Theatraal en ontregelend; ook nu nog oogt het uitbundige werk van James Ensor vooruitstrevend

Vanaf een enorm, overwegend roodgekleurd doek in de entreezaal van museum Bozar in Brussel dondert de bont uitgedoste menigte jouw kant op. Maskers, fanfare, banieren, notabelen. Even denk je: zou het toch gelukt zijn, om dit beroemde kunstwerk naar Brussel te halen? Maar nee, deze De intrede van Christus in Brussel in 1889 (1887), is een replica als wandtapijt op ware grootte.

James Ensors meesterstuk, van 2,5 meter bij 4 meter, toont een parade die evenveel processie, demonstratie als carnaval is – met een sterk op Ensor gelijkende Christus in het midden. Je voelt hier de moderniteit binnen komen walsen. Tegelijkertijd is het een werk vol spot, met al die kostuums en maskers. Het origineel hangt sinds 1987 in het Getty Museum in Los Angeles, te kwetsbaar om nog te reizen.

Hoewel een replica altijd een beetje een zwaktebod is op een tentoonstelling, is het hier wel een logische aftrap voor de tentoonstelling James Ensor: Maestro, die zich richt op ‘het theatrale’ in zijn oeuvre. Tentoonstellingsmaker Xavier Tricot selecteerde vooral wat minder bekende werken van Ensor uit verschillende privécollecties voor een sympathieke thematentoonstelling in Bozar, die laat zien hoe hij als theatrale ontregelaar met uitbundige voorstellingen de goede smaak tartte.

Dit jaar is het 75 jaar geleden dat James Ensor overleed, België staat daarbij uitgebreid stil met tal van exposities. De nadruk ligt in Oostende (waar Ensor zijn hele leven woonde, hij vond er onder meer inspiratie in de schelpen- en maskerwinkel van zijn moeder) en Antwerpen (museum KMSKA heeft de grootste Ensor-collectie in de wereld). Brussel doet ook mee, met naast de presentatie in Bozar een meer uitgebreide en meer ambitieuze tentoonstelling James Ensor. Inspired by Brussels in de Koninklijke Bibliotheek van België KBR. In Brussel volgde Ensor enkele jaren lessen aan de kunstacademie, hij ontmoette er mecenassen, kwam in aanraking met andere avant-gardekustenaars en richtte er de kunstenaarsgroep Les XX (‘De twintig’) op.

Lees ook De pionier van het modernisme James Ensor: van zeegezichten tot duivelse maskers

James Ensor: <em>Pierrot en skeletten </em>(Pierrot et squelettes, 1905).

De verbeelding sluipt binnen

Om te laten zien hoe Ensor zijn ontregelende stijl ontwikkelde, vertrekt de expositie in Bozar vanuit de zeegezichten die de kunstenaar in zijn geboorteplaats Oostende schilderde. Duidelijk wordt hoe de verbeelding zijn werk in sluipt: Ensor voegde bijvoorbeeld schimmige skeletten toe aan duistere potloodtekeningen van een interieur (Het betoverde meubel, 1884). Daarnaast was hij technisch vaardig, krachtig en kleurrijk kon hij na zijn tijd in Brussel een gedekte tafel met doorschijnende groen, rood en oranje gevulde glazen schilderen (De oestereetster, 1908).

Na een zaaltje met foto’s en filmbeelden van Ensor in Oostende (onder andere Albert Einstein kwam op bezoek) volgen nog drie themazalen. De middelste zaal gaat over de verbeelding van Christus (Ensor was agnost, maar zag Christus als een ‘onontkoombare betekenis’), de tweede zaal gaat over het theater. Hier hangen onder andere enkele satirische tekeningen als De komische maaltijd (1905), waarin een sjiek middeleeuws-geklede groep mensen zich tegoed doet aan een banket van dode en levende dieren. Of een groep skeletten die samen aan het biljarten is. Je ziet hoe Ensor zich met buitenzinnige taferelen verzette tegen de goede smaak en de gevestigde elite. In de analyse van de zaaltekst over de betekenis van de maskers had nog meer gezeten: ze zijn een verbeelding van de verschillende rollen die een mens speelt. Van oprechtheid en onoprechtheid – daar had je als museumbezoeker graag meer toelichting op willen hebben.

James Ensor, De vreemde maskers, 1892.
Foto Vincent Everarts

De laatste zaal gaat over muziek in het werk van Ensor – de kunstenaar componeerde muziek voor zijn balletvoorstelling La Gamme d’amour, (‘Het bereik van de liefde’), waarvoor hij ook de decors en kostuums ontwierp. In het hart van de tentoonstelling kun je een stukje van die muziek beluisteren – een mooi, enigszins nerveus muziekstuk, maar niet hemelbestormend.

Wél eindeloos fascinerend is de bijna verblindende witheid, of helderheid waarmee Ensor schildert in werken als Het gemaskerd bal (1910) en De ontmoeting (1912). Hier lijkt de plaagstoot zich direct op de toeschouwer te richten, door zo met onze verwachtingen te spelen: enkele schilderijen zijn zo licht geschilderd in wit en roze, dat ze aan de waarneming lijken te ontglippen. Alsof je tegen de zon inkijkt. Ook ruim een eeuw nadat ze geschilderd zijn, ogen ze ondanks hun traditionele onderwerp nog tintelend modern.

James Ensor, De ontmoeting (tuin van de liefde), 1912.
Foto Vincent Everarts

Eigen stijl

Bijzonder aan de tentoonstelling in de Koninklijke Bibliotheek Brussel (KBR) is dat die plaatsvindt in het voormalige Paleis van hertog Karel van Lotharingen. Waar nu de KBR huisvest, organiseerde destijds Ensors kunstkring Les XX jaarlijkse salons, waar hij zelf exposeerde en werken zag van andere vernieuwende kunstenaars. James Ensor: Inspired by Brussel laat nauwkeurig zien hoe Ensor in Brussel na zijn klassieke scholing aan de academie stap voor stap zijn eigen stijl als schilder van carnavaleske taferelen ontwikkelde.

Te beginnen met De Lampenist (1880) – een realistisch portret van een jongen met lamp, waarop hij voor het eerst de schilderconventies van de academie loslaat, en zijn onderwerp bruter en ongepolijst opzet. Het eerste voorbeeld van maskers in zijn werk is te zien op De geërgerde maskers (1883), nog redelijk donker en realistisch geschilderd, toont het een gemaskerde man met een fles drank aan tafel – mogelijk een verbeelding van Ensors alcoholistische vader? – en een eveneens gemaskerde vrouw die binnenkomt. Hier voel je gelijk wat een vondst die maskers zijn. Ze creëren een spanning: welke rollen spelen deze mensen voor elkaar?

James Ensor, De geërgerde maskers, 1883.
Foto J. Geleyns

Na dit werk gaat het hard, en wordt Ensors werk, onder invloed van de internationale avant-gardisten steeds feller gekleurd, lichter en eigenzinniger. Nog altijd ontregelend zijn de vele spotprenten, zoals de ets Doctrinaire voeding (1889) een rij machthebbers die het volk voeden met hun uitwerpselen. Ensor schopt regelmatig tegen de goede smaak, blijkt uit een citaat van een criticus: „Hersenspinsels van een zieke geest en van een pretentieuze man, die alleen uit is op een schandaal.”

James Ensor, La gamme d’amour, 1921
Foto Peter Cox Collectie Bonnefanten

Speels hoogtepunt is een lichtgekleurd schilderij van twee schedels die tussen hun tanden een bokking uiteen trekken (Skeletten bekvechten om een bokking, 1891), typisch is het woordspelletje van Ensor (het Franse ‘hareng saur’ (bokking) klinkt snel uitgesproken als ‘art Ensor’).

Hier is een kunstenaar aan het werk die een geheel eigen stijl wist te ontwikkelen, en de kritiek op z’n werk gelijk onderwerp maakte van de kunst. De kritiek en het sarren zaten Ensor overigens niet in de weg, bij leven had hij veel succes met z’n kunst, en in 1929 werd hij door de koning zelfs tot adel verheven. Ensor werd onderdeel van de elite die hij zo bespotte.

Op weg naar buiten loop je nog langs prachtige etsen en een denderend slotakkoord: De intrede van Christus in Brussel in 1889 – helaas, ook hier in de Koninklijke Bibliotheek is het een replica.