Plezier in honkbal verzachtte voor Rick van den Hurk de pijn

Rick van den Hurk: „Ik heb in Amerika geleerd dat het spel dat ik zo leuk vond ook een zakelijke kant kent. Als speler was je een nummer.”


Foto Merlin Daleman

Interview

Honkbal Rick van den Hurk is gestopt. Eén van de beste Nederlandse pitchers ooit kijkt terug op zijn tijd in de VS, Zuid-Korea en Japan. „Het is tijd voor rust.”

De lekkerste bal die pitcher Rick van den Hurk in zijn carrière gooide, kan hij zich nog precies herinneren. Het is de tweede wedstrijd van de Japan Series, de finalereeks van de Japanse honkbalcompetitie, oktober 2015. In de vierde inning is de stand tussen Van den Hurks team Fukuoka Softbank Hawks en de Tokyo Yakult Swallows nog 0-0. Het eerste en tweede honk zijn bezet, er zijn twee man uit.

Van den Hurk staat tegenover Kazuhiro Hatakeyama, de beste slagman van de tegenstander. De Nederlandse werper heeft al twee strikes (slagballen) en één wijd gegooid, als hij van de catcher het signaal krijgt voor een curveball. „Ik dacht meteen: ‘ja, daar gaan we voor’. Ik voelde me goed, alles klopte”, denkt Van den Hurk terug. Hij klemt zijn duim en middelvinger om de naden van de honkbal, duwt een knokkel van zijn wijsvinger op het leer. Zo kan hij de bal het effect meegeven waardoor het lijkt alsof de bal rechtdoor gaat, maar op het laatste moment naar beneden duikt, alsof de bodem plots is weggevallen.

Op het moment dat Van den Hurk de bal loslaat, weet hij dat de bal goed is. „Ik gooide hem precies zoals ik voor ogen had. Het was alleen nog de vraag of de slagman zou toehappen.” Dat gebeurt. Terwijl de bal nog voor de thuisplaat op de grond stuitert, maakt Hatakeyama een swing in het luchtledige. Drie slag, drie uit, inning voorbij. De daaropvolgende slagbeurt scoren de Hawks twee punten, ze winnen de wedstrijd en later ook het kampioenschap.

Van den Hurk kan zo talloze match-ups, confrontaties met slagmensen, terughalen uit zijn profcarrière, die twintig jaar duurde en waarin hij op het hoogste niveau in Amerika, Zuid-Korea en Japan speelde. Hij werd in Azië acht keer kampioen en brak verschillende records. In april dit jaar, op 37-jarige leeftijd, kondigde hij aan te stoppen. Inmiddels is Van den Hurk aangesteld als technisch directeur van honkbalbond KNBSB.

Toen je bekendmaakte te stoppen, klonk je opgelucht.

„In zekere zin was ik dat ook. Het idee speelt al sinds 2018 door mijn hoofd. Ik had veel blessures, kwam na een wedstrijd als een oude man mijn bed uit. Dan was ik er helemaal klaar mee. Toch had ik telkens nog geloof in mezelf, in mijn lijf, dat ik het benodigde niveau nog kon halen. De lol in het spelletje woog zwaarder dan het fysieke ongemak. Zo heb ik een paar jaar het uitstellen van die beslissing met me meegedragen.”

Dat lijkt me mentaal zwaar.

„Dat was het ook. Het heeft me veel energie gekost. De laatste jaren kwam daar nog bij dat mijn familie niet naar Japan kon komen door corona. Vorig jaar heb ik mijn vrouw en zoontje van 2,5 vijf maanden niet gezien. Dat was het allemaal niet waard. Dus ik dacht in december: het is tijd om te stoppen en mijn lichaam rust te geven.”

Van catcher naar pitcher

Van den Hurk vertrok als zeventienjarig talent naar Amerika, toen nog in de hoop het hoogste niveau te halen als catcher. Maar in de VS zagen ze meer een werper in de 1,98 meter lange Nederlander. Hij ontwikkelde zich tot een pitcher die ballen van 155 kilometer per uur kon gooien en met zijn combinatie van een fastball (rechte, harde bal) en curveball (duikende bal) veel slagmensen uitgooide.

Nog altijd is Van den Hurk – bijnaam ‘Vandy’ of ‘The Holland Hammer’ – de enige in Nederland geboren en opgegroeide speler die in de VS de Major League bereikte als startende werper. „Toen ik klein was had ik allemaal honkbalhelden, en op mijn 21ste stond ik opeens tegenover hen.”

Hij herinnert zich dat Barry Bonds, een van de beste honkballers aller tijden en in het bezit van het homerunrecord, een van zijn worpen het stadion uitsloeg. „Ik gooide een change up, een verschrikkelijke bal, en hij raakte hem zó hard. Binnen twee seconden was hij over de hekken verdwenen. Zo’n moment vergeet je nooit meer.”

Doet zo’n homerun nog pijn, of vind je het ergens ook wel mooi omdat Bonds hem sloeg?

„Nee, ook al is het Bonds, het blijft erg. Een homerun tegen krijgen is het ergste wat er is. Als pitcher geef je alles, je stopt je hart in het gooien van zo’n bal, en dan slaat iemand hem eruit alsof het niks is. Dat is echt een klotegevoel.”

Je maakte al op je 21ste je debuut in de Major League, maar je wist in Amerika nooit echt een vaste plek bij een team te bemachtigen. Waarom niet?

„Die eerste jaren gingen in een sneltreinvaart. Ik had weinig ervaring omdat ik in Nederland was opgegroeid, Amerikanen hadden op die leeftijd al veel meer wedstrijden gespeeld. Toch stroomde ik in vier jaar door naar het hoogste niveau, terwijl je daar normaal zes jaar of langer over doet.”

Ging het te snel?

„Ik heb nergens spijt van, maar achteraf kun je wel zeggen dat het te snel is gegaan. Toen ik eenmaal op het hoogste niveau zat, was ik alleen maar gefocust om daar te blijven. Ik vergat mezelf te blijven ontwikkelen.

Ik heb in Amerika geleerd dat het spel dat ik zo leuk vond ook een zakelijke kant kent. Als speler was je een nummer, als je niet presteerde dan was de volgende aan de beurt. Mijn laatste Amerikaanse team, de Pittsburgh Pirates, zagen een reliever in mij, een werper die later de wedstrijd inkomt. Terwijl ik mezelf zag als een startende werper. Dus toen een team uit Zuid-Korea langskwam, dacht ik: het is tijd om wat anders te gaan doen.”

Waarom zag je jezelf als een startende werper?

„Als reliever kun je elke wedstrijd op elk moment worden ingezet, als startende werper werk je elke vijf dagen naar een start toe, daartussen moet je herstellen. Ik hield van die routine, het was mijn manier om met de spanning en de druk om te gaan. Ik had voor alles een ritueel: voor de avond voor een wedstrijd, de ochtend ervoor, vlak voordat we begonnen, op de werpheuvel en tussen de innings door.

„Op de heuvel deed ik altijd hetzelfde: kijken naar de eindpalen, diep adem halen, iets van de grond oppakken, twee keer zuchten, teken van de catcher krijgen, mezelf daaraan committeren, op mijn innerlijke zelf inpraten en dan gooide ik die bal. Dat bood me een basis waar ik op terug kon vallen als er iets niet volgens plan verliep.”

In Zuid-Korea werd je uitgeroepen tot beste pitcher van de competitie. Waarom lukte het daar wel?

„Ik heb daar het plezier in het spel teruggevonden. In Amerika werd ik in mijn laatste maand vier keer van club geruild, nu kreeg ik de tijd om ergens rustig te landen. Het eerste half jaar in Zuid-Korea liep het ook niet, ik had veel pech tijdens wedstrijden. Dat zagen ze gelukkig, dus ik mocht blijven. Daarna is het gaan lopen.

„In Azië zijn ze meer op het team gericht, daarbinnen heeft iedereen een duidelijke rol. Daar voelde ik me prettig bij, ik was minder inwisselbaar dan in Amerika.”

Daarna belandde je in Japan, waar je zes keer kampioen werd. Je bleef een periode veertien wedstrijden op rij ongeslagen. Was je daar op je best?

„Die reeks duurde een jaar, het was een record. Het mooie aan die periode was dat mijn teamgenoten beter gingen spelen als ik op de heuvel stond, want ze gingen er vanuit dat we gingen winnen omdat ik gooide. Ik heb honkbal altijd beschouwd als een teamsport, dus dat was heel speciaal.

„Honkbal is een verschrikkelijk moeilijke sport, je gaat eigenlijk van dal naar piek en dat op wekelijkse basis. De beste spelers weten zo constant mogelijk te zijn. Ik kwam daar in Japan het dichtst bij in de buurt.”

Van het Nederlands team heb je meer wedstrijden gemist dan meegemaakt. Je was er niet bij toen Nederland wereldkampioen werd in 2011, of op de Spelen in 2004.

„Dat vind ik terugkijkend eigenlijk wel heel jammer, ik speelde altijd graag voor Nederland. Ik heb jaren op oranje schoenen gespeeld in Japan, om te laten zien dat ik trots was dat ik uit Nederland kwam. Maar ik mocht zelden meedoen van mijn clubs. Dat neem ik niemand kwalijk, als ze de keuze aan mij hadden gelaten had ik zelf ook gekozen voor het spelen in de MLB [Amerikaanse honkbalcompetitie]. Dat vind ik het hoogst haalbare in het honkbal.”

Je bent een van de beste honkballers die Nederland ooit heeft gekend, maar je kunt hier anoniem over straat. Wat zegt dat eigenlijk?

„Dat honkbal in Nederland meer aandacht zou moeten krijgen. Ik hoop dat ik met mijn carrière meer jongetjes en meisjes kan motiveren om te gaan honkballen. Maar dat ik niet overal herkend word, dat vind ik prima. Ik ben nooit gaan honkballen om de bekendheid, daar ben ik niet mee bezig. Ik deed het om te winnen, om het plezier, om het teamgevoel. Niet om andere zaken.”

Ook niet om geld? In het honkbal, zeker in Amerika en Japan, gaan grote bedragen om.

„Ik krijg vaak vragen over wat ik verdiend heb, maar ik zeg er liever niets over. Laat ik zeggen dat het financieel een interessant avontuur is geweest. Maar het ging mij nooit om het geld, het ging mij altijd om de liefde voor het spel.”

Lees verder…….