Filmmaker Yazan Rabee: ‘Als ik echte martelingen laat zien, kijkt niemand’

Interview

Yazan Rabee (28) maakte korte films over Syrië, het land dat hij ontvluchtte. „Ik denk dat iedereen trauma’s heeft, groot of klein.”

‘O kijk daar!”, roept Yazan Rabee (28) midden in zijn verhaal over hoe hij in de zomer van 2014 samen met zijn moeder en zijn jongere zus (toen 11 jaar) wegvluchtte uit Syrië. „Nee, daar, kijk!”

Maar ik kijk niet, want ik denk dat zijn uitroep in zijn verhaal hoort. Ik hoor wel lawaai buiten, maar nou én. Ik wacht tot zijn zachte stem verder gaat, want het verhaal dat hij vertelt is vreselijk, maar hij vertelt het ook heel spannend. („Echt specifiek met details, is dat oké?”, had hij gevraagd.) Het is goed afgelopen, trouwens. Hij heeft film gestudeerd aan St. Joost in Breda, waar hij woont; zijn afstudeerfilm en nog een andere korte film van hem draaiden eind september op het Nederlands Film Festival (NFF) in Utrecht.

We waren een paar minuten eerder al onderbroken door de ober, die de tijd nam om zijn salade en mijn ravioli aan te reiken, en broodjes met gezouten boter, heel vriendelijk allemaal, maar Rabee was toen nét met zijn moeder en zusje bij de eerste controlepost van het Syrische leger en ik wilde weten hoe zijn verhaal verder ging. Nu wil ik dat ook.

Pas als Rabee stilvalt, kijk ik toch. We zitten in het restaurant van de Amsterdamse bioscoop Eye, waar een metershoge glazen wand uitzicht biedt over het IJ. En boven die rivier, echt vlákbij, cirkelen drie Apache-gevechtshelikopers. Een oefening van Defensie, meldt stadszender AT5 later die dag, maar op dat moment is het alsof Rabee met zijn indringende verhaal zomaar een film over oorlog tot leven heeft laten komen.

Bij Yazan Rabee lopen verbeelding en werkelijkheid, droomwereld en filmwereld wel vaker door elkaar. Zoals in zijn documentairefilm Back van 7 minuten, die op het NFF te zien was. Back is een soort filmisch gedicht („ja, zo kun je het zien”) over de nachtmerrie die veel Syrische vluchtelingen hebben: ze dromen dat ze terug zijn in de oorlog, in het Syrië van president Bashar al-Assad, en dat ze moeten rennen.

Rabee dacht dat hij de enige was met die droom. „Tot ik op Facebook las dat iemand anders die droom ook had. Toen ben ik mensen in mijn omgeving, vrienden uit Syrië gaan vragen: heb jij die droom? Ik denk dat acht van de tien mensen ‘ja’ zeiden. Ik dacht: dat is een interessant essayistisch idee.” Zo werkt zijn geest: ziet of bedenkt hij iets wat hem raakt, dan moet dat (vaak) een film worden. In de twee uur dat we praten, komt hij met een stuk of vier, vijf goed uitgedachte plannen voor nieuwe films, inclusief de beoogde lengte en volgorde. Ik zou ze allemaal willen zien.

Zijn afstudeerfilm aan de St. Joost-academie, Beyond the Sun (16 minuten), is geïnspireerd op informatie over Syrische gevangenissen van mensen die hun detentie overleefden. De film, opgenomen in een atoomschuilkelder in Breda, vertelt hoe een gevangenbewaarder leert martelen. Rabee toont daarbij slechts „een idéé van martelen”, zegt hij. „Ze vroegen me op de St. Joost of ik die martelingen echt ging laten zien. Soms krijg je een vraag die niet bedoeld is als vraag, maar als advies of waarschuwing, ken je dat?” Dus: „Wat je ziet is 0,00001 procent van wat het echt is. Als ik de echte martelingen laat zien, gaat niemand de film kijken. Niemand.”

Rabee wil liever niet alle details over zijn vreselijke reis van Aleppo naar Turkije in NRC, over de angst, de brandende zon, de stinkende IS-soldaten, de onverwachte hulp, want: „Dat moet mijn eerste lange film worden.” Hij wil wel vertellen hoe zijn familie en hij in Nederland terechtkwamen – al vindt hij het verhaal van zijn oudere broer Malik, die zichzelf een deel van zijn reis hangend onder een vrachtwagen liet meevoeren, eigenlijk „ook een aparte film waard”.

Malik verliet Syrië als eerste van het gezin, in 2012, ruim een jaar na het begin van de Arabische Lente, die in Syrië, na door Assad keihard neergeslagen protesten, ontaardde in een burgeroorlog. Malik was toen net klaar met zijn studie, vertelt Rabee, en zou in militaire dienst moeten. „In vredestijd is dat twee jaar, in oorlogstijd is het eindeloos. En toen was de oorlog net begonnen, althans, er was revolutie, maar daarna werd het… chaos. En we wisten: als hij naar het leger gaat, gaat hij dood, óf hij gaat andere mensen vermoorden. Toen zei mijn vader tegen hem: ‘je moet weg’.”

Het verhaal van de vrachtwagen (Rabee zegt camion; hij heeft één semester in Brussel film gestudeerd) hoorden ze pas achteraf. „Malik was een paar maanden vermist, we dachten dat hij dood was. Er was letterlijk duisternis in die tijd in Aleppo, er was geen elektriciteit. Maar op een nacht, in de winter, het enige licht was een beetje vuur, we verbrandden rauwe olie om warm te zijn, op zo’n nacht heeft hij gebeld. En iedereen was van: Malik! Je leeft nog!” Malik woont nu in Friesland.

Water was er ook amper, trouwens, in Aleppo. „Dat kwam één keer per week en dan moest je alles vullen wat je had: glazen, flessen, containers. We zijn niet alleen gevlucht voor raketten, zeg ik altijd. Mijn vader zei: het leven loopt vast hier. Ik was toen aan het studeren, maar het was allemaal raar.”

Rabee studeerde civiele techniek in Syrië. Dat was op „advies” – hij gebaart de aanhalingstekens erbij – van zijn vader, die dat ook had gedaan. Dwingend advies. „In Syrië was geen filmschool. En het is lastig uit te leggen, maar in Syrië moet je voor ingenieur of dokter studeren om goed te kunnen leven. Als je iets anders doet kun je wel leven, maar dan ben je soort van arm.”

En dat terwijl Rabee zó van film hield. In het begin van de oorlog, toen er nog stroom was, keek hij vijf films per dag op zijn laptop: dvd’s die Malik van zijn werk in een dvd-winkel had meegenomen. „Dat was vooral Amerikaanse Hollywood-shit.” Als puber had Rabee al veel films gezien met zijn oom. „Die hield van Europese films met weinig dialoog. En van cowboyfilms, spaghettiwesterns, Sergio Leone. Als ik nu denk aan die tijd, dan zie ik meteen de woestijn in Amerika voor me, drie cowboys die naar elkaar kijken met halfdichte ogen door de zon, en het zand dat door de wind beweegt… een cliché, maar wel mooi.”

Met zijn vader keek hij dan weer naar klassieke Bollywood-films. Zijn vader is de reden dat het gezin hier nu is. Hij vluchtte van hen als laatste weg uit Syrië, in 2015. „Mijn vader ging door naar Nederland en toen deed hij gezinshereniging.”

Dat klinkt wel heel makkelijk.

„Nou ja, hij kwam met die bekende route. Over de zee, als je dat nog weet. Met de boot naar Griekenland en dan heel veel lopen…”

Hoe oud was hij toen?

„Even rekenen… ik denk 57. Hij ging met mijn neef. Eigenlijk wilden mijn neef en ik samen gaan, maar mijn vader zei: ‘Nee, want als ík ga, kan ik jullie ook laten komen.’ Niemand wilde toen die reis maken. Je zag dat mensen doodgingen op de boot.”

Dat speelt nog steeds. Mensen verongelukken met kleine bootjes tijdens een tocht waar ze veel geld voor betalen. „Mijn vader had geluk”, zegt Rabee. Hij had ook geluk dat er toen plek was in Ter Apel, dat hij snel een verblijfsvergunning kreeg, en een woning in Alkmaar, en dat hij zijn gezin snel kon laten komen. „Nu duurt dat een paar jaar, toen een paar maanden. Mijn vader zegt: ik heb altijd geluk.”

In december 2016 kwam Yazan in Nederland aan. Op een nieuwjaarsfeest hoorde hij over een Facebook-groep voor vluchtelingen. Hij plaatste er een bericht dat hij film wilde studeren; regisseur Laura Hermanides las het, sprak met hem af en hielp hem. Ze vertelde hem over filmopleidingen in Nederland. En over de Cineville-pas, waarmee hij voor 17,50 per maand onbeperkt arthousefilms kon zien.

Terwijl Rabee van mei 2017 tot juni 2018 een intensieve taalcursus deed op de Vrije Universiteit in Amsterdam (hij moest Nederlands leren voor hij film kon studeren), zag hij zo veel films als hij maar kon. „Ik ging naar alles. Ik keek niet naar de trailer of synopsis, ik ging na mijn les naar Eye of de Filmhallen en ik vroeg een ticket voor de eerstvolgende film.”

Hij houdt vooral, zegt hij, van „films die emoties geven als je kijkt en niet per se een duidelijke boodschap hebben”. Zoals Mirror (1975) en Stalker (1979) van Andrei Tarkovsky: poëtische, metaforische Russische klassiekers. En Russian Ark (2002) van Aleksandr Sokoerov, een experimentele historische film van anderhalf uur die in één take is opgenomen in de Hermitage in Sint-Petersburg. Maar Rabee is in 2017 ook de boksfilm Raging Bull (1980) in één week drie keer gaan bekijken, toen Eye een Scorsese-special had. „Ik vond die gewoon mooi, ik kon blijven kijken.”

Zijn repeterende droom over terug zijn in Syrië heeft hij niet meer. „Tijdens het schrijven aan de film is de droom gestopt op een, vind ik zelf, poëtische manier.” De laatste keer werd hij in de droom aangehouden en om zijn identiteitsbewijs gevraagd. Dat had hij niet. In het echt zou dat een enorm probleem zijn, maar in de droom zei de soldaat: „Het is oké, ga maar naar huis.”

„Dat was als een therapie”, zegt Rabee. „Maar ik wil dat niet zo zeggen, ik wil niet het idee geven dat ik films maak als therapie, om over trauma’s te praten. Ik ben filmmaker, ik ben geïnteresseerd in de psychologie van de mens in het algemeen. De onderwerpen van Back en Beyond the Sun sluiten daar gewoon bij aan: dat veel mensen dezelfde droom hebben en dat iemand van een goed mens verandert in een beest.” Ziet hij zichzelf als getraumatiseerd? „Of course. Ik denk dat iederéén trauma’s heeft, groot of klein. Ik weet niet of het bullshit is, maar zo denk ik.”

Als we opstaan zegt hij nog: „Ik word denk ik geen easy drama-filmmaker. Weet je, van die films die je kijkt op een zondagmiddag. Dat is niks voor mij.” Maar die indruk gaf hij al niet.

Back is op 24 oktober in Eye te zien, en nog tot 31 oktober op Picl.nl, in een compilatie van korte debuutfilms.

Correctie: Yazan Rabee studeerde een semester in Brussel, niet in Antwerpen, zoals eerder in dit stuk stond. Aangepast op 13-10-2022

Lees verder…….