Onder de oppervlakte blijkt: de inkomensverschillen groeien wél in Nederland, mannen met laagste inkomens gingen er zelfs op achteruit

Twee jaar geleden schreef hij nog mee aan een dik rapport met een optimistische boodschap over de inkomensgelijkheid in Nederland: die viel reuze mee. In een nieuwe studie plaatst hoogleraar economie Egbert Jongen daar nu zelf grote kanttekeningen bij. Want wie dieper in de cijfers duikt, zo weet hij nu, ziet alsnog zorgelijke trends.

In die eerste studie, eind 2021, beschreef Jongen met collega’s van de Universiteit Leiden en met statistiekbureau CBS dat Nederlanders sinds de jaren zeventig volop hebben geprofiteerd van de economische groei. Hun koopkracht is bijna 60 procent gestegen. En de inkomensongelijkheid is al sinds 1990 stabiel.

Lees ook Hoogleraar over nieuw inkomensonderzoek: we zijn wél een egaal landje

Vooral ouderen leven minder vaak in armoede dan in de jaren negentig.

Maar „onder de motorkap” van deze positieve ontwikkelingen, gaan alsnog groeiende inkomensverschillen en tegenvallende welvaartsgroei schuil, concludeert hij met collega-econoom Heike Vethaak in een nieuwe studie, die deze donderdag verschijnt. De studie werd betaald door vakbond FNV.

Meer vrouwen aan het werk

De gemiddelden worden zwaar beïnvloed door één grote ontwikkeling: meer vrouwen zijn de afgelopen decennia gaan werken. Nu die toename van werkende vrouwen afneemt, blijkt ook de ongelijkheid weer te groeien.

Mannen zijn de laatste veertig jaar, gecorrigeerd voor prijsstijgingen, nauwelijks meer gaan verdienen. Hun ‘marktinkomen’, waar eventuele overheidsuitkeringen niet in meegerekend worden, steeg met slechts 0,3 procent per jaar.

Lees ook Oxfam Novib: ‘Suprematie van miljardairs zorgt voor steeds meer politieke macht’

Klaus Schwab</strong>, oprichter van het World Economy Forum in het Zwitserse Davos, luistert naar een presentatie over een vredesplan voor Oekraïne aan de vooravond van het WEF. <strong>

Het gemiddelde marktinkomen van vrouwen steeg tien keer zo hard, met 3,4 procent per jaar. Dat kwam niet door hogere uurlonen, maar vooral doordat meer vrouwen aan het werk gingen. Wie de stap naar werk zet, gaat er nou eenmaal financieel sterk op vooruit.

„Dus ja”, concludeert Jongen, „uiteindelijk zijn we rijker geworden. Maar de vrouwen die meer zijn gaan werken hebben daar ook iets voor opgegeven: tijd voor informele zorg bijvoorbeeld.”

Dramatische daling

Bij de ongelijkheid gebeurde hetzelfde. Onder mannen nam die toe. „Net als in andere landen”, zegt Jongen. „De mannen met de laagste inkomens zagen hun marktinkomen, gecorrigeerd voor inflatie, zelfs achteruitgaan. Hun beloning is gedaald: dat is best dramatisch.”

Ongelijkheid wordt vaak gemeten met het Gini-coëfficiënt: een getal tussen de 0 (iedereen heeft hetzelfde inkomen) tot 1 (al het inkomen zit bij één persoon). Dit cijfer steeg onder mannen in veertig jaar tijd, sinds 1981, met 22 procent.

Bij vrouwen daalde het juist met 22 procent. Want vooral vrouwen met lagere inkomens gingen vaker werken. Daarmee vergrootten zij hun inkomen, en werd de kloof met de rijkste vrouwen kleiner.

Toename van werkende vrouwen neemt af, de ongelijkheid groeit weer

Als je de herverdeling van de overheid meerekent, via belastingen en uitkeringen, worden de verschillen kleiner. Maar ze verdwijnen niet: vrouwen, vooral met lage inkomens, gingen er alsnog sterk op vooruit, mannen niet. En nog steeds blijkt: de mannen met de laagste inkomens gingen er in de afgelopen veertig jaar op achteruit.

Voor de toekomst kan dat aanleiding zijn voor pessimisme. Want de sterke toename in het aantal werkende vrouwen, die de ongelijkheidsgroei al die jaren heeft gedempt, is voorbij. Daardoor bestaat het risico dat de ongelijkheid weer toeneemt.

Pessimistischer

Dat is nu al zichtbaar in de cijfers over de laatste tien jaar, zegt Jongen. „De inkomensongelijkheid onder vrouwen neemt al niet meer af. Sterker nog: we zien de inkomens van vrouwen met hogere inkomens inmiddels sterker stijgen dan die met lagere inkomens.”

Ook dat verklaart waarom deze studie pessimistischer klinkt dan die van twee jaar geleden: hij is actueler. De vorige studie hield op in 2019, deze neemt ook cijfers over 2020 en 2021 mee. „En toen nam de ongelijkheid weer toe.”

Sinds 1981 nam de ongelijkheid, berekend met het Gini-coëfficiënt, met 12 procent toe, staat in de studie. Dat is de ongelijkheid ná herverdeling door de overheid. „Het grootste deel daarvan zat in de jaren tachtig”, zegt Jongen. Toen nam de ongelijkheid met 8 procent toe, gevolgd door stilstand in de jaren negentig en nul. „Voorheen dachten we dat de inkomensverdeling stabiel is gebleven, maar in de laatste tien jaar zien we de ongelijkheid weer toenemen met 5 procent.”

hoogleraar economieEgbert Jongen AI zou de lonen van de hogere inkomens [in de toekomst] kunnen drukken

De groeiende ongelijkheid in Nederland is lang niet zo extreem als in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, zegt Jongen. „Daar zit echt een factor drie tussen.” Dat komt vooral doordat de overheid zoveel geld herverdeelt, want de inkomens die Nederlanders zelf verdienen, lopen wel sterk uiteen. Jongen: „Op de Nederlandse arbeidsmarkt zijn de verschillen wel degelijk groot.”

Blijft de ongelijkheid nu toenemen, de komende jaren? Dat hoeft niet, zegt Jongen. Sommige deskundigen verwachten dat kunstmatige intelligentie vooral de banen van hoogopgeleiden bedreigt. „Dat zou de lonen van de hogere inkomens kunnen drukken”, zegt Jongen. „Maar als de huidige trends zich doorzetten, zal de ongelijkheid inderdaad blijven toenemen.”