In China dálen de prijzen. En dat kan pijn gaan doen

Tijdens de pandemie verhuisde cameraman Cheng Jialiang terug naar het appartement van zijn ouders. Het werk was opgedroogd en hij kon de huur van zijn kantoorruimte, 4.000 renminbi (500 euro) voor twee kamers in het centrum van Nanjing, een stad ten noordoosten van Shanghai, niet meer betalen. Toen China de strenge ‘zero-Covid’-restricties eind 2022 losliet, hoopte hij op verbetering. Maar een jaar later woont de 38-jarige Cheng nog altijd in het huis van zijn ouders. „Mijn inkomen is nog steeds instabiel. Een studio huren is nu niet realistisch.”

In China was 2023 het jaar waarin de economie moest herstellen van de coronacrisis. Later dan in de rest van de wereld, doordat het land langer vasthield aan coronarestricties. Maar dat herstel was teleurstellend. Hoewel China’s economie vorig jaar officieel 5,2 procent groeide, iets meer dan verwacht, blijft de tweede economie van de wereld kwakkelen. Bovenop een vastgoedcrisis, waarbij de huizenprijzen sterk zijn gedaald en een kwakkelende beurs, heeft het land nu ook te kampen met dalende prijzen. Een deflatiespiraal, die de groei verder zou dempen, dreigt.

Lees ook Niemand weet meer precies hoe het met China gaat

Niemand weet meer precies hoe het met China gaat

Hoe groot die dreiging is, is nog onderwerp van discussie. Duidelijk is dat terwijl veel landen kampen met hoge inflatie, in China de consumentenprijzen juist onder negatieve druk staan. In januari daalde de consumentenprijsindex – die de prijsontwikkeling laat zien van goederen en diensten die huishoudens aanschaffen – met 0,8 procent, de sterkste daling sinds 2009. Ook in het laatste kwartaal van 2023 daalde de index.

Maar het zijn vooral de voedsel- en energieprijzen die de index naar beneden trekken. Zo is de prijs van varkensvlees, goed voor meer dan de helft van China’s vleesconsumptie, flink gedaald door een tijdelijk overschot op de markt. De prijzen van diensten blijven daarentegen stijgen.

Huizencrisis

Volgens Louis Kuijs, hoofdeconoom voor Azië bij S&P Global Ratings in Hongkong, is het daarom te vroeg om de deflatie als een probleem te zien. „Deflatie is heel gevaarlijk”, legt hij uit. „Want als mensen eenmaal denken dat prijzen blijven dalen, stoppen ze met geld uitgeven. Die koelkast is immers straks nog goedkoper. En krijg je een spiraal tussen dalende prijzen en lonen.” Hoewel betrouwbare landelijke cijfers ontbreken, zijn er veel aanwijzingen dat salarissen in China het afgelopen jaar zijn gedaald. „In China is er een risico op zulke problematische deflatie. Maar in dat scenario zitten we nog niet.”

Hij denkt dat het tegenvallende herstel na de coronarestricties vooral te wijten is aan de crisis op de huizenmarkt, goed voor een kwart van China’s economie. Toen de Chinese overheid in 2020 de hoge schulden van vastgoedontwikkelaars wilde aanpakken, raakten vastgoedreuzen in de problemen omdat ze hun leningen niet konden afbetalen, en vaak geen geld hadden om al verkochte, maar nog niet gebouwde projecten op te leveren. Onder voorzichtig geworden kopers zakte de vraag naar huizen – in China voorheen een zeer aantrekkelijke belegging – vervolgens in, en de huizenprijzen zijn nog altijd niet hersteld. „Die crisis heeft consumptie gedempt en blijft dat doen. Als je denkt dat de waarde van je huis daalt, dan ben je minder optimistisch als consument en besteed je minder.”

Inmiddels heeft het lage consumentenvertrouwen niet veel meer met corona te maken, ziet Li, een bankmanager in de Zuid-Chinese stad Guangzhou. Hij wil alleen met zijn achternaam in de krant omdat hij geen toestemming heeft voor een gesprek met buitenlandse media. In de tweede helft van 2023 zag hij de inkomsten van lokale bedrijven instabieler worden. Ondernemers die de coronarestricties hadden overleefd gingen door de achterblijvende consumptie alsnog failliet, of verlaagden lonen en namen minder mensen aan. Tel daarbij op de impact van dalende huizenprijzen, aandelen en lonen en je hebt een consument die minder te besteden heeft: „Het gaat nu om de algehele vraag in de maatschappij. We verliezen als gewone burgers het vertrouwen in de economie, of zijn op zijn minst flink in verwarring.”

Geen kapitaalinjecties

De Chinese overheid nam de afgelopen maanden verschillende maatregelen om de huizenprijzen en de beurs te stabiliseren, maar kiest niet voor de grootschalige kapitaalinjecties die de financiële markten graag zouden zien. Daar is Beijing huiverig voor vanwege de hoge schulden bij delen van de overheid. Maar ook fiscale en andere hervormingen die huishoudens zouden kunnen ondersteunen blijven uit.

Dat reflecteert een onderliggend patroon in China’s groeimodel. Al decennia zegt Beijing dat het meer consumptie wil, en minder investeringen. Kuijs kent die discussie al uit de jaren nul, toen hij in China werkte voor de Wereldbank en veel contact had met beleidsmakers. „Ondanks de slogans en voornemens lijkt er een inherente voorkeur te zijn in China voor investeringen. Het idee heerst dat ontwikkeling vooral afhangt van hoe sterk de industrie is, van investeringen in techniek en technologische vooruitgang.”

Het leverde een economie op met een overdaad aan goederen en infrastructuur, maar met relatief weinig aandacht voor de financiële draagkracht van individuele huishoudens. Dat zag je ook tijdens de eerste jaren van de pandemie. Waar in Europa en de Verenigde Staten overheden de portemonnee trokken om lonen te compenseren en allerlei subsidies uitdeelden, gaf China nauwelijks directe overheidssteun aan burgers.

Als de Chinese regering besluit wel structureel de vraagzijde van de economie te stimuleren, ligt daar nog veel potentie. Chinese economen pleiten voor investeringen in verstedelijking om China’s ongelijkheid tegen te gaan. Het gaat dan vooral om betere toegang tot overheidsdiensten voor China’s interne arbeidsmigranten. Die zijn terughoudend in hun consumptie, omdat ze maar beperkt toegang hebben tot gezondheidszorg en onderwijs op de plek waar ze werken. En wie geen toegang heeft tot gezondheidszorg of onderwijs, is geneigd minder uit te geven. Ook Kuijs zou daar graag meer aandacht voor zien. „Niet alleen omdat dat fijn zou zijn voor die mensen, maar ook omdat het economisch zinvol is.”

Japan

De grote interne verschillen in economische ontwikkeling vormen ook het belangrijkste verschil tussen de huidige situatie in China en die in Japan aan het begin van de jaren negentig, een vergelijking die vaak gemaakt wordt. Toen luidde in Japan een periode van deflatie dertig jaar van economische stagnatie in. Net als Japan destijds heeft China te maken met een ingewikkelde combinatie van hoge schulden en langzamere groei. Maar voor China, dat veel armer is dan Japan in die tijd, valt er de komende decennia juist in de armere delen van het land nog veel groei in te halen. Dat helpt ook bij het in toom houden van de schulden.

Bankmanager Li: „We trekken altijd de vergelijking met Japan. Maar waar zij van een klif naar beneden gingen, gaat het bij ons om een meer geleidelijk proces. We hebben meer tijd om stagnatie te voorkomen, al moeten we die wel goed gebruiken.”

De transitie naar langzamere groei gaat gepaard met een verandering in mentaliteit, vertelt cameraman Cheng. Het voelt als het einde van een tijdperk, van een periode van razendsnelle economische ontwikkeling waarin je, als je het goed speelde en wat geluk had, heel snel heel rijk kon worden. „Daar had je het over met vrienden. Waar liggen de kansen? Kunnen we ergens in investeren? Bijvoorbeeld in vastgoed of in de internetindustrie?”

Inmiddels voelt het anders. Het afgelopen jaar merkte hij dat mensen om hem heen minder kieskeurig zijn als het over werk gaat. Ze nemen alles aan, zolang ze maar geen financieel risico lopen. „Je weet nu dat geld verdienen lang gaat duren, en dat je er hard voor zult moeten werken”, legt hij uit. „Het is een besef dat langzaam bij iedereen begint in te dalen.”