Radeloos kijkt Josef K. om zich heen. ‘Kafka’ van Cappella Amsterdam is akelig indrukwekkend

Midden op het podium van het Muziekgebouw aan ‘t IJ in Amsterdam zit Josef K.: een veroordeelde. Radeloos kijkt hij om zich heen, zijn broek een beetje afgezakt, zijn schouders afhangend. Een koele vrouwenstem vertelt hoe een beul met een mes zijn hart doorklieft. Zangers van koor Cappella Amsterdam omringen zijn sterfbed, en zingen een liefdevol afscheidslied: An eine Tote van Paul Hindemith.

Die spanning tussen medelijden en onverbiddelijkheid kenmerkt vrijwel de hele regie van Nina Spijkers geïnspireerd op Franz Kafka’s Het Proces . In dat boek wordt Josef K. om volstrekt onduidelijk redenen gearresteerd. Zijn bewakers mogen niets kwijt over de reden van zijn arrestatie: ze zijn slechts de uitvoerenden onder een hogere macht. In het proces dat zich dan voltrekt, krijgt K. hoe hard hij ook vraagt, nooit te horen waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt.

In de versie van regisseur Nina Spijkers en Cappella Amsterdam neemt Anne-Chris Schulting de rol van verteller op zich, en speelt Roeland Fernhout Josef K. Met Fernhouts Josef K. krijg je onmiddellijk medelijden. Hij is een wanhopig man, die er niet in slaagt grip te krijgen op wat hem overkomt. Schulting moet ondertussen de dubbelzinnige passages van Kafka naar innemend theater vertalen. Daarin slaagt ze wonderwel, al is ze in haar vertelling soms wat uitbundig.

Geen uitweg

Het koor dat zich regelmatig om K. heen verdringt, versterkt het verstikkende van het verhaal, en de samenhang tussen verhaal en muziek (uitgedacht door dirigent Daniel Reuss) past als een puzzel. De keuze voor de klankwereld van Kafka’s tijdgenoot Hindemith bijvoorbeeld, die als geen ander de grenzen van de tonaliteit en de spanning daarbinnen aanduidt, is mooie een analogie voor totale vervreemding van het systeem.

Het meest aangrijpend is de eenzame passage waarin Josef K. wordt aangesproken door een gevangeniskapelaan, die hem voortdurend de indruk geeft dat er hoop is. Maar de deur naar een uitweg, of zelfs maar enige duidelijkheid, blijft onverbiddelijk gesloten. Cappella Amsterdam zingt daarbij prachtig een loepzuiver en breekbaar Ich bin der Welt abhanden gekommen van Mahler, en het verstilde renaissaincewerk ‘Valle, che de’ lamenti miei se’ piena’ van Giaches de Wert over onbereikbaar verlangen naar liefde.

Het indrukwekkendst is nog wel de akelige spanning die regisseur Nina Spijkers door het hele verhaal vast weet te houden. Aan het eind van de voorstelling, met Jozef K. dood op het podium – vermalen door inhoudsloze retoriek, waaraan iedere vorm van medemenselijkheid ontbreekt – vult de zaal zich met ongemakkelijk applaus.

Foto Harold de Smet