In deze vergeten landschappen wekt de stilte oude spoken

Bas op de fiets Bas van Putten test geen auto, maar pakt de fiets. Deze week rijdt hij richting Lauwersoog, daar waar niets meer is. Boven het kleine Oldehove begint de wereld te verdwijnen in een grote afvoerput.



Foto Merlijn Doomernik

Toen ik mijn cabrio nog had, reed ik elke lente ritueel het niets in. Door het Groningse land, waar de horizons breder worden en de dorpen krimpen, stuurde ik naar Lauwersoog. Ik noemde het mijn verdwijnpunt. Daar was niets meer. Ik stapte uit en liet me pletten door de overdonderende leegte.

Nu maak ik vanuit mijn woonplaats Groningen dezelfde tocht op de fiets. De stad is geen achterland. Die heeft cultuur, muziek, theater, restaurants. Maar daarboven, noordwaarts: hoeveel wereld blijft er over? Waar begint het verdwijnpunt?


Hoogkerk, waar de reuzensilo’s van de Cosun Beet Company een heel dorp verkrachten, heeft nog een Lidl en een Wereldwinkel. In Zuidhorn hebben ze nog pronknieuwbouw met Tesla’s, de gewone alledaagse rijkdom. Daarna begint de klok de tijd hard terug te draaien. Symptoom: de mensen letten niet meer op bij oversteken. Boven het kleine Oldehove begint de wereld te verdwijnen in een grote afvoerput. Alleen waar bomen staan zijn huizen. Voor de eenzame fietser is dit ideaal jachtterritorium. Weinig toeristen, een enkele racefietser, steeds minder auto’s, steeds sporadischer de vaak prachtige gehuchten.

Besloten en betoverend

De huisjes in Groningse dorpjes zitten romantisch hutjemutje op een kluitje, alsof ze op die kale vlakte bij elkaar beschutting zoeken tegen weer en wind, als vee in de wei. Ze zijn intiem, besloten en betoverend. De oudbouw is intact, aardbevingsschade voorbehouden. Er hoeft niets te veranderen, er gebeurt toch niets. Voor de recreant is hier niets te halen. De rust trekt alleen mensen met een geestesleven. Wat hier niet boer of visser is, leeft in het hoofd. Het gehucht Houwerzijl heeft geen supermarkt, wel een antiquariaatje. Ik zie veel boekenkasten in de huiskamers. Natuurlijk, de intellectuelen. Die hebben geen geld, die wonen hier.

Wat kan een mens daar? Helen of breken. Op zo’n fietspad als ik nu berijd zag ik als jongen ons gezin instorten. Het was op Texel. Het vakantiehuisje was een sof, een kippenhok. Dan maar wandelen. We kwamen op een fietspad, kaarsrecht oneindig in verregend niemandsland. Ik hoorde mijn moeder in huilen uitbarsten. Het hield niet meer op. We kwamen aan bij een café. Mijn broer en ik werden met limonade aan de bar geplant, terwijl mijn moeder onder begeleiding van mijn vader elders verder huilde. We wisten niet wat het was, wel dat het erg was.

Foto Merlijn Doomernik

De oplosbaarheid van alles

Twee jaar zou mijn moedertje buiten bedrijf zijn. Uit die twee jaar kan ik me niets van haar herinneren. Ze was er wel, maar niet voor ons. Wij jongens werden omgeleid. Ik denk daar vaak aan. Wij zijn van moeders kant een stamboom van fanatici. Ze had zich kapotgewerkt. Mijn opa was directeur van de school waar ze Frans gaf, maar waar hij ook een muziekjuf kon gebruiken. Toen ging mijn moeder, die van hem niet naar het conservatorium had gemogen, toch maar een opleiding schoolmuziek volgen. Naast een baan en kinderen, naast alle instrumenten die ze buiten de piano ook nog leerde spelen. Hoe dan zo’n tijdbom moet ontploffen op een miserabel fietspad. Op de Noordhornerweg, een slingerweg met jonge boompjes tussen Noordhorn en Oldehove, word ik overmand door uitgestelde tranen. Deze tijd preekt overmoedig de oplosbaarheid van alles. Het klimaatprobleem, kanker: we pakken het aan, Opgeven Is Geen Optie. Dat stupide optimisme. Er zijn problemen die niemand kan oplossen. En hier kom je ze tegen. Het verdwijnpunt is de hemel en de hel.

Die enorme velden: graan, aardappels, suikerbieten, gras. De bewegwijzering wordt na het dorpje Zoutkamp, dat een hevig riekende garnalenafslag en een spookbos heeft, steeds slordiger. Maar richting Lauwersoog neemt het aantal fietsechtparen juist weer toe. In maart is dit gebied een ruisend niets. Nu zijn er auto’s, scholieren in Tuk-Tuks, lawaai en vertier. Het is er prachtig. Maar het verdwijnpunt vind je er niet. Dat ligt halverwege Groningen en Waddenzee in het niemandsland tussen Oldehove en gemaal De Waterwolf bij Lauwerzijl. En onderweg terug naar de stad in de vergeten landschappen tussen de prachtdorpen Vierhuizen, Ulrum, Leens en Mensingeweer. Verkijk je niet op die lyriek. Hier wekt de stilte oude spoken, laten ondergrondse indringers de aarde beven. Als dominee was ik hier gek geworden. De NAM heeft een verloren paradijs geschapen.

Ga daarom nooit met een geschiedenis van drukkende herinneringen op het land wonen. Alles komt boven. Wat je psycholoog ook zegt, verdringing is een zegen.

Lees verder…….