In de lockdownpunk van Tramhaus vinden mensen hun frustraties terug

Postpunkband Tramhaus met vlnr: gitarist Nadya van Osnabrugge, drummer Jim Luijten, zanger Lukas Jansen, bassist Julia Vroegh en gitarist Micha Zaat.


Foto’s Dieuwertje Bravenboer

Interview

Postpunkband Hoewel hun eerste EP pas in november verschijnt, lijkt de opmars van de Rotterdamse postpunkband Tramhaus niet te stuiten. „De uitzichtloosheid van deze generatie hoor je bij ons terug.”

‘Effe doorkachelen.” Zo noemt Tramhaus dat. Nadat de Nederlandse postpunkband een reeks optredens in België en Frankrijk afsloot als glorieuze headliner van het Festival Celebration Days in Cernoy, even boven Parijs, scheurt de bandbus linea recta richting thuishaven Rotterdam. Maar in plaats van zo snel mogelijk hun bed in te duiken, rijden de muzikanten rond vijf uur ’s ochtends naar de Noordoever van de Nieuwe Maas. Daar stoppen ze bij de Epic Rainbow Unicorn Studio, sjouwen voor de zoveelste keer de bus leeg en bouwen hun apparatuur weer op.

Tramhaus heeft haast. De opmars van het Rotterdamse vijftal lijkt – ook tot hun eigen verbazing – niet te stuiten. „Het houdt niet op”, zegt zanger Lukas Jansen, als hij maandagmiddag in de zon een sjekkie wegzuigt, met uitzicht op de Erasmusbrug. Onder zijn overdwarse neuspiercing groeit een dun snorretje, in zijn nek wappert een overweldigende mat met krullen.

Hoe wrang het ook klinkt, ze hebben hun succes ook te danken aan corona, vult bassist Julia Vroegh aan. „We zijn een lockdownband in de puurste vorm.” Drummer Jim Luijten verduidelijkt: „We hadden genoeg tijd om goede nummers te schrijven en slechte weg te gooien.” Vroegh: „Het klikte ook meteen: bij de eerste repetitie schreven we twee nummers die we nu nog steeds spelen. Dat was trouwens ook de eerste keer dat ik een bas in mijn handen had.”

Door buiten hun comfortzone te treden, trapten de bandleden zichzelf wakker, vat zanger Jansen, die eigenlijk drummer is, de doe-het-zelfmissie van Tramhaus samen. „Iedereen ging iets nieuws doen.” Nadya van Osnabrugge ruilde drums voor een gitaar, en haalde haar vriendin en huisgenoot over te gaan bassen. „Ik heb heel lang gedacht: wanneer zoeken ze een echte bassist?”, bekent Vroegh. „Maar zo lang ze niet boos kijken, zal het wel goed zijn.” Luijten kon weliswaar al drummen, maar had „helemaal niks met postpunk”. Alleen gitarist Micha Zaat („Ik heb eerst moed ingedronken en toen gesmeekt of ik erbij mocht”) wist zich min of meer onreglementair binnen te wurmen.

Na de lockdown was het hek van de dam. „Toen we hoorden dat we op het showcase-festival Eurosonic mochten spelen, waren we uitzinnig. Dan verwacht je niet dat je Best Kept Secret, Lowlands en Into The Great Wide Open er ook nog gratis bij krijgt,” vertelt Luijten.

We zijn een lockdownband in de puurste vorm

Al die drukte heeft geleid tot het krankzinnige schema van voortdurend optreden én opnemen. Het kan niet anders: in september wacht alweer een tour door Frankrijk, Spanje en Portugal. Tegelijkertijd is het moordende tempo ook noodzakelijk door de tergend trage productie van vinyl. Vanwege grondstoffenschaarste zijn de wachttijden bij platenperserijen inmiddels zo’n half jaar. Dat is al een verbetering, zegt Jansen: „Op onze eerste single hebben we een jaar moeten wachten.”

Uitgerekend die vertraging maakt Tramhaus’ populariteit extra indrukwekkend: de huidige buzz is gebaseerd op een paar singles en hun livereputatie. De eerste EP, die al vorig jaar september is opgenomen, verschijnt pas in november. Dan start ook de Nederlandse clubtour. Omdat voor het komend voorjaar ook weer nieuwe releases gepland zijn, moeten die nu worden opgenomen. Luijten, droogjes: „Dan is het wel handig als je ook nummers hebt.” Vroegh: „Maar omdat we alleen maar aan het spelen zijn, repeteren we nooit meer.”

Gelukkig had Jansen nog een nummer op de plank liggen. „Ik heb de tekst vannacht afgemaakt, onderweg in de bus.” In zijn zwarte opschrijfboekje verraadt een bibberend handschrift vol krassen en doorhalingen de worsteling van de afgelopen uren. „Het gaat over het Messias-complex van Jezus en de vraag of hij niet gewoon een psychose had. Toen ik me daarin verdiepte, vond ik allerlei wetenschappelijke artikelen over de ‘mental health of Jesus Christ’. Echt heel sick.”

Racecircuit

Geen nood, sust hij, dat theologische dilemma gaat hij heus niet oplossen. „Ik vind het nice om het een beetje vaag te houden.” Dat geldt ook voor de huidige single ‘Make It Happen’ – een genadeloze sneer naar de gladde marketingslogan van Rotterdam. Door de video van regisseur Thomas Foster lijkt het nummer een aanklacht tegen de sloop van betaalbare woningen in de stad. Maar eigenlijk gaat het over iets anders, zegt de zanger. „Ik woon op de Nieuwe Binnenweg. Dat is net een racecircuit. Een maat van ons is zijn vriendin verloren toen ze ’s nachts werd aangereden door zo’n hufter die tachtig scheurde, en na het ongeluk óók nog doorreed. Hij heeft gesmeekt bij de gemeente: plaats drempels, gooi heel de stad op dertig. Maar er werd totaal niet naar hem geluisterd. Zo kwam ik op ‘Welcome to the Wild West’, de beginzin van elk couplet.”

Luijten kruipt achter zijn trommels en probeert alvast het ritme van het nieuwe nummer in zijn vingers en voeten te krijgen. Dat valt niet mee, zucht hij. „Het is vijf minuten lang bijna alleen maar hetzelfde.” Dat is precies de bedoeling, grijnst Jansen. „Zonder zang en lead-gitaar is het eigenlijk helemaal niks, maar de achtergrondkoortjes en het gitaarloopje maken het straks episch.”

Na een paar oefenrondjes haakt ook Vroegh in. Haar taak: welgeteld één toon bassen, aan het eind van iedere maat telkens een octaaf hoger. „Hypnotiserend”, zegt ze na afloop. „Op den duur dacht ik: wat ben ik aan het doen?” Luijten: „Normaal klampen we ons vast aan de zang en gitaren om te weten waar we zijn. Maar met zijn tweeën moet je de hele tijd blijven tellen.” Om in het monotone doolhof het spoor niet bijster te raken heeft hij de structuur uitgeschreven op een spiekbriefje.

Het mag vunziger

Halverwege de middag schuifelt gitarist Micha Zaat de studio binnen. Hij mocht langer uitslapen omdat hij vanochtend vroeg de bus nog heeft weggebracht. Na de nodige soundchecks met verschillende versterkers en pedalen raspt zijn gitaar door de speakers. „Het klinkt nog iets te clean, het mag vunziger,” vindt Jansen. Tegen technicus en producer Daan Duurland: „Heb jij ideeën over de sound? Micha’s partij is heel het nummer lang alleen maar één B-akkoord.”

„Het is technisch gezien niet de meest uitdagende partij”, zegt Zaat over de honderden B-akkoorden die hij zojuist heeft aangeslagen. „Maar die eentonigheid werkt wél. Onze muziek is nu eenmaal atonaal en intuïtief.”

Foto’s Dieuwertje Bravenboer

Dat grimmige geluid past wat hem betreft bij de huidige tijden. „Recht voor zijn raap doen wat in je opkomt zonder dat het gelakt is – dat is wat ik vet vind aan punk en postpunk. De uitzichtloosheid van onze generatie is vergelijkbaar met de tijd waarin die genres opkwamen. We hebben net een pandemie achter de rug, een klimaatramp in het vooruitzicht, enorme inflatie en woningnood. Ik denk dat mensen die frustraties in onze muziek terugvinden.”

„Wat een rampenplan!” Gitarist Nadya van Osnabrugge stormt binnen. Ze is gestrest vanwege haar driedubbele deadline: na haar hazenslaapje wachtte eerst een repetitie met haar andere band, het Rotterdamse noiseduo VULVA, en tijdens de opnames moet ze ook haar bachelorscriptie nog zien in te leveren. Zodra ze op een bank is neergeploft, trekt ze haar laptop uit haar tas en begint te tikken. „Ik moet nog schrappen en een conclusie schrijven.” Tegen Jansen: „Kan jij straks alles nalezen op kromme zinnen?” Zodra haar toetsenbord weer begint te ratelen, dommelt de zanger in slaap.

Happy acidents

„Ik ben tevreden met deze take”, zegt Zaat als het kale geraamte van drums, bas en dreinende gitaar voor de achtste maal is vastgelegd. „Ik ook”, zegt Luijten. ,,Ik was het halverwege even kwijt”, geeft Vroegh toe. Daarom wil ze die passage terugluisteren ,,Haha! Da’s juist vet”, reageert Jansen bij het bewuste stuk. De rest van de band is het daarmee eens en roept in koor: „Happy accidents!”

’s Avonds metselen beide gitaristen de intro’s voor de coupletten vol met een mantra van bezwerende monnikenzang. Tussen het scriptieschrijven tovert Van Osnabrugge Oosterse riedels uit haar gitaar, als een trance bevorderend instrumentaal refrein.

Langzaam maar zeker krijgt het skelet vlees op de botten. Er ontbreekt nog maar één ding: zang. Die volgt dinsdagmiddag, vlak nadat Jansen nog even snel de studio uit is geglipt voor een sjekkie. Rond half vijf loopt hij in zijn hemd en op zijn sokken het zanghok binnen.

A long shot of semen. Drop of sweat and tear. He will take away your fear. Hear! Hear! Hear!

De eerste takes klinken fel en getergd, al zorgt de net voltooide tekst over de mogelijk geesteszieke heiland even voor verwarring. „A long shot of semen… dus sperma?” vraagt Luijten zich hardop af.

„Tsja”, verklaart Jansen: „Maria was maagd toch?”

Als hij zich voor de derde keer vergist in de klemtoon van het woord ‘kickstart’, leidt dat tot hilariteit. Perfect in het metrum schreeuwt hij: ,,Kick-Stárt The Paranoia. Kut!!!

Maar verder lijkt hij de klus in een mum van tijd te hebben geklaard. Toch wil producer Duurland nog een kalme, onderkoelde versie horen. Dat blijkt het ei van Columbus: met onheilspellende praatzang klinkt Jansens anti-evangelie veel dreigender dan met boos geblaf. Na drie pogingen staat alles erop. Missie voltooid. Lekker doorgekacheld.

Lees verder…….