Mojo-baas John Mulder regelde concerten voor alle grote popsterren: ‘Tegen Prince zei ik: je komt er niet meer in’

Een Prince-concert in de Jaarbeurs, Utrecht 1998. 18.000 mensen zijn erbij. Na de laatste noten doet John Mulder, concertorganisator/directeur van Mojo Concerts, als afgesproken een aankondiging voor een extra nachtshow van Prince in poppodium Tivoli. Kaartjes voor de lucky few aan de deur. „Dus een paar duizend mensen trekt naar de Oudegracht”, zegt John Mulder, „waar we die middag al van alles hadden georganiseerd aan security, catering, licht, geluid. Alleen de instrumenten hoefden nog maar ingeladen. Maar niet veel later komt dat busje al weer terug. Laadklep open, al die spullen eruit. Ze waren gebeld dat Prince niet kwam.”

‘Pislink’ voelt Mulder zich worden. Hier was al veel tijd en energie in gestoken. „En Prince zat nog gewoon in zijn kleedkamer.” Mulder omzeilt de security tot hij de artiest recht in de ogen kan kijken. „Wat jij nu doet, dat kan je dus echt niet maken”, zegt hij. „Dit is niet fair. Je hebt toegezegd, er zijn al veel kosten gemaakt en er staan daar een paar duizend mensen voor de deur. Het is nu half 1 en jij zit hier in de kleedkamer. Dit gaan we dus niet doen.”

O, zei Prince. Hij was er heus wel even langs gegaan. Maar de Mojo-baas doorziet het spel: hij doelt zeker op een ‘Prince Party’ – even je gezicht laten zien, een dansje en dan de deuropbrengst beuren. Mulder pareert meteen streng: „Sorry, je komt er niet meer in. En ook de opbrengst houden we.” Als de snel ingefluisterde Candy Dulfer, op dat moment saxofonist in de band van Prince, ook nog een beetje aandringt („Joh Prince, leuk toch, de band wil het echt doen”) gaat de zanger overstag.

Lang verhaal kort, grijnst John Mulder, licht triomfantelijk: „Tegen half drie ’s nachts klimt Prince dat kleine podium van Tivoli op voor wat een onvergetelijk nachtconcert wordt. Een jam tot een uur of half vijf, met ook nog Lenny Kravitz achter de drums.”

Streetwise

Een praktijkjongen was hij. Geen diploma, al op zijn zestiende werken, en hij sprak niet eens Engels. John Mulder (Breda, 1955) heeft het zich gaandeweg allemaal eigen gemaakt. Een streetwise guy, noemt hij zich. Iemand die zijn hele carrière in de muziekindustrie al vaart op een ‘intern kompas’, die een beetje onorthodox maar flexibel aanstuurt en buiten gebaande paden denkt. En met weinig geduld. „Toen ze die eigenschap uitdeelden was ik net even naar het toilet geloof ik.” Bij vergaderingen kan hij na vijf minuten al denken: nou hup, beslissen, dan is het klaar.

Begin dit jaar stopte John Mulder (68) als directeur bij Nederlands grootste concert- en festivalorganisatie Mojo Concerts. Nu echt. In 2012 ging hij ook al eens weg, om plaats te maken voor de jonge garde en het simpele feit dat hij de aanwas nieuwe bandjes niet meer kende. Maar hij bleef betrokken. Zeker als hij zich met zijn eigen onderneming op de Nederpop stort, via concepten als Symphonica in Rosso en het management of shows van Marco Borsato, Doe Maar, Anouk, Golden Earring of De Dijk. Als er korte tijd veel directiewissels zijn geweest wordt Mulder in 2017 teruggevraagd.

Met pensioen heet het nu officieel. Een afscheid en een cadeau, zoals dat dan gaat. Besmuikt lachje. De mammoettanker die Mojo Concerts heet, sinds 2006 onderdeel van het Amerikaanse LiveNation en net verhuisd van Delft naar een nieuw kantoor naast de Ziggo Dome in Amsterdam, heeft nu een driekoppige leiding.

Maar denk maar niet dat Mulder, tengere man met lichte pretogen, gaat stilzitten. Dóór gaat hij, gewoon met wat hij altijd goed kon: organiseren. In dit geval als opperregelaar van de komende grote internationale tournee van de grote Amerikaanse rockband Metallica langs stadions en festivals. Half mei vertrekt hij.

https://www.youtube.com/watch?v=e2BxOerWeo4&t=49s

Lichtshow

Zo’n vijftig jaar zit Mulder in het muziekvak. Beter gezegd, in het entertainment in brede zin. Zijn eerste festivalletje in een jeugdcentrum. Daarna is het werken voor bandjes, de op- en afbouw van shows, vrachtjes rijden. Hij leert over licht en geluid en het zogeheten ‘rigging’ – het ophangen van de verlichting en geluidssystemen. Gretig is hij, nooit te beroerd om hard te werken. De lichtklussen worden groter, ook is hij toneelmeester bij theatershows.

Bij impresariaat Mojo Concerts, hij begint er in 1986, komt alles samen. Het is de vooravond van de professionalisering in de concertindustrie. „In die tijd kwamen bands nog niet met hun eigen productie”, vertelt hij. „Precies op dat moment stapte ik in – gewéldig. Als The Police of U2 naar Nederland kwamen, deed ik het licht. Dan vroeg ik: hoe wil je dat? Wisten ze ook niet precies. Nou, dan gingen we wat verzinnen.”

Het is de start van de grote popconcerten in voetbalstadion De Kuip in Rotterdam: de Rolling Stones, Bruce Springsteen, Bob Dylan, Madonna, Michael Jackson. En het worden er in de jaren negentig nog veel meer. Als productieman is hij druk, op alle niveaus. Hoe kan de op- en afbouw sneller? Hoe gaat de marketing? „Elke dinsdagmiddag reed ik naar de drukkerij en haalde de concertposters. Zaten Leon Ramakers [een van de Mojo-oprichters] en ik op onze knietjes stickertjes te schrijven en plakken. De posters gingen in jute zakken naar het postkantoor om te versturen door het hele land. Dát was dan onze marketing. En wildplakken hè: dertig naar Groningen, honderd naar Amsterdam, honderd naar Rotterdam.”

Eind jaren tachtig, inmiddels is hij directielid, ontwikkelt hij de befaamde, internationaal gebruikte Mojo Barrier. Het is een uitklapbaar dranghek met aan de achterkant een trapje waarop security snel kan kijken over het publiek. Veiligheid bij concerten, het werd Mulders prioriteit na shows van Michael Jackson in 1988. „Het was warm en veel te druk voor het podium. We waren nog niet eens begonnen of we hadden al honderden meisjes backstage in paniek. Die massa, het is angstig. Je hebt geen controle.”

Hij zag vakken voor zich in het publiek, met paden. „Je moet de druk verspreiden. We gebruikten onze hekjes voor het eerst bij de Stones. Raar vonden ze, maar ze waren snel om. Daarna wilden alle bands met grote wereldtournees ze hebben.”

Lees ook Duncan Laurence’ concert was niet te kort – maar hoelang is een popconcert normaal gesproken?

Duncan Laurence’ concert was niet te kort – maar hoelang is een popconcert normaal gesproken?

Nukkige artiesten

De expansiedrift van Mojo is door de jaren heen groot, zeker onder moedermaatschappij LiveNation. „Uit behoefte”, aldus Mulder, worden ook een eigen securitybedrijf en productiebedrijf opgericht. Zelf ontwerpt hij mee aan een betere middenzaal voor versterkte livemuziek: de Heineken Music Hall (nu Afas Live). En later de Ziggo Dome.

Allemaal leuk en belangrijk, maar hij tackelt vooral graag problemen. Een volle zaal vertellen dat Shakira (in 2017) te ziek is om te zingen. Nukkige artiesten. Neem de aftrap van de tournee van David Bowie in de Kuip. „Zijn Glass Spider Tour was gebaseerd op een lichtshow. Maar als jij in juni om half negen ’s avonds het podium opgaat, staat de zon nog vol in De Kuip. Bowie wilde zijn show veel later beginnen. Nou nee, zei ik. Dan komt niemand nog thuis. Mijn advies: richt je show anders in joh. Zeker als je na Nederland nog naar Scandinavië gaat. Ik heb nieuws voor je, in Finland wordt het helemaal niet donker.”

Eenmaal verbonden met artiesten is hij trouw. Opvallend: hoe het overlijden van de populaire volkszanger André Hazes een ongekend tv-spektakel in de Arena werd met de kist op de middenstip. Dankzij Mulder werd de uitvaart een volksfeest, door miljoenen mensen thuis gevolgd.

Zijn vriendschap met Hazes voert terug naar de tijd dat de zanger nog veel optreedt. Hazes’ populariteit, zeg gerust cultstatus, is groot, maar hij kan steeds slechter horen. Een dieptepunt is een concert in de Ziggo Dome. Mulder moet de door gehoorverlies getergde zanger flink moed inspreken om zijn show nog af te maken.

Uiteindelijk staat ook de Mojo-directeur aan zijn sterfbed. „Toen zijn dood naderde keek de familie mij aan: wat doen we nu? Een kleine persconferentie, leek me goed. Die avond in zijn stamkroeg in Vinkeveen. Maar het nieuws van zijn dood sloeg in als een bom, het stond er vol met satellietwagens.” Bij tv-programma Barend & Van Dorp dropt Mulder het idee van een openbare begrafenis van de volkszanger. „Al een paar uur na zijn dood zaten we te bellen: ‘Op zondag werd nog gevoetbald in de Arena, kon de uitvaart een dag later? Is de gemeente akkoord? Trek burgemeester Job Cohen alsjeblieft uit een vergadering.’”

Rockbands

Dan maakt zich een zeker fanatisme van hem meester. Het moet en zál geregeld worden. Willen de Stones ongestoord repeteren voor hun tournee? On it. „Ze waren drie weken in Amsterdam, bijna niemand wist het.” Zijn telefoon op tafel: vol bekende namen. Maar ze zelf bellen: nooit. „Wij hebben altijd sterk gevoeld, en dat onze boekers ook ingepeperd, dat je als promotor nooit de artiest moet opzoeken. Het is een gouden regel: laat ze met rust. Houd afstand. Keertje eten? Prima. Maar een te innige relatievorm kan ongezond worden en een artiest ineens benauwen.” En als de show goed ging, hoeven we het daar niet elke dag over te hebben, vervolgt hij. „We zijn allemaal professionals. Samen brengen we mooie rockshows. Punt.”

Hij knikt, zijn idee van popmuziek is oldskool. Hij valt voor rockbands: U2, Metallica, Springsteen. Vakmanschap, zegt hij. Een show van Beyoncé heeft dat beslist ook, maar het is toch vooral – hij zucht even – een videoclip-spektakel. „Als ik mijn ogen dichtdoe, wat hóór ik dan? Snap je?”

Hoe artiesten niet meer verdienen aan hun albums maar met tournees. Hoe concerten dus moeten uitverkopen en ticketprijzen de pan uit rijzen. Hij zag de ommezwaai en werkte eraan mee, geeft hij toe. Popmuziek is big business. En zeker na corona moet er veel, maar dan ook echt veel, ingehaald worden. „Iedereen ging zijn uitgestelde tour doen.”

Als ‘chef Metallica’ gaat hij terug naar de basis. Hij boekte shows, zocht lokale promotoren, regelde ticketprijzen. En de productie. „Dus alle techniek, er gaan iets van 200 mensen mee op tour, alles op vrachtwagens. En dan een logische route verzinnen door Europa.” Gewoon handwerk, vat hij samen. „En eigenlijk is dat het leukst. Dus het is ook wel een soort van mooie cyclus.” Voelde hij zich na de Metallica-aftrap in New Jersey in het MetLife Stadium met 85.000 mensen toch weer eventjes dat jochie.