Het bier waar Wijlre zo trots op is, verlaat het Heuvelland

Reportage

Bierbrouwerij Het pils van Brand loopt goed, maar in het Zuid-Limburgse Wijlre wordt het straks niet meer gebrouwen. De productie verhuist noordwaarts. Dat stemt velen in de regio, en vooral oud-medewerkers, weemoedig.

Hub Bleezer (links) en Harry Gubbels, oud-medewerkers van Brand.
Hub Bleezer (links) en Harry Gubbels, oud-medewerkers van Brand.

Foto Chris Keulen

De aankondiging deed Harry Gubbels (76) en Hub Blezer (75), oud-medewerkers van Brand Bier, denken aan 1989. Destijds werden ze ook „totaal overvallen” door de mededeling dat ‘hun’ bedrijf was verkocht aan Heineken.

„Daar hield toen niemand rekening mee”, vertelt Gubbels onder het genot van een pilsje van het hem zo vertrouwde merk. „In de jaren daarvoor werd enkel gepraat over een beursgang. De mededeling van afgelopen maandag kwam ook als een donderslag bij heldere hemel.”

Eigenaar Heineken liet deze week weten dat de pils van Brand vanaf februari 2024 niet meer in het Zuid-Limburgse Wijlre zal worden gebrouwen, maar in Den Bosch en Zoeterwoude. De uitbreiding die nodig is, kan in het Zuid-Limburgse dorp niet worden gerealiseerd.

Voor 48 van de 52 personeelsleden betekent dit een andere baan binnen of buiten het concern. Het grootste gedeelte van het bestaande bedrijfscomplex in Wijlre gaat tegen de vlakte. Alleen een aantal karakteristieke panden blijft overeind. Daarin komt een „microbrouwerij” voor speciaalbieren, die vier mensen werk zal bieden.

Blezer schrok even hard als zijn oud-collega Gubbels: „In 1989 werkten nog 212 mensen vast bij Brand Bier in Wijlre. Ik dacht dat met de huidige bezetting van rond de vijftig personeelsleden de bodem wel was bereikt. Maar niet dus.”

Blezer kreeg maandag ook al snel een appje van de weduwe van een te jong overleden Brand-medewerker. Ze schreef in dialect: Hont de Hollender eindelijk ozze stolz versjangeleerd (‘Hebben de Hollanders (lees: Heineken) eindelijk onze trots naar z’n mallemoer geholpen’). Ze voegde eraan toe dat ze blij was dat haar man dit niet meer hoefde mee te maken.

Gloriedagen in jaren 70

Beide oud-medewerkers begonnen in 1971 bij Brand Bier. Als vertegenwoordiger. Gubbels moest zich richten op de horeca, Blezer op het thuisverbruik. „Achteraf gezien waren dat misschien wel de gloriedagen van de brouwerij”, constateert Gubbels. „Het bedrijf vierde zijn eeuwfeest. Alles groeide en bloeide: er kwamen heel veel cafés, sportkantines, buurt- en dorpshuizen bij. Het kon niet op.” Gubbels zou altijd als vertegenwoordiger bij Brand blijven werken.

Achteraf gezien waren dat misschien wel de gloriedagen van de brouwerij

Blezer had minder met „dat geleur” langs winkels. Hij liet bij een bureau een psychologische test doen, die uitwees dat hij geschikter was voor een functie binnen het bedrijf. Met dat papier in de hand kon hij al snel hoofd verkoop binnendienst worden. Blezer was met een collega ook de maker van het personeelsblad Brand Nieuws, dat later BinnenBrand ging heten.

In het eerste decennium van deze eeuw konden beide mannen vervroegd uittreden. Maar een echt afscheid was dat niet. Blezer gaf tot 2019 rondleidingen op de brouwerij in Wijlre. En Gubbels onderhield zijn immense verzameling Brand-spullen. Toen hij de collectie na een verhuizing niet meer kwijt kon, wist hij café Bie Alois in Susteren enthousiast te krijgen. Daar staat, hangt en ligt nu alles: glazen, pullen, kratten, vlaggen en nog veel meer.

Het café is ook de plek waar het gesprek met de twee mannen plaatsvindt. Als ze even druk zijn met poseren voor de fotograaf, constateert kastelein Alois Huizinga dat medewerkers met zo’n toewijding aan hun werkgever „niet meer gemaakt” worden. „Als Harry hier langskomt, vraagt hij nog altijd naar de kortingen die de brouwerij geeft. Of hij vraagt of ik ook gezien heb dat een bepaald café nu Lindeboom tapt, in plaats van Brand. Terwijl hij inmiddels bijna twintig jaar weg is bij zijn bedrijf.”

Beginnende vertegenwoordigers als Gubbels en Blezer kregen een halve eeuw geleden onderdak bij mevrouw Hagelstein, een hospita die naast het bedrijf woonde. Dat gaf hen de mogelijkheid een week of zes intern rond te kijken. Gubbels: „Want wie bier wilde verkopen, moest weten hoe het werd gemaakt.”

Nadat ze uitwaaierden, keerden de verkopers nog meerdere keren per week terug naar ’t Kelderke, Brands proeflokaal in Wijlre. „Daar werden de resultaten en de plannen besproken. Maar het was vooral heel gezellig, onder het genot van een biertje.” „En het was natuurlijk een mooi product”, zegt Blezer. „Werken bij een brouwerij voelt toch anders dan werken voor een naalden- of spijkerfabriek.”

Een vrachtwagen van Brand rijdt door Wijlre.
Foto Chris Keulen

Verkopen aan ’grutters’

Guus Brand, in de twintigste eeuw decennialang directeur, had vooral een horecahart. Het betekende dat de opkomende consumentenmarkt er lang een beetje bij hing. Het verkopen aan „grutters” begon relatief laat.

Wat betreft marketing wilde Brand dat de kwaliteit van het ietwat bittere bier leidend was. Later werd ook de herkomst steeds nadrukkelijker uitgevent. Dat deed het goed in eigen provincie, maar hielp ook om het marktaandeel in andere delen van Nederland te vergroten. Brand werd ‘het bier waar Limburg trots op is’. In reclamespotjes uit de jaren negentig dook een soort sprookjesversie van het Heuvelland op, met onder meer door paarden getrokken bierkarren die zich door een riviertje een weg baanden.

In een commercial uit 2008 werd een wielertoerist uit de Randstad door onafzienbare massa’s verontwaardigde Limburgers vanuit een café in Noorbeek naar Wijlre gebracht na de verkeerd gevallen opmerking: „Zeg, dat Brand Bier wordt toch helemaal niet meer in Limburg gebrouwen?”

Brand was Wijlre. Wijlre was Brand. Het aanzicht van het dorp in het Geuldal werd niet alleen bepaald door de toren van de Sint-Gertrudiskerk, maar evengoed door de hoge witte silo met de merknaam, waarin mout ligt opgeslagen. Het bedrijfscomplex ligt midden in het dorp. Het ruikt in Wijlre naar bierbereiding. De vrachtwagens met pils banen zich een weg door de nauwe straten.

De band tussen de harmonie, de schutterij en andere verenigingen en de brouwer was nauw. En Wijlre kende jarenlang het Brand Up Feest. Gubbels: „Met gegevens uit het bevolkingsregister werd geregeld dat iedere volwassene gratis bierbonnen kreeg. Dat zou met de huidige privacywetgeving niet meer lukken. Omdat lang niet iedereen ging, hadden de meesten extra bonnen en anders betaalden ze het wel. Reken maar dat het op die eerste vrijdag van mei altijd feest was.”

Veel Brand-personeel woonde in Wijlre. Als in de jaren zeventig de sirene loeide om aan te geven dat het pauze was, gingen de mensen van de brouwerij naar huis om thuis warm te eten. Later werd de pauze verkort onder druk van productiepersoneel van elders. Die mensen hadden hun boterham in een kwartier wel op. Ze vonden dat ze te lang moesten wachten. Blezer: „Personeel kwam in de loop van de tijd ook steeds vaker van buiten het dorp. In 2016 werkten rond de vijftig mensen bij Brand, waarvan er nog twaalf uit Wijlre kwamen.”

Foto Chris Keulen

Maar het gevoel bleef dat Brand onlosmakelijk verbonden is met Wijlre en Limburg. Het speelt nu op na de aankondiging van Heineken. Op de brievenpagina van de regionale krant De Limburger regende het de afgelopen dagen verontwaardigde reacties.

Opvallend was de bijdrage van Jan-Paul Rutten, directeur van de Gulpener Brouwerij, ook gevestigd midden in een dorp, vlakbij Wijlre. In een opinieartikel in De Limburger sprak hij van „een onterecht verlies voor Zuid-Limburg”. Verduurzaming in Wijlre moet volgens hem mogelijk zijn, uitbreiding misschien ook. Rutten ziet het vertrek van Brand vooral als een kwestie van onwil. „De ware reden is helaas onderbelicht, maar is mij wel duidelijk. We hebben namelijk te maken met een multinational die een duidelijk doel voor ogen heeft: het verbeteren van de efficiëntie en het vergroten van de winst. Dit alles in het belang van de aandeelhouders.”

Ook Blezer houdt een nare smaak over aan het aanstaande vertrek. Brand hoort in Wijlre, vindt hij. „Nog niet zo lang geleden liet men in de flesjes de tekst ‘Neerlandsch oudste bierbrouwerij’ stansen. Dan hoor je ook trouw te zijn aan die plek.” Ook Gubbels vindt het jammer, vooral ook voor het personeel, maar bij onveranderde receptuur zal „het bier hetzelfde blijven smaken. Dat hopen we althans.”

Lees verder…….