Klimaattoppen zijn (nog) te belangrijk om ze helemaal af te schaffen

Volgens sommigen zijn de enorme klimaattoppen niet nuttig meer. Maar voor lagelonenlanden is het een van de weinige plekken waar ze zeggenschap hebben over hun toekomst.

Illustratie Mart Veldhuis

De COP, het grootste internationale klimaatspektakel, strijkt jaarlijks neer in een ander land. COP1 vond plaats in Berlijn in 1995. Daarna volgden onder andere Kyoto (1997), Kopenhagen (2009), Parijs (2015) en Sharm-el-Sheikh (vorig jaar). En nu gaat de stoet voor COP28 naar Dubai, waar eind november zo’n 40.000 deelnemers hun opwachting zullen maken – delegatieleden, waarnemers, wetenschappers, klimaatactivisten, journalisten, mensen uit de financiële wereld, jonge ondernemers met ambitieuze duurzaamheidsplannen, lobbyisten voor de fossiele industrie.

COP staat voor Conference of the Parties – de partijen zijn in dit geval 197 landen (plus de EU, die ook als één partij opereert). Op Iran, Jemen en Libië na hebben ze allemaal het Klimaatakkoord van Parijs geratificeerd. De jaarlijkse klimaattop is het hoogste besluitvormingsorgaan voor mondiaal klimaatbeleid. En omdat de opwarming van de planeet alleen gezamenlijk kan worden bestreden, zit er weinig anders op dan jaar in jaar uit samen te beoordelen hoe het ermee staat.

Of toch niet? Hebben deze immense evenementen niet hun beste tijd gehad? Is de COP niet volledig uit zijn voegen gebarsten? Wat kost het wel niet aan broeikasgassen om al die mensen, meestal per vliegtuig, de halve wereld over te laten reizen?

Deze conferenties zijn bedacht om het eens te worden over mondiaal klimaatbeleid, zei een voormalige VN-diplomaat vorig jaar tegen Pilita Clark, columniste van de Financial Times. Dat hoofdstuk is acht jaar geleden in Parijs afgerond, vond hij. „Wat de wereld nú nodig heeft, zijn acties om emissies te reduceren, daarvoor is de COP niet langer geschikt.”

Maar klopt dat wel? Volgens Heleen de Coninck, hoogleraar sociaal-technologische innovatie en klimaatverandering aan de technische universiteit in Eindhoven, werd de COP al vele keren nutteloos verklaard. Maar dan kwam er toch, soms als een duveltje uit een doosje, een doorbraak.

Neem bijvoorbeeld het rapport van het IPCC, het wetenschappelijk klimaatpanel van de Verenigde Naties, over de extra risico’s voor de zeespiegel, oceaanverzuring en extreem weer als de aarde meer dan anderhalve graad opwarmt. De conclusies van dat rapport zijn expliciet erkend in de slottekst van COP26 in Glasgow. Daarmee is de opwarming beperken tot maximaal 1,5 graden de facto het doel van het mondiale beleid geworden, schrijft De Coninck, mede-auteur van dat rapport, in een e-mail: een belangrijke aanscherping van het Parijsakkoord, waarin nog sprake is van ‘ruim onder de 2 graden’.

Ook Europarlementariër Mohammed Chahim (PvdA) vindt niet dat je klimaattoppen kunt afschaffen. „Ze kunnen korter, kleiner en politieker”, zegt hij telefonisch vanuit Brussel. „Maar als podium voor ambitie en solidariteit in het klimaatbeleid is de COP onmisbaar.” Er bestaat nog steeds een immense kloof tussen wat de partijen hebben toegezegd aan klimaatbeleid en wat er nodig is om de doelstellingen te halen. De onderhandelingen daarover zijn volgens hem daarom belangrijker dan ooit. „Het gaat echt spannend worden in Dubai”, verwacht Chahim. „Welke ruimte hebben we nog als wereld om CO2 uit te stoten? Dit is zo’n beetje de laatste kans om afspraken te maken die 1,5 graden binnen bereik houden.”

De eigen voetafdruk

Een cynicus zal zeggen: laat die duizenden deelnemers zich bekommeren om hun eigen voetafdruk. Het is waar, klimaatconferenties zelf zijn slecht voor het klimaat, ook al doen de Verenigde Naties er alles aan om de uitstoot van broeikasgassen zoveel mogelijk te beperken.

In How to COP, een uitgebreid draaiboek voor de organisatie van een klimaattop, is een belangrijk hoofdstuk gewijd aan duurzaamheid. Van het gastland wordt „een pro-actieve houding” verwacht, staat er. Na afloop van de conferentie moet de milieu-impact nauwkeurig worden berekend en wordt „het onvermijdelijke deel van de klimaatvoetafdruk” gecompenseerd door bijvoorbeeld het planten van bomen. Daardoor is de conferentie uiteindelijk klimaatneutraal.

Afgelopen juni verscheen het duurzaamheidsrapport over COP27, die vorig jaar plaatsvond in de Egyptische badplaats Sharm-El-Sheikh. Die veroorzaakte 62.695 ton CO2, ongeveer evenveel als de uitstoot van bijna vierduizend Nederlanders in een heel jaar. De Egyptenaren hebben er van alles aan gedaan om de uitstoot laag te houden. Drie speciaal aangelegde zonneparken met een capaciteit van 15 megawatt voorzagen het conferentieoord van stroom. Deelnemers werden in 260 bussen, elektrisch en op vloeibaar gas, van en naar de locatie vervoerd. Er waren duurzaamheidscertificaten voor hotels. Maar aan één ding konden ze weinig doen: de vliegreis naar Sharm-El-Sheikh.

Digitale ontmoeting

Je kunt dat gereis alleen voorkomen door elkaar digitaal te ontmoeten. Chahim is daar geen voorstander van. „Je moet elkaar in de ogen kunnen kijken”, vindt hij. Behalve dat hij zelf door alle nieuwe contacten en mooie ideeën meestal geïnspireerd van een klimaattop terugkeert, gaat het ook om het opvoeren van spanning tijdens de onderhandelingen. „Die druk heb je nodig om de ambities te verhogen”, zegt Chahim. „Dat lukt nooit via Zoom.”

Heleen de Coninck aarzelt. Tijdens de coronalockdown was ze betrokken bij onderhandelingen over een IPCC-rapport. „Het was moeilijker en het eindproduct was minder goed, denk ik. Maar het lukte wel om een samenvatting voor beleidsmakers goed te keuren.” Het kostte wel veel meer tijd, schrijft De Coninck – zo’n twintig dagen, in plaats van de gebruikelijke tien. „De vraag is of je dat de vliegreizen waard vindt.”

„COP-toeristen” zullen er altijd zijn. Ook De Coninck kent mensen „die er vooral heen gaan voor de ervaring, niet om iets te bereiken of zelfs maar te leren”. Ook deze keer komen er tienduizenden mensen. Dat kan dus best wat minder. In de eerste jaren schommelde het aantal deelnemers rond de vijfduizend. Maar, voegt ze eraan toe, vergeet niet dat de COP nog een andere functie heeft: „Voor ontwikkelingslanden is het de enige plek waar ze macht hebben, en zeggenschap over de uitkomst. Het is makkelijk om vanuit een rijk land te zeggen dat een COP niks oplevert. Maar als klein laaginkomenland krijg je op de COP de informatie die je nodig hebt. Hier kun je je stem laten horen.”

Chahim is het daarmee eens. „De COP biedt een platform waar kleinere landen zich kunnen uiten, profileren.” Uiteindelijk moet er consensus zijn over de uitkomst. Dan is de stem van Vanuatu en Barbados net zo veel waard als die van China en de VS.

Je moet de klimaatvoetafdruk van zo’n top ook niet overdrijven. COP26 in Glasgow was de conferentie met verreweg de meeste CO2-uitstoot, ruim 130.000 ton – bijna een verdubbeling van de jaren daarvoor. Dat is veel, maar volgens de Britse klimaatdenktank Energy & Climate Intelligence Unit slechts 0,00022 procent van de jaarlijkse mondiale uitstoot van bijna 60 miljard ton CO2e (CO2-equivalenten). En, nog belangrijker, de landen deden in Glasgow allerlei beloftes om de uitstoot te reduceren. Opgeteld met zo’n 9,5 miljard ton tot 2030. Als ze dat waarmaken heeft COP26 ruim 72.000 keer meer CO2 voorkomen dan er in Glasgow werd uitgestoten.

Lees verder…….