Schaatscoach Remmelt Eldering: ‘Mensen kunnen zichzelf de put in praten. Maar ik weet ook zeker dat iemand zichzelf heel goed de put úit kan praten’

De aanloop naar de Olympische Winterspelen van Beijing (2022) was niet ideaal voor de Canadese schaatsploeg. En dus zag Remmelt Eldering, de Nederlandse coach van de Canadese vrouwen op de langebaan, zich genoodzaakt om de moed er een beetje in te houden.

Het begon allemaal met een lekkende ammoniakleiding bij de baan in Calgary, waardoor de ploeg moest uitwijken naar ander ijs.

Dat werd gevonden, maar het was wel natuurijs. Een 400-meter-baan in het stadje Red Deer, op anderhalf uur rijden van Calagary, aangelegd zoals het baantje van elke lokale ijsvereniging: door water uit een slang te laten aanvriezen.

Het hele seizoen, met nog maar een jaar tot aan de Spelen, trainde het Canadese team in de vrieskou, bij temperaturen die vaak tussen de -20 en -30 graden Celsius lagen.

Dat vroeg nogal wat van zijn schaatsers, zegt Eldering. „Het ijs was wel redelijk goed, alleen gaat het niet enorm snel. Je hebt heel dikke kleding aan, dus je kunt niet goed bewegen. Het ijs is heel hard. Het is heel koud op je gezicht.”

Maar Eldering wilde dat zijn ploeg niet bij de pakken neer ging zitten. „Het klinkt bijna een beetje kinderachtig, maar ik probeerde er een uitje van maken. Mensen kunnen goed zeuren, negativiteit zien. Maar ik zei dan: ‘Jongens, wat een mooie dag eigenlijk, hè? Of: ‘Het is vandaag maar -12. Best wel lekker!’”

Werkt dat?

„Nou ja, uiteindelijk heeft het wel goed uitgepakt.”

In Beijing halen de Canadese vrouwen op de langebaan vier medailles. Er is brons voor Isabelle Weidemann op de 3.000 meter en zilver op de 5.000 meter, zilver voor Ivanie Blondin bij de massastart en goud bij de ploegachtervolging.

Ondanks Red Deer, dus. Of misschien wel een beetje dankzij. Want het is ook goed te leren accepteren dat niet alles loopt zoals je wilt, vindt Eldering. „Tegenslag is er altijd.” Corona, bijvoorbeeld. „Tijdens de Spelen zag je dat we daar heel goed mee om konden gaan.”

Remmelt Eldering (41) groeide op in Noardburgum, in Friesland. Hij kon zelf aardig schaatsen, maar was naar eigen zeggen niet gedisciplineerd genoeg. Als coach beleefde hij zijn eerste grote succes met Esmee Visser, die in 2018 olympisch goud won op de 5.000 meter in Pyeongchang, Zuid-Korea. Ze werkten toen pas een paar maanden samen.

Voor velen was het verrassende titel, een schaatssprookje. Maar voor Visser brak daarna een zware tijd aan, waarbij ze met zichzelf in de knoop kwam en sportief niet meer aan haar oude niveau haalde. „Ik ben alleen nog maar olympisch kampioen, dacht ik na Pyeongchang. Dus nu moet ik alles winnen, dat verwachten mensen van me”, zei ze onlangs in een interview met de Volkskrant. Uiteindelijk raakte Visser overtraind.

Eldering was toen allang haar coach niet meer, want hij ging kort na die Spelen naar Canada. Maar ook hij was op zijn eigen manier nog met die gouden medaille bezig. „In mijn achterhoofd zat wel het idee dat mensen dachten dat het met Esmee misschien een gelukje was. Want het ging eigenlijk allemaal crescendo, er was niet echt tegenstand. Dus ik wilde bewijzen dat ik het nog een keer kon, in een ander land.”

Hoe was het om vier jaar later weer op de Winterspelen te staan als coach, nu voor Canada, en met deze bewijsdrang?

„Ik was wel een beetje zenuwachtig. De 3.000 meter was de eerste wedstrijd, op de eerste dag van de Spelen meteen al. En Isabelle was eigenlijk niet zo goed bij het inrijden. Dus ik dacht: o jee. Ik moest een beetje liegen over de rondetijden.”

Dat heb je gedaan?

„Dat heb ik gedaan. Ze reed rondjes van, denk ik, 33 seconden. Ik dacht: dit ga ik haar niet vertellen. Ik ga gewoon zeggen dat het veel harder ging. Ze zei: het voelt niet zo goed. En ik zei: en toch ga je hard. Ik probeerde de vibe een beetje goed te houden.”

Weidemann wordt derde. „Toen viel er echt een last van mijn schouders.”

Daarna volgen nog twee individuele medailles, maar de mooiste vindt Eldering het goud op de ploegachtervolging. Zeker omdat de sfeer in de driekoppige ploeg, met Weidemann, Blondin en Valérie Maltais, niet bepaald goed was. Onderlinge strijd hoeft niet altijd erg te zijn, zegt hij. „Ik denk dat ze dat ook wel gebruikt hebben. Zo van: ik ga zo hard starten dat jij me niet bij kunt houden. Maar die ander denkt dan: o, jij wil hard starten? Ik dacht het niet. Ik ga jou een beetje aanduwen, zodat je zeker weet dat ik er nog achteraan zit.”

Maar zo nu en dan loopt de rivaliteit uit de hand. Eldering is er ook wel eens boos over geworden, vertelt hij. „Ik zei: dames, jullie hebben een gouden ticket in handen, maar jullie verpesten het voor jezelf. Daar werden ze een beetje stil van, want ik ben nooit boos. Dus ik heb het nog wat extra aangezet.”

Foto Merlin Daleman
Foto Merlin Daleman

Bij de Spelen is de sfeer tussen de drie „misschien wel onvoldoende” – al schuift Weidemann voor de race nog wel zelfgemaakte gouden tickets onder de deur van haar ploeggenoten door – maar het staat een gouden medaille niet in de weg. En die was juist zo mooi, omdat ze „door dik en dun” waren gegaan, vindt hij.

Nog even terug naar die 3.000 meter. Heb jij Isabelle Weidemann later nog wel eens verteld dat je niet eerlijk was over haar rondetijden voor aanvang?

„Nee, dat heb ik nooit gezegd.”

Was het nodig? Denk je dat de twijfel er zo snel in kan sluipen?

„Ik denk van wel. Voor een wedstrijd rijden schaatsers juist vaak best goed, dus misschien zat het in het hoofd niet helemaal lekker. Dat wilde ik niet laten gebeuren. Maar als coach moet je meestal juist wel heel eerlijk zijn, hoor. Ik heb Isabelle twee wereldbekerwedstrijden niet laten schaatsen. Ze was mentaal een beetje uitgeput. Ze reed niet zo goed. Dan ga ik niet zitten liegen. Laten we dan eerlijk zijn: je gaat gewoon naar huis nu.

Hij praat er ook met zijn schaatsers over. In een video die het Canadese NOC (nationaal olympisch comité) onlangs publiceerde, vertelt Weidemann over een gesprek met Eldering als ze sportief in de put zit. Ze zitten samen in de auto, na een aantal teleurstellende wedstrijden. „Hij zei: ‘Izzy, het is maar schaatsen.’ […] Je bent meer dan alleen een topsporter. Dat vond ik heel fijn.” Voor hemzelf geldt dat net zo goed: zijn leven bestaat uit meer dan alleen schaatsen. In diezelfde video zien we Eldering thuis, in de weer met verf en kwasten. Zijn muren hangen vol met zelfgemaakte schilderijen, schaatsparafernalia zijn er niet te vinden.

„Sporters praten tegenwoordig wat sneller over mentaal welbevinden”, zegt Eldering. „Maar ik wil niet afwachten tot ze er zelf over begint. Ik wil zelf ook op tijd zijn. Het is makkelijker om sporters over de rand te duwen dan om ze gezond te houden.” En als je er eenmaal overheen bent, dan kom je niet zomaar meer terug. „Kijk maar naar Esmee, bijvoorbeeld.”

Eldering benaderde Visser een paar maanden voor Pyeongchang: of ze bij hem in het team wil komen rijden.

Hij werkte met haar aan haar zelfvertrouwen op de baan. „Ik zorgde dat ik niet bekritiseerde wat ze deed. Niet van: dit heb je niet goed gedaan. Maar: hoe kunnen we het beter maken? Ik denk dat het zo moet, wat denk jij? Soms kwam er dan een idee van haar en dat nam ik dan ook mee, ook als ik het er misschien niet 100 procent mee eens was. Zo bouw je dat langzaam op. Door die onzekerheid weg te nemen en haar vertrouwen te geven, ging ze onbevangener rijden. Dat zeiden mensen ook.

Ik weet zeker dat iemand zichzelf de put úit kan praten

„Op een gegeven moment lukte ook alles. Toen heb ik op een trainingskamp gezegd: nu gaan we zo hard trainen dat jij op een gegeven moment moet knappen, dan weet je hoe dat voelt. En dat gebeurde ook.”

Hoe ging dat?

„Nou ja, ze kan een lagere snelheid heel lang volhouden. Maar als het sneller gaat op een gegeven moment niet meer. Dus dat gebeurde. En dat vond ze niet leuk. Maar het gebeurde óók omdat ik zei dat het ging gebeuren. Dat denk ik dan. En zij dacht: als het niet lukt, dan is het eigenlijk wel gelukt. Ze ging falen, maar het was eigenlijk succes.”

Is dat noodzakelijk als coach, vind je, om sporters dit soort mentale verrassingen voor te schotelen?

„Ik vind dat zelf leuk, denk ik. Ik weet niet of het noodzakelijk is.”

Nou ja, je kunt in een groef raken, lijkt me. Langebaanschaatsen is uiteindelijk heel veel rondjes rijden..

„Dat is ook zo. Het is monotoon, eenzijdig. Het topsportleven is saai. Dus als ik soms een prikkeling kan geven op het mentale vlak, dan doe ik dat.”

Zo kwam Eldering laatst niet opdagen bij een training, vertel hij. Gewoon om te kijken hoe zijn schaatsers ermee om zouden gaan. Vanaf een plek ergens boven zag hij hoe ze, vertwijfeld, uiteindelijk toch maar het ijs opgingen.

Of hij legt ze een dilemma voor: liever een blauwe of een rode pil? Door de rode ga je keihard, door de blauwe ben je nergens meer bang voor. Het antwoord maakt hem niet uit, als ze maar nadenken. „Ik vind het belangrijk voor sporters om mentaal fris te blijven. Maar ook voor mezelf.”

Nummertjes kan iedereen wel aflezen, zegt Eldering. „Ik snap ook wel dat iemand zo fit mogelijk moet zijn, maar ik wil meer bespreken dan alleen rondetijden of wattages op de fiets.”

Waar het om gaat, volgens hem: „hoe werk je met het brein? Daarover zijn nog zoveel dingen onbekend.” Dat noemt hij het placebo-effect: als het werkt, dan werkt het. Wat maakt het uit waar het door komt? „Mensen kunnen zichzelf makkelijk de put in praten. Maar ik weet ook zeker dat iemand zichzelf heel goed de put úit kan praten. En ik zit meer aan die kant. Ik ben daar niet in opgeleid, maar ik heb genoeg ervaring in het leven, dat ik weet dat het kan.”

Foto Merlin Daleman