Vergeten opera ‘Königskinder’ is een traktatie voor oog en oor

Recensie


Muziek

De Nationale Opera Met de ‘vergeten’ opera Königskinder van Humperdinck maakte dirigent Marc Albrecht een ideale comeback bij DNO, met een verrukkelijk spelend Nederlands Philharmonisch Orkest en een geweldige cast.

Scène uit Königskinder van Humperdinck door De Nationale Opera
Scène uit Königskinder van Humperdinck door De Nationale Opera

Foto Monika Rittershaus

Het voelde donderdag als een echte première, aangezien vrijwel niemand de opera ooit eerder live meemaakte: Königskinder van Engelbert Humperdinck, deze maand te zien bij De Nationale Opera, is voor het eerst sinds 1912 in Nederland te zien. Net als Humperdincks claim to fame Hänsel und Gretel (deze maand toevallig bij de Reisopera) is het een sprookjesopera, maar duisterder van toon en beduidend minder kindvriendelijk, zwanger van religie- en maatschappijkritiek. Net te lang, geen onontkoombaar meesterwerk, wél een zeer boeiende opera, in een prachtuitvoering voor oog en oor.

Königskinder betekende ook de terugkeer van geliefd oud chef-dirigent Marc Albrecht, die tijdens de coronaseizoenen zonder publiek afzwaaide. Zijn onthaal, nog voor er een noot had geklonken, illustreerde dat Amsterdam hem allerminst vergeten is. Terecht: halverwege de ouverture creëerde hij al een magisch moment van mysterieuze verstilling. Samen met regisseur Christof Loy maakt Albrecht zich hard voor ‘vergeten’ opera’s. Het pleit voor hen en voor DNO dat Albrechts terugkeer gevierd wordt met een muziekhistorisch evenement.

Geestiger en aardser dan Wagner

Want dat is Königskinder (1910). De ontstaansgeschiedenis is woelig – verzoek om muziek te schrijven bij Elsa Bernstein-Porges’ gelijknamige toneelstuk leidde na veel vijven en zessen tot Humperdincks verzoek aan háár om er een opera van te mogen maken. Maar het resultaat is veel meer dan een wagneriaans aftreksel, zoals weleens beweerd wordt. Humperdinck is lichter van toon, geestiger, aardser, zijn montage is sneller; hoewel de Wagner-verwijzingen onmiskenbaar zijn hoor je evengoed invloed van Mozart. Albrecht leidt voortreffelijk. Hij licht verrukkelijke details uit, laat de talrijke kamermuzikale soli bloeien, maar bovenal draagt zijn orkest de heerlijke zangerscast.

Het verhaal draait om jeugdig idealisme dat stukloopt op menselijke verdorvenheid. Een rondzwervende prins (fijne tenor Daniel Behle) wil leren een goed heerser te zijn. In het woud wordt hij verliefd op een ganzenhoedster (warm-stralende sopraan Olga Kulchynska, eerder bij DNO in La bohème, die echter door haar heksengrootmoeder (grande dame Doris Soffel, in een rol die raakt aan haar Herodias in Salome) met een vloek aan het bos is gebonden. Hun hofmakerij, naïef-trotse Gänsemagd versus druistig-nieuwsgierige Königssohn, is innemend. In de tweede akte lijken ze het geluk te vinden: de ganzenhoedster verbreekt de ban en betreedt om klokslag twaalf de stad, wanneer volgens een profetie van de heks de nieuwe heerser zijn/haar intrede zal doen. De twee vallen elkaar in de armen – maar de perfide stadmensen beschimpen en verjagen de koningskinderen, verbranden de heks en breken het been van de speelman.

Die speelman (sterke bariton Josef Wagner) is een bijzondere figuur, een go-between tussen stad en woud, mensen en kinderen, het prozaïsche en het muzische. Solovioliste Camille Joubert belichaamt op het podium in stemmig kostuum zijn stem – of de dood. Niet voor niets spookt een echo van Schuberts doodslied ‘Der Leiermann’ door de derde akte. De speelman krijgt zelfs het laatste woord, nadat de dood van de koningskinderen voor een adembenemend mooi schijneinde heeft gezorgd.

Sober decor

Königskinder heeft een ABA-vorm, waarbij de droevige derde akte de coördinaten van de eerste herneemt: het huisje in het woud, de lindeboom, het liefdespel van de koningskinderen, maar nu in de winter, en gedoemd. Het sobere decor (Johannes Leiacker) verschiet van spierwit naar duister, en datzelfde clair-obscur kenmerkt de stomme film waarmee Loy een deel van het grimmige verhaal vertelt. Het is niet verwonderlijk dat Königskinder nooit een publiekslieveling als Hänsel und Gretel werd, maar de opera verdient zeker meer dan één enscenering per eeuw. Deze is een traktatie.


Lees ook dit interview met dirigent Marc Albrecht over ‘Königskinder’

Lees verder…….