Luuk van Eijk (1947-2023) hield van voorstellingen die schuurden, maar háátte dat woord

Voordat hij in 1976 bij de Stadsschouwburg Amsterdam begon, werkte Luuk van Eijk, die was opgeleid aan de Hogeschool voor Economische Studies (HES), bij een zorgverzekeraar. Toen hij daar pleitte voor het opzetten van een computeradministratiesysteem – destijds een vooruitstrevend idee – zag de directie daar nut en noodzaak niet van in. „Dat vond hij zó stom”, vertelt zijn oudere zus Ushma, „dat hij meteen zijn biezen heeft gepakt. Dáág!”

Uit balorigheid nam hij daarna wat losse baantjes, onder andere in Londen, waar hij in de horeca en in een casino werkte, als croupier. Terug in Nederland werd hij portier bij de Stadsschouwburg, waar de toenmalige directeur Evert Smit de inzichten van Van Eijk wel waardeerde. Smit vroeg hem een kassasysteem op te zetten. Tot zijn pensionering in 2010, ook toen hij al lang niet meer op de afdeling werkte, bleef hij zich bemoeien met de kassa’s.

In de Stadsschouwburg vond Van Eijk zijn draai en was hij een geliefde collega. Een voorliefde voor dans had hij daarvoor niet, maar in het theater werd hij erdoor gegrepen. In 1986 werd hij verantwoordelijk voor de dansprogrammering. Hoewel zijn rol niet te onderschatten valt, bleef hij bij voorkeur op de achtergrond – wel met een mening over álles.

Luuk van Eijk, jaren vijftig.
Foto privécollectie

Met Jaap van Baasbank richtte hij in 1991 Julidans op, het zomerse festival voor internationale hedendaagse dans. Op zoek naar voorstellingen van hun gading waren ze veel op reis. Samen presenteerden ze makers die uitgroeiden tot iconen, onder wie Alain Platel, Anne Teresa De Keersmaeker, Maguy Marin, Akram Khan en Sidi Larbi Cherkaoui. Ze hadden ook een fijne neus voor provocateurs als Marie Chouinard, Michael Clark, Dave St-Pierre en Olivier Dubois.

„Als ik aan hem denk, herinner ik me vooral zijn gevoel voor humor”, zegt Van Baasbank. „We konden vreselijk de slappe lach krijgen. Over de programmering verschilden we eigenlijk nooit van mening. We kwamen regelmatig bij elkaar over de vloer met onze partners. Hij was een vriend, een soulmate.” Het duo werd in 2011 geridderd als erkenning voor hun bijdrage aan het culturele leven in Amsterdam.

Japanse trommelaars

Van Eijk had een open blik, zegt Anita van Dolen, de huidige directeur van Julidans. Zij heeft Van Eijk ook opgevolgd als programmeur dans van het Internationaal Theater Amsterdam (ITA), zoals de Stadsschouwburg tegenwoordig heet. „Luuk is altijd nieuwsgierig gebleven, keek zonder vooringenomenheid naar voorstellingen. Dat is zo belangrijk. Het heeft de programmering van Julidans en ITA gekleurd. Hij hield van voorstellingen die schuurden – hij háátte dat woord – en was bereid risico’s te nemen.”

Voorstellingen die moeilijk te verkopen waren, ging hij niet uit de weg. Om het gat te dichten dat erdoor in het programmeringsbudget ontstond „boek ik gewoon een avond Japanse trommelaars”, grapte hij dan.

Luuk van Eijk, jaren zestig.
Foto privécollectie

Karakteristiek is het beeld van de glunderende Van Eijk en Van Baasbank toen het publiek na afloop van een Julidansvoorstelling net zo gretig buttons uit het mandje ‘hate it’ als uit het mandje ‘love it’ viste. Ook genoot hij van tegengestelde reacties, zoals tijdens een voorstelling waar naakte mannen over het publiek klauterden. Met graagte memoreerde hij een echtpaar waarvan de man brieste: „I’m going!”, waarop de vrouw reageerde met: „I’m staying!” Zo zag hij het graag.

Dat ondeugende en zijn (vileine) gevoel voor humor, maar ook zijn warme betrokkenheid en analytische blik lopen als rode draad door de verhalen van familie, vrienden en collega’s.

Achter zijn lach- en spotlust school een groot zakelijk talent. Van Eijk kon pittig onderhandelen. Paul van Kesteren werkte onder andere als hoofd van gebouw en personeel dertig jaar met Van Eijk samen en was goed met hem bevriend. „Hij had enorm veel lol in het werk. Tegelijk was hij daar heel serieus in. Mede dankzij hem is de ingewikkelde privatisering van de Stadsschouwburg in 2005 eigenlijk heel soepel verlopen.”

Met een schilder in Zuidoost ging hij even gemakkelijk om als met een hofdame van Beatrix

Van Eijk overleefde een hele trits directeuren in de schouwburg. „Die wilden natuurlijk allemaal het wiel nieuw opnieuw uitvinden”, zegt Van Baasbank. „Luuk wist precies hoe het werkte en doorzag bijvoorbeeld feilloos begrotingen. De realisatie van de Rabozaal [die in 2009 opende] kun je voor een groot deel op zijn conto schrijven. Maar hij heeft nooit de ambitie gehad zelf directeur te worden.”

Van Eijks nicht Jeltsje in der Rieden bewondert de analytische blik die hij had op systemen en procedures. Op aanraden van haar oom belandde zij eveneens in het theatercircuit. Lachend: „Bij ITA heeft hij me ter oriëntatie op alle afdelingen geplant, maar ik mocht nooit zeggen dat ik zijn nicht was! Ik moest het zelf redden. Hij behandelde iedereen gelijk. Met een schilder in Amsterdam-Zuidoost, waar hij woonde, ging hij even gemakkelijk om als met een hofdame van Beatrix. Hij hield totaal niet van pretenties.”

Knappe jongen

Van Eijk, die 76 jaar is geworden, kwam uit een Amsterdams gezin met vier kinderen. Volgens zijn zus was hij een vrolijk kind, populair in de buurt. „Toen ik op de Rietveld zat en thuiskwam met vrienden zeiden zij: ‘Jouw broer is homo!’ Dat was in die tijd nog best choquerend, maar mijn ouders hebben geweldig gereageerd. Als knappe jongen was Luuk erg in trek, maar hij was helemaal niet gediend van die aandacht.”

Dit jaar zou hij 30 jaar samen zijn geweest met zijn man Ramses Kalvenhoven-Van Eijk, met wie hij in 2015 naar Curaçao verhuisde. Van Eijk noemde zichzelf een saaie burgerman, die ook in zijn tijd bij ITA het liefst op tijd naar bed ging. Wel zette hij zich in voor de homobeweging en organiseerde bijvoorbeeld tijdens de Gay Games Amsterdam in 1998 een dampende, memorabele voorstelling van de Amerikaanse homoseksuele comedian Harvey Fierstein. Op Curaçao vond hij het belangrijk mee te lopen in de Pride. Om te laten zien, zegt zijn nichtje Jeltsje in der Rieden „dat er ook keurige, saaie nichten zijn”.

In november overleed Van Eijk onverwachts. Nog steeds, zegt Ramses Kalvenhoven-Van Eijk, komen mensen die hij nauwelijks kent in de supermarkt op hem af. „Zij kunnen ook niet geloven dat Luuk er niet meer is. De hele school van onze kleindochter is langs geweest, vrienden uit Nederland. Ik krijg condoleances van choreografen uit de hele wereld.”