Het prijsplafond: een lastige balanceeract met miljarden aan overheidsgeld

Energiecrisis Het kabinet wil gezinnen beschermen tegen de hoge prijzen voor gas en elektriciteit. Maar hoe vermijdt het overwinsten bij de bedrijven?

Elektriciteitsmasten van Tennet bij Lelystad.
Elektriciteitsmasten van Tennet bij Lelystad.

Foto Sander Koning ANP/HH

Essent sprak in 2008 van „een regeling met de fiscus”, Eneco repte over „een finale afhandeling met de Belastingdienst”, terwijl Nuon (nu Vattenfall) het had over „nagekomen kosten van voorgaande jaren”. Het ging toen allemaal over hetzelfde: een forse naheffing voor de energiebedrijven, omdat ze onrechtmatig veel subsidie voor duurzame stroom hadden binnengehaald.

Groene stroom was grijs, was de kop van het artikel waarin NRC veertien jaar geleden de misbruikte belastingvrijstelling beschreef. In totaal werd tussen 1999 en 2003 voor 1,3 miljard euro aan subsidie verstrekt en daarvan moesten de bedrijven jaren later zo’n 400 miljoen (inclusief boetes) terugstorten.

„Als de Belastingdienst schikkingen treft, blijft de afwikkeling daarna geheim, dus helemaal duidelijk is de uitkomst niet geworden. Maar je kan wel de conclusie trekken dat 20 procent van de subsidie voor groene stroom onterecht is uitgekeerd. Het was ook zo gemakkelijk om dat geld binnen te krijgen”, zegt Sjak Lomme. De energie-expert loopt al ruim dertig jaar mee in de stroom- en gasmarkt: eerst als inkoper bij de Samenwerkende Elektriciteitsproducenten (SEP), daarna als adviseur bij overnames en de afwikkeling van faillissementen. „In die rol zie je dat de normen in de energiebranche vaak laag zijn.”

Lomme noemt het NRC-artikel in een recente column op de gespecialiseerde website Energeia niet voor niets. De integriteit van de energiesector staat inmiddels weer ter discussie nu de bedrijven een cruciale rol krijgen bij de uitvoering van het prijsplafond. Het instellen van maximumprijzen moet gezinnen vanaf januari beschermen tegen de hoge prijzen. De energietarieven die boven het plafond komen, zijn voor rekening van de overheid. „Nu gaat het om meer dan 23 miljard subsidie, misschien wel twintig maal zoveel als destijds bij de groene stroom. Er is nog een verschil: toen was er een handvol aanbieders, nu zijn het er zestig.”

Minister Rob Jetten (Klimaat en Energie, D66) en de Tweede Kamer worstelen momenteel met de praktische uitvoering van de subsidieregeling, die over zes weken van start moet gaan. Eigenlijk kan alleen de energiebranche de regeling uitvoeren, omdat de overheidsinstanties zoals de Belastingdienst niet in staat zijn deze uitdaging op te pakken.

Maar het wantrouwen in politiek Den Haag is groot. In een motie werd de minister vorige maand opgeroepen ervoor te zorgen dat „iedere euro bij huishoudens” terechtkomt en „dat het ongewenst is dat hiervan bonussen [of] dividenduitkeringen” worden betaald. De motie van SP’er Mahir Alkaya werd opvallend genoeg door bijna alle fracties in de Tweede Kamer aangenomen.

Energieconsultant Lomme begrijpt het gebrek aan vertrouwen. „In feite levert de overheid zich uit aan een markt die in de praktijk op een oerwoud lijkt van leveranciers en contracten met talloze tarieven. Die bedrijven bepalen dan wat het verschil is van hun prijs en de maximumprijs, waarna de overheid het verschil moet bijpassen.”

Het misbruik van de regeling rond groene stroom uit begin deze eeuw laat volgens Lomme zien dat er al jaren „cowboys” op de energiemarkt rondlopen. De markt is complex, het gaat om veel geld en er is nauwelijks controle. „Die term cowboys is van ACM, de toezichthouder op de energiemarkt”, lacht hij. ACM gaf vorige maand toe dat ze „te veel cowboys hebben toegelaten” op de energiemarkt en zij komen nu met strengere regels voor toetreding.

27.000 tariefwijzigingen per jaar

Tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer bleek deze maand nog eens hoe complex de energiemarkt is. Bestuursvoorzitter Martijn Snoep van ACM zei dat de zestig energiebedrijven jaarlijks circa 27.000 tariefwijzigingen doorgeven. Die verplichting hebben ze. „Wij kunnen die onmogelijk allemaal controleren op redelijkheid.”

Volgens Snoep was de aanvankelijke gedachte bij de liberalisering vanaf eind vorige eeuw dat scherpe concurrentie de consumenten „voldoende bescherming” zou bieden. Daarom is wettelijk bepaald dat ACM slechts een ‘lichte’ vorm van toezicht kan uitoefenen. Het wegvallen van het Russische gas laat volgens de toezichthouder zien dat de markt niet goed werkt, met „schrijnende telefoontjes van wanhopige consumenten” als gevolg. „Het is voor ons duidelijk dat er op deze markt ingegrepen moet worden”, zei Snoep in de Kamer.

Bij diezelfde hoorzitting kwam ook de prijsvorming van gas en elektra aan de orde. Het grootste deel van de energieprijs, minimaal 60 procent, wordt volgens de energiebranche bepaald door het inkooptarief. Daar boven op komen zeker 20 procent belastingen en 5 tot 10 procent wordt afgedragen aan de netbeheerders. Deze regionale bedrijven, in handen van gemeenten en provincies, zorgen voor de distributie, de metingen en het netwerk.

En dan, legde bestuursvoorzitter Resi Becker van marktleider Essent uit, „heb je de kosten die wij als energiebedrijf moeten maken en een stukje marge wat inmiddels minder dan 5 procent is”.

Dat klinkt overzichtelijk, maar volgens Lomme is de praktijk dat minder. „Een handelaar koopt en verkoopt dat het een lieve lust is. Hij koopt en verkoopt gas, stroom, een week vooruit, een kwartaal vooruit of alvast voor 2025”, zegt hij. „Dat gaat vaak goed en soms minder goed en een mindere deal probeer je de volgende dag weer goed te maken met een nieuwe aan- of verkoop. ACM kan al die deals natuurlijk niet controleren, maar met die gegarandeerde overheidssubsidie is dat eigenlijk wel nodig.”

Een leverancier loopt het risico om extra kosten te maken en daarvoor dekt hij zich logischerwijs in. Hij bouwt daarvoor een marge in die mede de winst bepaalt. Lomme: „Eerst schat een energiebedrijf zo precies mogelijk in hoeveel gas en stroom hij voor een bepaald moment nodig heeft. Als er plotseling extra veel zon is, of het ziet er naar uit dat het verbruik hoger is dan verwacht, dan kan de leverancier tegen hogere prijzen extra inkopen op de intraday-markt [de kortetermijnmarkt].”

Dan kan het nog gebeuren dat de inschatting niet klopt en de leverancier veel stroom overhoudt. Die kan je niet opslaan. „De elektriciteit gaat naar de landelijke netbeheerder Tennet. Soms levert dat geld op, maar het kan ook zijn dat je Tennet de hoofdprijs moet betalen. Dat zijn de ‘onbalanskosten’.”

Een enkele winstmarge lastig

Als die markt dan zo complex is, kunnen we dan niet naar de winst van de afgelopen jaren kijken, vroegen Kamerleden zich bij de hoorzitting af? En die gemiddelde winst als uitgangspunt nemen voor 2023? Zo kan misbruik van de prijssubsidie worden voorkomen.

Dat zien de grote bedrijven in de sector niet zitten, bleek in de Kamer. Logisch, zegt Lomme. „Waarom zou je daarmee akkoord gaan? Die grote bedrijven hebben een centraal, vaak internationaal handelscentrum. Daar wordt gehandeld met als doel winst te creëren en op die plek komen ook alle risico’s samen. Je neemt jezelf toch niet meer serieus als je dan met een vaste marge akkoord gaat.”

Volgens de sector verschillen de tientallen energiebedrijven te veel om met één winstmarge te komen. Die winst wordt volgens Eneco sowieso al gedempt door de bijzondere marktomstandigheden. „We verdienen momenteel bijvoorbeeld minder aan gas en elektriciteit”, zei bestuursvoorzitter As Tempelman in de Kamer. Tegelijk lopen de kosten op, bijvoorbeeld voor de administratieve invoering van het prijsplafond. Extra kosten zijn er verder door de vele telefoontjes van bezorgde klanten. „We hebben momenteel 6.000 tot 7.000 klantcontacten per dag.”

Maar staat daar niet een lager betalingsrisico van de klanten tegenover? De overheid betaalt immers de meerprijs. Volgens Tempelman is het risico niet lager. „Ook met het prijsplafond zijn de prijzen nog altijd historisch hoog.”

De topman van Eneco zei begrip te hebben voor de angst dat energiebedrijven hun winsten gaan oppompen. „Maar het is toch niet ons belang om nu de prijzen extra te verhogen. Dan beschadig je je positie voor de lange termijn.”

Het prijsplafond geldt voor 1.200 kubieke meter gas (1,45 euro per kubieke meter) en voor 2.900 kWh aan stroom (40 cent per kWh). De helft van de consumenten verbruikt naar verwachting volgend jaar meer. Die bijna vier miljoen klanten, zeggen de energiebedrijven, houden de markt concurrerend, want veel mensen blijven de prijzen in de gaten houden omdat zij ook energie zonder maximumprijs krijgen.

Dat zal wel meevallen, denkt VVD-Kamerlid Silvio Erkens. In de huidige markt durft bijna niemand over te stappen omdat een nieuw contract meestal duurder uitpakt. „In feite bestaan er zestig monopolistische situaties”, suggereerde hij tijdens de hoorzitting.

Dat is correct, zegt Lomme. Volgens hem zijn er veel mensen die maar nét ‘boven het plafond’ uitkomen. „Dan liggen ze ook niet zo snel wakker van een hogere prijs.” Zijn eigen vaste contract loopt binnenkort af, en dus moet Lomme zelf gaan shoppen. „Ik kan op een vergelijkingssite best een goed aanbod aantreffen, maar wie zegt mij dat die leverancier niet over drie dagen een berichtje naar mij stuurt, met ‘mijnheer Lomme, over dertig dagen gaan de tarieven omhoog’. De zekerheid dat je voor een kwartaal of half jaar dezelfde prijzen kreeg, bestaat niet meer.”

Minister Jetten moet volgens Lomme „een lastige balanceeract” uitvoeren, nu de energiebedrijven het kostbare systeem voor de overheidssubsidies gaan dragen. Zelf pleit de expert voor een minder riskante subsidie, namelijk een bedrag per verbruikte kilowattuur stroom en kubieke meter gas. „Je kan dan als maximum bijvoorbeeld 90 procent van het verbruik van vorig jaar nemen om mensen tot besparing aan te zetten.”

De uitbetaling van zo’n soort subsidie hadden de regionale netbeheerders – Stedin, Liander en Enexis – kunnen doen, ware het niet dat zij een kleine tien jaar geleden hun administratie aan de commerciële energiebedrijven hebben overgedragen. Een politieke beslissing.

„Dat heb ik nooit begrepen. Alles wat met de klant te maken had, kwam zo bij de leveranciers terecht”, zegt Lomme. „Het beheren van die administratie was toch bij uitstek een taak voor de publieke netbeheerder?”

Lees verder…….