Nederland haalt doel ‘groene’ energie uit Energieakkoord

Het afgelopen jaar is er opnieuw meer hernieuwbare energie opgewekt in Nederland dan het jaar ervoor. Ook de productie van ‘groene’ stroom is wederom fors toegenomen. Daardoor zijn een aantal van de doelen die in 2013 zijn afgesproken in het Energieakkoord nu behaald. Het Energieakkoord is een voorloper van het Klimaatakkoord uit 2019.

Dat blijkt uit cijfers die donderdag zijn gepubliceerd door het Nationaal Klimaat Platform (NKP). Het kabinet heeft dit in 2022 opgericht om onder andere de voortgang van de energietransitie in kaart te brengen. Het NKP volgt verder de voortgang van het bredere klimaatbeleid.

De totale hoeveelheid ‘groene’ energie (denk aan energie die wordt verkregen uit biomassa) groeide in 2023 met 13 procent ten opzichte van 2022. Daardoor komt het aandeel ‘hernieuwbaar’ in de totale energievoorziening aan het eind van dit jaar uit op 17 procent. Dat is iets meer dan het doel voor 2023 van 16 procent.

De afgelopen jaren dreigde het kabinet nog geregeld doelstellingen voor ‘groene’ energie te missen. In 2020 moest het percentage bijvoorbeeld liggen op 14 procent, maar verder dan 11,4 procent kwam Nederland toen niet. Alleen via een ‘boekhoudkundige’ deal met Denemarken – Nederland kocht op papier overtollige productiecapaciteit van dat land – haalde het kabinet het doel toch.

Meer dan nodig

De hoeveelheid duurzaam opgewekte stroom (denk aan elektriciteit die is geproduceerd met windmolens en zonnepanelen) steeg het afgelopen jaar nog harder. Inmiddels is 50 procent van de totale elektriciteitsproductie groen. Vorig jaar was dat nog 41 procent. De groene stroom wordt voor het grootste deel opgewekt met zonnepanelen, en daarna door windmolens op land. Stroom voorziet overigens maar voor een relatief beperkt deel in de energiebehoefte: circa 20 procent. Verwarming (van bijvoorbeeld huizen en gebouwen) vormt een veel groter deel daarvan: 55 procent. De overige 25 procent betreft brandstoffen voor auto’s, schepen en vliegtuigen.

Het NKP schetst ook een keerzijde van de groei van groene energie. Er zijn nu steeds meer momenten waarop er „méér hernieuwbare stroom werd opgewekt dan we in Nederland nodig hadden of konden exporteren”. Om verspilling te voorkomen, moet die stroom opgeslagen kunnen worden, in bijvoorbeeld batterijen. Maar daarvan zijn er nu niet genoeg. Op de stroommarkt vertaalt zich dit in negatieve stroomprijzen: klanten die toch stroom willen afnemen, krijgen daarvoor betaald door de leverancier. Tot donderdag waren er 308 uren waarin de stroomprijs negatief was. Vorig jaar waren er in totaal ‘maar’ 85 van zulke uren.

Lees ook De coalitie stond tot haar verbazing alleen bij het afschaffen van de subsidie op zonnepanelen

Op dak van een huis in het Groningse Haren worden zonnepanelen geplaatst. De subsidie voor zonnestroom staat al jaren ter discussie.

De sterke groei zorgt ook voor overbelasting van het stroomnet. Naar verwachting neemt de stroomvraag komende jaren weliswaar toe, omdat bedrijven bijvoorbeeld ‘elektrificeren’. Maar die groei zal niet voldoende zijn om de groeiende productie op te vangen, verwacht het NKP, waardoor dit probleem blijft bestaan.