijn in me op, maakte me onzeker en ongelukkig. In plaats van hem de deur te wijzen, verlangde ik er hevig naar door hem bemind te worden. Ik wilde dat hij van me zou houden zoals ik was, inclusief mijn manier van ademen, spreken, lopen. Mijn verlangen naar zijn liefde gaf hem een machtspositie binnen onze relatie.

Afwijzing kan natuurlijk betekenen dat de geliefde op je is uitgekeken, maar afwijzing kan ook voortkomen uit onzekerheid. Dat is wat ik bij de musicus vermoedde; dat híj́ eigenlijk degene was die vreesde verlaten te worden. Dat hij me om die reden vernederde. In The Quiet American laat Graham Greene een man aan het woord die vele liefdesaffaires heeft gehad. Tussen al die vrouwen was er één van wie hij werkelijk had gehouden. En zij hield ook van hem. Toch verliet hij haar. Uit angst dat hij de pijn niet aan zou kunnen als zij de relatie zou beëindigen: ‘Ik was als de dood om haar te verliezen. Ik dacht dat ik haar zag veranderen – ik weet niet of dat echt zo was, maar ik kon de onzekerheid niet langer verdragen. Ik rende naar de finish zoals een lafaard naar zijn vijand rent en een medaille wint. Ik wilde de dood voorbij zijn.’

In plaats van hem de deur te wijzen, verlangde ik er hevig naar door hem bemind te worden

Ik ken dit ook van mezelf. Enerzijds wordt mijn interesse gewekt zodra de ander me begint af te wijzen. Anderzijds wend ook ik nonchalance en desinteresse voor zodra ik voel dat de ander weleens minder geïnteresseerd zou kunnen zijn. Je verlangt naar de ander, maar je wilt niet dat de ander weet hoe hevig je naar hem verlangt. Het is een verraderlijk machtsspel, dat voortkomt uit kwetsbaarheid, met hardheid tot gevolg.

Alleen al een lichte angst om afgewezen te worden kan leiden tot geveinsde desinteresse en wreedheid. In Dagboek van een dief beschrijft Jean Genet hoe hij zijn minnaar uitscheldt als die hem, na een arrestatie, vies en ongeschoren heeft gezien. Genet vreest dat zijn minnaar van hem zal walgen. Als hij inziet dat hun verliefdheid kan overgaan, beslist hij direct dat hij het ‘het zonder deze liefde zal stellen’. Genet begint de man naar wie hij verlangt te minachten, om maar niet te hoeven voelen dat hij zelf afgewezen wordt.

Juist omdat ik dit spel herken, al ben ik zelf nooit een harde speler, denk ik er een scherp oog voor te hebben bij anderen. Bij de musicus, die er uiteindelijk kapot van was toen ik de relatie verbrak, trad er beslist een vergelijkbaar beschermingsmechanisme in werking. Hij vernederde me, bekritiseerde m’n hele wezen, tot mijn adem aan toe; een vrouw die niet behoorlijk kan ademen en spreken is immers niet de moeite waard om verdrietig over te zijn. Als hij me tot niets kon reduceren, zou hij ook niets hebben om over te treuren. Doordat ik zag hoe zijn hardvochtige gedrag deel was van een poging om zichzelf tegen een gebroken hart te beschermen, vergaf ik hem zijn wreedheid. Ik zag immers dat zijn onredelijke hardheid voortkwam uit onzekerheid. Tegen beter weten in hoopte ik dat mijn gulle vergeving hem van zijn verlatingsangst zou afbrengen en hem milder zou stemmen.

In dit soort ongezonde relaties zijn er verschillende krachten in het spel. Ten eerste, een strijdbaarheid die me, tegen beter weten in, de aandacht van mijn geliefde doet najagen: ik zal door hem gezien worden, geliefd en bemind! Ik zal me boven het machtsspel plaatsen; door mijn begrip en vergeving zullen we elkaar alsnog naderen.

Een psycholoog zei mij eens dat onredelijke kritiek van geliefden mij een strijd doet aangaan, die ik als kind nooit bij mijn ouders kon winnen. Dat ik ernaar verlang gezien te worden zoals ik niet door mijn ouders werd gezien; dat die strijd elke keer weer in mij ontwaakt zodra het erop lijkt dat ik die aandachtige liefde niet zal krijgen. Juist dan ontwaakt er een bewijsdrift in mij waarmee ik aan mezelf en de wereld zal tonen dat ik dit aankan. Dat ik heel kan maken wat kapot lijkt. Dat ik die toegewijde aandacht dit keer wél zal winnen.

Animatie Jarre Venderbosch

Hoewel dit allemaal zou kunnen meespelen, zie ik ook de greep van mijn verbeeldingskracht: mijn geloof in een verhaal dat ik voor mezelf heb verzonnen. Een verhaal waarin de bewuste geliefde een doorslaggevende rol speelt. In mijn verhaal overwinnen we alle misverstanden en strubbelingen. Juist door de moeite die het ons heeft gekost zullen we diep tot elkaar doordringen. Het is dit verhaal dat ik niet wil loslaten. Ik heb in die specifieke duiding van mijn leven geloofd en kan me er niet zomaar van losscheuren. Is dat wat verliefdheid is? Strijdbaarheid en een dwangmatig willen opgaan in de eigen verbeelding?

Achteraf bezien is het schokkend hoezeer ik mezelf in mijn verliefdheden voor de gek heb gehouden. Ze zeggen dat de roze bril je alleen de mooie kanten van je geliefde doet zien. Maar de bril die ik mezelf opzet is niet zomaar roze, het is een bril die me dingen doet zien die er niet zijn. Het klinkt misschien wat merkwaardig, maar verschillende keren ben ik verliefd geworden op wat ik níét kreeg. Zoals bij de man die een handvol bloemen uit de bloembak rukte. Ik werd verliefd op zijn afwezigheid. Hij liet niets meer van zich horen en ik begon naar hem te snakken. In mij zette zich een immense drang tot fabuleren in werking, er werd een verzinsel gesponnen, waarin deze afwezige man ideaal bij me paste.

Op zich strekt verlangen zich altijd uit naar wat (nog) ontbreekt, in die zin is het logisch dat je verlangt naar wat er niet is. Als bovendien de belofte gevoed wordt dat je het uiteindelijk wel zult krijgen, versterkt dit het begeren. Het is een dynamiek die Annie Ernaux ook in verschillende van haar autobiografische romans beschrijft. Het wachten, de ongedurige lust, het klaarmaken tot de minnaar arriveert, het obsessieve denken en smachten. Haar oprechte onthullingen benemen me de adem. Ik wil haar toeroepen dat ze zich moet losmaken uit de toxische relatie, ermee moet ophouden zichzelf te verlagen. Bij de ander zie ik namelijk maar al te goed hoe zo’n scheve verhouding je doet lijden.

Al bekent Ernaux dat ze zich voor haar gedrag schaamt, ze heeft geen spijt. Aan het einde van Alleen maar hartstocht schrijft ze: ‘Ik heb ontdekt waartoe een mens in staat kan zijn, dat wil zeggen tot alles. Verheven en laag-bij-de-grondse begeerten, het verlies van waardigheid, bijgeloof en gedrag dat ik bij anderen idioot vond zolang ik het zelf niet vertoonde.’

Terugkijkend op de relaties waarin ik me vernederd en ongelukkig heb gevoeld, denk ik weleens dat ik het ook opzoek. Dat ik de hevigheid van voelen, die Ernaux hier ook benoemt, onbewust najaag. Die hevigheid van de liefdeshunkering ervaar ik des te intenser als er enige vorm van afwijzing in het spel is. En het is juist die intensiteit die je uit je dagelijkse leven optilt, die je in een stroomversnelling brengt, die je uit het alledaagse leven doet ontsnappen.

In de culturele beeldvorming van de liefde, in films en popliedjes, lijkt het alsof we allen verlangen naar een staat van wederzijdsheid en voldoening, maar vaak is het juist het vleugje hartzeer dat de verliefdheid in leven houdt. Soms lijkt deze pijn op de onrust die doet schrijven, een streven naar vervolmaking en afronding van wat gefragmenteerd en ongrijpbaar lijkt.

Als anderen een geliefde de rug toekeren zodra ze als vuil behandeld worden, ontwaakt er in mij een verlangen. Een diep verlangen naar wat er niet is. Hoewel ik mezelf doorgaans vrij nuchter vind, ben ik hierin een romantische fantast. In plaats van naar de realiteit te handelen, blijf ik in een verhaal opgaan dat enkel in mijn verbeelding bestaat. En toch niet alleen in mijn eigen verbeelding. Er is ook een cultureel gedeeld verhaal van de liefde, waarin ik, hardleers wellicht, nog altijd geloof: de magie van de verliefdheid die alles kan overbruggen en dwars door alle verschillen heen kan breken. Het onverklaarbare dat twee zielen in elkaar doet haken, de band tussen twee individuen die niet in een mal is te vangen. Niet door anderen valt te begrijpen. Uniek en wezenlijk en onbevattelijk. Juist als alles erop wijst dat twee mensen niet bij elkaar passen, kan verliefdheid het tegendeel bewijzen. Onzekerheid en de bijbehorende pijn kan mijn geloof in precies die magie, die alles zal overwinnen, juist versterken.

Lees verder…….