Natuurlijk, het lag aan Cruijff, maar Van Beveren deed zelf ook moeilijk

Recensie

Biografie Jan van Beveren Biograaf Ruud Doevendans schetst een vrij compleet beeld van het tragisch verlopen sportleven van een wonderkeeper. Over zijn ingewikkelde karakter, zijn relatie met Cruijff en zijn vlucht naar de Verenigde Staten.

Sparta-doelman Jan van Beveren bokst de bal in 1968 met blote handen weg op het oude Kasteel. Rechts Ajacied Johan Cruijff, zijn latere kwelgeest bij Oranje.
Sparta-doelman Jan van Beveren bokst de bal in 1968 met blote handen weg op het oude Kasteel. Rechts Ajacied Johan Cruijff, zijn latere kwelgeest bij Oranje. Foto ANP

Waren ‘we’ wél wereldkampioen geworden met Jan van Beveren in het doel? Het is een vaak gestelde vraag onder oudere voetballiefhebbers. Volgens velen was Jan Jongbloed debet aan de verloren WK-finale in 1974. Hij stond als aan de grond genageld bij de twee West-Duitse tegentreffers. En in de finale van 1978 was hij weliswaar niet schuldig, wel kansloos bij de drie Argentijnse doelpunten.

Nee, dan Jan van Beveren. De doelman van Sparta en later PSV dook naar elke bal, stapte desnoods opzij naar de ene kant om de bal aan de andere kant uit de bovenhoek te plukken. ‘De Beef’, ook wel ‘De Zweef’ genoemd. Eerst met blote handen, later met wollen handschoenen. Een lange (show)keeper voor wie het publiek – opvallend veel vrouwen – naar het stadion ging. Een andere bijnaam: ‘Vlinder in de zestien’.

Van Beveren, debuterend in 1967, bleef in 1977 steken op het schamele aantal van 32 interlands. Wel won hij met PSV de UEFA Cup, twee KNVB-bekers en drie landstitels. Maar hij speelde nooit op een EK of WK. Deels door blessures, deels door vetes met zijn kwelgeest Johan Cruijff, die vanwege desinteresse, sponsorbelangen of veelal geveinsde blessures ook maar 43 interlands speelde.

In zijn vuistdikke biografie Van Beveren: complexe wonderkeeper schetst Ruud Doevendans een vrij compleet beeld van het tragisch verlopen sportleven van wijlen Jan van Beveren, die deze maand 75 zou zijn geworden. Over zijn sensationele talent, zijn ingewikkelde karakter, zijn dramatische relatie met Cruijff en zijn vlucht naar de Verenigde Staten.

Wie het boek leest, begrijpt beter waarom hij zijn naam en faam niet heeft waargemaakt. Het beeld van dader Cruijff en slachtoffer Van Beveren wordt door Doevendans genuanceerd. Hij was een nagelbijtende zenuwpees die ook als Cruijff niet in de buurt was allesbehalve foutloos keepte.

‘Groot rechtvaardigheidsgevoel’

Twee geboren Amsterdammers met het hart op de tong. De zelfbewuste en geldbeluste Cruijff die pers, publiek, ploeggenoten inpakte – en de vele (bonds)coaches niet te vergeten – tegenover de ogenschijnlijk arrogante maar diep van binnen erg onzekere Van Beveren. De doelman van Sparta en later PSV was ook zijn hele leven bezig met geld verdienen. Met zijn overgang van Rotterdam-West naar Eindhoven in 1970 was anderhalf miljoen gulden gemoeid – hij was toen de duurste keeper ter wereld en verdiende meer dan Cruijff op dat moment.

In 1974 was sprake van een eerste serieuze botsing, toen de bijna uit-gerevalideerde doelman door bondscoach Rinus Michels (lees: Cruijff) een paar weken voor het WK in de Zeister bossen aan een loodzware hersteltraining werd onderworpen. Met als gevolg dat zijn knieklachten weer opspeelden.

Achter de schermen speelde ook een zakelijk geschil. Van Beveren hekelde Cruijffs voorkeurbehandeling – hij kreeg ook daggeld van de KNVB op de dagen dat hij nog in Barcelona zat. „Van die vent moeten we af, die doet veel te moeilijk, die wordt veel te gevaarlijk”, zei Cruijff tegen Michels. Exit Van Beveren.

En zo konden Michels en Cruijff de minder getalenteerde maar ‘meevoetballende’ Jan Jongbloed van FC Amsterdam in het doel zetten. Die paste als veredelde libero beter bij Oranjes totaalvoetbal dan Van Beveren, die ten onrechte een lijnkeeper werd genoemd. Bij hoge ballen sprong hij sierlijk de lucht in. Wegstompen deed hij alleen als het niet anders kon, het liefst ving hij hem klemvast. „Dit is choreografie zoals het behoort te zijn”, luidde een lyrisch verslag tijdens zijn veelbelovende beginjaren.

Grote bek van de Amsterdammers

Maar de stijlvolle keeper had geen meebuigend karakter. In 1975 klaagde hij een dag voor een EK-kwalificatieduel tegen Polen over de grote bek van de Amsterdammers en eiste meer zeggenschap voor de PSV’ers die in de Eredivisie de Ajacieden intussen hadden overvleugeld. Het leek een redelijke eis. Was hij met coryfeeën als Willy van der Kuijlen en de tweeling René en Willy van de Kerkhof niet even goed als de ‘Ajacieden’ Cruijff, Johan Neeskens (ook al bij Barcelona), Ruud Krol en Wim Suurbier? Kenners gaven de PSV’ers gelijk. Volgens anderen leden zij aan het Calimerocomplex: ‘Zij zijn groot en ik is klein’.

Een nieuwe rel was geboren. Cruijff, niet gewend aan tegenspraak, was woedend én rancuneus. Hij haalde zijn gram toen Van Beveren een dag later medeverantwoordelijk was voor de 4-1 nederlaag tegen Polen. „Ik speelde niet best en maakte fouten”, blikte Van Beveren terug in NRC. Dat Cruijff totaal uit vorm was, vertelde hij er niet bij. Hij bewonderde niet de mens, wel de voetballer. Ondanks hun ruzies bleef hij voor hem de beste.

Lees ookDe necrologie van Willy van der Kuijlen

Cruijff eiste excuses

Andersom was er minder respect. Cruijff eiste voor de return tegen Polen excuses – die hij niet kreeg. Cruijff stookte het vuurtje verder op en mobiliseerde de randstedelijke voetbalpers. Doodmoe van alle intriges besloten de PSV’ers Jan van Beveren en Willy van der Kuijlen het trainingskamp een dag voor de return tegen Polen (3-0 winst, met Piet Schrijvers in het doel) te verlaten.

„Hoezeer je ook in je recht denkt te staan, van Cruijff kun je toch niet winnen”, zei Van Beveren decennia voordat Louis van Gaal de ongelijke strijd in bijna dezelfde bewoordingen verklaarde. De vele pesterijen lieten diepe sporen na. „Het waren er natuurlijk maar een paar [Ajacieden], ze beheersten wel mijn leven”, liet Van Beveren optekenen in zijn biografie. „Een levenslange frustratie”, wist zijn vader.

Nadat hij dit keer ‘om privéredenen’ had bedankt voor het WK, werd hij in de zomer van 1978 in Hilversum uitgenodigd het groepsduel tegen Peru van commentaar te voorzien. Maar toen het Hollandse tv-publiek (van boven de rivieren dus) hier weet van kreeg, volgden zoveel bedreigingen dat Studio Sport-baas Bob Spaak naar PSV-manager Ben van Gelder belde. De gastcommentator werd vriendelijk doch dringend verzocht terug naar huis te rijden.

Landverrader

Hij werd uitgemaakt voor lafaard, huichelaar, oplichter en landverrader. Hij zou nog twee jaar voor PSV keepen – en bij uitwedstrijden worden uitgefloten of (bij Ajax) met fietskettingen bekogeld. Maar zijn besluit stond vast. „This is it” , verwoordde hij decennia later in een NOS-documentaire van Mart Smeets zijn emigratieplannen.

Na een kortstondig, succesvol avontuur bij de Amerikaanse profclub Fort Lauderdale Strikers leidde hij bijna dertig jaar een vrij anoniem bestaan in Dallas en omstreken. Hij zat overdag in de postzegelhandel en gaf ’s avonds (keepers)trainingen. Hij was er vrij gelukkig, met zijn (klein)kinderen en tweede, Amerikaanse vrouw. Heimwee kende hij niet. Hij zocht hooguit één keer per jaar zijn ouders op. En zei: „Als ze me midden in Nederland droppen, zou ik niet weten waar ik naartoe moest. Ja, naar Schiphol, voor het eerste vliegtuig terug naar de States.”

Van Beveren overleed in de zomer van 2011 in Texas op 63-jarige leeftijd aan een hartinfarct, hij werd hangend boven zijn laptop met een sigaret tussen de vingers aangetroffen. Hij kreeg een prachtig eerbetoon van de jeugdelftallen die hij er had getraind. Ze hadden hem op handen gedragen, ouders roemden zijn zachte karakter en luisterend oor.

Hoe anders waren de reacties in zijn geboorteland. Bij zijn eerste club Emmen – hij debuteerde er op zijn veertiende in het eerste – is nog wel een tribune naar hem vernoemd. En bij zijn laatste Nederlandse werkgever PSV hangt een „slecht lijkende” wandsculptuur. Op het bondsbureau in Zeist herinnert niets aan de in potentie beste keeper die de KNVB ooit heeft vertegenwoordigd.

En toch was hij trots op elke interland waarin hij niet geblesseerd afgehaakt was of gepasseerd werd. Zo trots, dat hij in 1999 van de partij was bij de nota bene door Cruijff georganiseerde ‘wedstrijd van de eeuw’ in de Arena. Andere oud-internationals zagen hem op weg naar het stadion stilletjes in zijn eentje achterin de spelersbus zitten. Aan Cruijff had het dit keer niet gelegen, die deed opvallend aardig. Diens vrouw Danny daarentegen zou hem vals hebben aangekeken. En daar lag de overgevoelige Jan van Beveren dan weer wakker van.

Lees verder…….