Ook Libanezen stappen nu in gammele bootjes naar Europa

Reportage

Libanon Veel inwoners van Libanon zien geen uitweg meer in hun failliete land en stappen bij Syrische vluchtelingen op bootjes naar de EU. Soms met fatale gevolgen.

In haar nachtmerries zit Baria Safwan op een bootje op de Middellandse Zee. Aan boord zitten zo’n tachtig mensen. Ze zijn net vertrokken uit de Libanese havenstad Tripoli en willen naar Italië, maar kort na vertrek doemen in het duister drie boten van de Libanese marine op. Zoeklichten dansen over de gezichten van de migranten.

„Iedere nacht maak ik het opnieuw mee”, zegt Baria, een 49-jarige Libanese vrouw. „Ik schreeuw naar de soldaten: ‘Heb genade! Het enige wat we willen, is dit land verlaten.’”

Maar de marine zet de achtervolging in. Steeds hogere golven slaan over het dek van het overvolle migrantenbootje. De opvarenden, onder wie veel kinderen, beginnen te gillen. Baria grijpt de hand van haar dochter Salam vast. Dan klinkt een harde dreun en zinkt het bootje naar de bodem van de zee. Baria voelt de hand van haar dochter wegglippen.

Iedere nacht maak ik het opnieuw mee

Baria Safwan een 49-jarige Libanese vrouw

„Dat was de laatste keer dat ik haar zag”, zegt Baria. Het is ruim vijf maanden na de ramp. Ze zit op het dakterras van haar flatje in Tripoli met uitzicht op de haven. Naast haar steekt haar zoon Ibrahim (26) een zoveelste sigaret op. Ook hij zat die avond van 23 april aan boord. Net als zijn moeder en zo’n veertig anderen werd hij uiteindelijk uit het water gevist door de marine. Maar meer dan dertig mensen verdronken, onder wie Baria’s twee dochters: Salam (31) en Ghania (27).

In haar woonkamer heeft Baria een altaartje ingericht met een ingelijste foto van haar dochters. Salam werkte als serveerster in een café, vertelt ze, Ghania was werkloos en raakte niet lang geleden verloofd. Beiden woonden nog bij hun moeder, die alleen voor de kinderen zorgde nadat haar man op jonge leeftijd overleed aan een beroerte.

„Al vijf maanden denk ik alleen maar aan mijn dochters”, zegt Baria. Om haar nek hangt een kettinkje met de letters ‘MOM’. Ze kust de ingelijste foto. „Ik zie de hele tijd voor me hoe ik hen ‘s ochtends wakker maakte. En telkens als iemand op de deur klopt, denk ik: zijn dat mijn meisjes?”

Tripoli ligt in wat ook wel het ‘vergeten noorden’ van Libanon wordt genoemd. Al voor de financiële crisis van 2019 beschreef de Wereldbank de stad als de armste aan de Middellandse Zee. Sindsdien is de waarde van de Libanese munt met 95 procent gedaald en het percentage van de Libanese huishoudens dat in armoede leeft verdubbeld van ruim 40 naar ruim 80 procent. In de provincies rond Tripoli is dat zelfs 90 procent.

Baria Safwan kust het fotolijstje met de foto van haar omgekomen dochters Salam en Ghania. Foto Diego Ibarra Sánchez

Terwijl welvarende Libanezen die een tweede paspoort hebben of een visum weten te bemachtigen op het vliegtuig naar het Westen of de Golfstaten stappen, zien armere inwoners van steden als Tripoli vaak geen andere uitweg dan de zee. Hun bootjes vertrokken voorheen vooral naar Cyprus, een tocht van 170 kilometer. Maar sinds die EU-staat in 2020 een deal sloot met Libanon om de migranten terug te sturen, wagen steeds meer mensen de bijna 2.000 kilometer lange zeereis naar Italië.

Hun aantallen nemen snel toe. In de eerste negen maanden van dit jaar registreerde de VN-vluchtelingenorganisatie 2.670 mensen die Libanon per boot verlieten of dat probeerden. Dat is nu al meer dan een verdubbeling ten aanzien van 2021 en vier keer zoveel als in 2020. De meerderheid van hen is Syrisch (Libanon telt een miljoen Syrische vluchtelingen op een bevolking van ruim zes miljoen), maar vanwege de economische problemen stappen ook steeds meer Libanzen in een bootje. Vorig jaar was 12 procent van de opvarenden Libanees, dit jaar 24 procent.

Langzaam doodgaan

„Libanezen dachten altijd dat ze beter waren dan wij, maar die tijden zijn voorbij”, zegt Ahmed Al Gleif, een Syrische vluchteling in Tripoli. „Het maakt niet meer uit waar je vandaan komt. Iedereen wil weg hier.”

Ahmed zit samen met drie Syrische vrienden op een rotspartij aan zee langs de Istiklal-boulevard in Tripoli. De jongens roken sigaretten en kijken naar de ondergaande zon. „We komen hier om ons hoofd te legen”, zegt één van hen. „We hebben net de hele dag gewerkt voor 100.000 Libanese lira [nog geen 3 euro]. Daar kan je nauwelijks brood van kopen.”

Een buurman van Ahmed verloor zijn hele familie in een bootramp afgelopen september. Toch zegt Ahmed dat hij zo een bootje in zou stappen als hij geld had voor een smokkelaar. „Onze keus is tussen een langzame en een snelle dood. Leven in Libanon is langzaam doodgaan.”

De Syrische Ahmed en zijn drie vrienden kijken naar de ondergaande zon in de haven van Tripoli. Ze verdienen omgerekend nog geen 3 euro per dag.Foto Diego Ibarra Sánchez

Ook Baria’s zoon Ibrahim zit eerder die dag aan de Istiklal-boulevard. Hij heeft een boot en organiseert tochtjes voor toeristen, maar die doelgroep laat op zich wachten dus doodt hij de tijd met een groepje oudere Libanese mannen. Ze praten over de elektriciteit die iedere vier uur uitvalt, de toenemende misdaad en onbetaalbare boodschappen. „Er is geen stroom, geen water, geen ziekenhuis, geen medicijnen, geen werk en geen geld”, vat Ibrahim Libanon samen. „Waarom zouden mensen hier nog blijven?”

Smokkelaars doen dan ook goede zaken, weet Ibrahim. Hij schat dat de criminelen ’s zomers meer dan duizend mensen per maand vanuit Tripoli en omstreken op een bootje naar Europa zetten (’s winters ligt dat aantal een stuk lager). Een reis naar Italië kost al gauw 7.000 dollar per persoon, bedragen die mensen doorgaans bij elkaar sprokkelen door al hun bezittingen te verkopen. „De smokkelaars zien mensen als dollars”, zegt Ibrahim. Leger en politie pikken volgens hem een graantje mee. „Ze krijgen duizenden dollars in smeergeld van de smokkelaars om de bootjes te laten passeren.”

Ibrahim, zoon van Baria, op zijn boot. Hij vervoert toeristen. Hij verloor zijn beide zussen Salam en Ghania.Foto Diego Ibarra Sánchez

Hoe achteloos de smokkelaars met mensenlevens omspringen, bleek weer in september. Toen kwamen meer dan honderd mensen om het leven nadat een bootje met tot wel honderdvijftig passagiers kort na vertrek uit Libanon zonk voor de kust van Syrië. Volgens overlevenden had de kapitein gewaarschuwd dat het bootje met honderdvijftig passagiers veel te vol zat, maar voer hij alsnog uit toen de smokkelaar dreigde zijn kinderen te vermoorden. De reis zou de smokkelaar, die ook in drugs handelt, een half miljoen dollar hebben opgeleverd, meldde de Libanese krant L’Orient le Jour op basis van een politiebron.

Om niet met dit soort types zaken te hoeven doen, kozen Ibrahim en Baria afgelopen april een andere reismethode. Met een bevriend gezin uit Tripoli kochten ze een plezierbootje voor 50.000 dollar en stippelden ze zelf een route naar Italië uit, vertelt Ibrahim. Op deze manier wisten de opvarenden vooraf met wie ze in zee gingen en kwamen ze goedkoper uit dan als ieder zelf een smokkelaar zouden betalen.

Smeergeld

Anders dan de smokkelaars betaalden de gezinnen geen smeergeld aan de autoriteiten, zegt Ibrahim. Volgens hem is dat de reden dat de mariniers hen achterna kwamen. Sterker: hij is ervan overtuigd dat ze erop uit waren de opvarenden te doden. „Ze hebben drie keer op ons ingeramd”, zegt Ibrahim. „Eén van de officiers schreeuwde zelfs dat hij ons ging vermoorden.”

De Libanese marine ontkent dit. Het migrantenbootje botste juist tegen een van de marineboten aan toen het probeerde weg te komen, verklaarde een kolonel in een persconferentie. Omdat het bootje, met een capaciteit van tien, meer dan tachtig opvarenden had, was het volgens hem gedoemd te zinken.

Ze hebben drie keer op ons ingeramd. Eén van de officiers schreeuwde zelfs dat hij ons ging vermoorden

Ibrahim overleefde de bootramp

Die verklaring wordt onderschreven door AusRelief, een Australische humanitaire organisatie die deze zomer een onderzeeër inhuurde om te zoeken naar het wrak en de lichamen van de slachtoffers. Scott Waters, de kapitein van de onderzeeër, bevestigt tegenover NRC dat het wrak geen schade vertoont die doet vermoeden dat de marine erop zou hebben ingeramd. Wel is het bootje licht beschadigd aan de voorkant en heeft een van de marineschepen in het midden meerdere deuken. Zowel Waters als Tom Zreika, de oprichter van AusRelief, achten het daarom „overduidelijk” dat het migrantenbootje tegen de marineboot aanbotste, niet andersom, zoals de migranten zeggen.

Baria Safwan met een kledingstuk van één van haar overleden dochters. Foto Diego Ibarra Sánchez

Toch zijn er veel meer overlevenden die net als Ibrahim tegenover journalisten verklaarden dat de marine hun bootje heeft doen zinken. Liegen zij allemaal? Of is het mogelijk dat ze in hun paniek niet doorhadden waar de klap vandaan kwam? Het valt niet met zekerheid te zeggen.

Hoe dan ook is het voor Ibrahim en zijn moeder duidelijk dat de marine de drenkelingen aanvankelijk in de steek liet. „Toen ons bootje zonk, richtten ze hun zoeklichten omhoog en trokken ze zich terug”, zegt Ibrahim. „Daardoor was het aardedonker. Ik hoorde overal kinderen gillen, maar kon mijn zusjes nergens vinden. Ik kon alleen maar huilen en zwemmen.”

Pas toen Ibrahim en zijn moeder naar eigen zeggen na meer dan een uur zwemmen de marineboten bereikten, werden ze uit het water gevist. Het ging niet van harte. „Ik zag nog een oude man in het water liggen en zei tegen de officier dat we hem moesten redden”, zegt Ibrahim. „Maar hij sloeg me en zei dat ze later zouden terugkeren. Dat heeft hij niet gedaan.”

Schipbreuk

Twee weken na de schipbreuk beloofde de Libanese commandant der strijdkrachten Joseph Aoun een „transparant en onpartijdig” onderzoek naar het incident. Maar dat wordt uitgevoerd door een militair tribunaal, vertelt Diala Chehade, een advocaat die Ibrahim, zijn moeder en andere overlevenden kosteloos bijstaat. „Mijn cliënten hebben geen enkel vertrouwen in de uitkomst”, zegt ze in een café in Beiroet. „De belangenverstrengeling is overduidelijk.”

Chehade deed naar eigen zeggen een verzoek aan Libanons hoogste officier van justitie om een onafhankelijk onderzoek, maar dat werd afgewezen. Ondertussen lijkt het leger de zaak te rekken, zegt ze. Zo werden overlevenden van de schipbreuk pas na twee maanden opgeroepen om te getuigen en zegt Chehade geen informatie te krijgen over de voortgang van het onderzoek. „Iedere week doe ik navraag, iedere week hoor ik niets. Het lijkt erop dat ze wachten tot de media de zaak zijn vergeten.”

Het is typerend voor de rechtsgang in Libanon, verzucht Chehade. Ze wijst op het onderzoek naar de explosie in de haven van Beiroet twee jaar geleden, dat nog niets heeft opgeleverd. „Ons rechtssysteem heeft gefaald”, zegt de advocaat. „Zodra rechters tegen de belangen van de gevestigde macht ingaan, worden ze van een zaak afgehaald.”

Uitzicht op de Libanese havenstad Tripoli. In Libanons ‘vergeten noorden’ leeft 90 procent van de huishoudens in armoede, aldus de VN.Foto Diego Ibarra Sánchez

Zulke vriendjespolitiek is in Libanon de norm. Het land wordt nog altijd geregeerd door de leiders van verschillende religieuze sekten die elkaar tijdens de Libanese burgeroorlog (1975-1990) te lijf gingen. Na de oorlog richtten zij politieke partijen op die de macht onderling verdeelden. Onafhankelijke staatsinstellingen zijn er niet, een notie als ‘het publieke belang’ evenmin. In de kern is dat de oorzaak van de corruptie, het wanbestuur en de armoede in Libanon – en daarmee de reden dat zoveel Libanezen vertrekken.

Libanezen hebben geprobeerd hun land te veranderen. Niet alleen na de explosie in de haven van Beiroet, maar ook al in oktober 2019 gingen ze massaal de straat op om te demonstreren tegen corruptie, wanbestuur en ongelijkheid. De inwoners van Tripoli speelden een centrale rol in de protesten, de stad werd zelfs ‘de moeder van de revolutie’ genoemd, maar uiteindelijk viel de opstand uit elkaar vanwege een gebrek aan organisatie en leiderschap onder de demonstranten.

De foto van Baria’s omgekomen dochters Salam en Ghania. Foto Diego Ibarra Sánchez

„Dit land kan niet veranderen”, zegt Ibrahim. Nu de armoede harder toeslaat dan ooit, merkt hij dat zijn stadgenoten niet meer, maar juist minder geneigd zijn opnieuw in opstand te komen. Iedereen is alleen maar bezig met overleven.

Ibrahim is dan ook vastbesloten. Hij zegt opnieuw in een bootje te willen stappen, op weg naar Europa. „We willen niet vechten voor dit land, we willen weg”, zegt hij. „Ik probeer het gewoon net zolang het lukt. Of niet lukt. Ik sterf liever op zee dan in Libanon.”

Zijn moeder wil met hem mee. „Ik kan hier niet langer leven”, zegt Baria vanuit haar flatje naast de haven. Alles daar doet haar denken aan haar verdronken dochters. Hun tandenborstels in de badkamer. Hun netjes opgemaakte bedden. De kasten met hun favoriete jurken. „Iedere dag zit ik in hun slaapkamer”, zegt Baria. „Maar als ik hun spullen zie, wordt het me te veel. Dan ren ik in paniek het huis uit.”

We willen niet vechten voor dit land, we willen weg. Ik probeer het gewoon net zolang het lukt. Of niet lukt. Ik sterf liever op zee dan in Libanon

Ibrahim overleefde het kapseizen van de boot

Voordat ze weer een bootje instapt, heeft Baria nog één wens. „Ik wil mijn dochters kunnen begraven”, zegt ze. „Al zijn het maar wat botten. Alleen dan kan ik rust vinden.”

Maar zelfs dat zit er niet in, vreest Scott Waters, de kapitein van de onderzeeër die op zoek ging naar de vermiste slachtoffers. Op de bodem van de zee kon hij in het wrak drie skeletten ontwaren, waarvan twee elkaar leken te omhelzen, maar het bootje zat volgens hem te stevig vast in het zand om in zijn geheel op te takelen.

De andere slachtoffers liggen verspreid op de zeebodem. Rond het wrak vond Waters mobiele telefoons, een luier en versleten jassen met daarin sporen van lichamen. Hij probeerde één hoopje overblijfselen omhoog te halen, maar dat viel al snel uiteen. „De bodembacteriën van de Middellandse Zee zijn erg agressief”, zegt de kapitein. „Zelfs de botten zijn vergruisd tot stof.”

Foto’s Diego Ibarra Sánchez

Lees verder…….