‘Er is geen radicaal- of extreemrechtse golf in Europa’

Vlak voor de verkiezingen in Nederland lijkt het debat terug te zijn in het politieke midden: het terrein van de drie grootste partijen. De politieke flanken, die een tijdlang het hoogste woord voerden, komen er steeds minder tussen. Sommigen lijken daar verbaasd over. Maar Larry Bartels, hoogleraar politieke wetenschappen aan de Vanderbilt-universiteit in Tennessee, is dat niet. Hij schreef eind vorig jaar het boek Democracy Erodes From the Top; Leaders, Citizens & the Challenge of Populism in Europe, waarin hij betoogt dat de meeste kiezers in de westerse wereld in het politieke midden zitten en daar, zelfs in crisistijd, niet of nauwelijks weg te branden zijn.

Bartels kijkt alleen naar politieke peilingen en niet naar uitslagen, want die reflecteren volgens hem slechts een reactie op het politieke aanbod dat er is.

„Overal in de westerse wereld”, zegt Bartels tijdens een lang videogesprek, „bestaat een reservoir van mensen die antidemocratische partijen steunen. Volgens mijn onderzoek op basis van peilingen in diverse Europese landen blijft dat reservoir tamelijk constant. Van een radicaal- of extreemrechtse ‘golf’ die sommigen in Europa denken te zien, is geen sprake. Wat je wel ziet, is dat burgers tijdens de eurocrisis, de migratiecrisis en andere moeilijke tijden tijdelijk een heel klein beetje hun geloof in het beleid, in politici en soms de democratie zijn kwijtgeraakt. Maar dit zijn steeds dips geweest. Opvallend kleine en korte dips. En die herstellen zich ook nog vrij snel. Dus we hebben met een reservoir te maken, geen golf. Wat dat betreft zijn kiezers consistenter dan velen denken. Er zit weinig variatie in. Waar wél variatie in zit, dat zijn de politici.”

Lees ook Beweegt de hele EU naar rechts-radicaal populisme?

De radicaal-rechtse en populistische regeringspartij SVP werd eind oktober weer de grootste in Zwitserland.

Wat bedoelt u daarmee?

„Het zijn politieke leiders die in elk land het reservoir aan potentiële antidemocratische kiezers managen. Zij zijn het, die bepalen of dat potentieel helemaal wordt opgebruikt of maar deels. Door zichzelf als extreemrechts of antidemocratisch te ‘outen’, en charismatische leiders in te zetten, mobiliseren partijen het potentieel in zo’n reservoir. De een doet dat beter dan de ander. Ze worden daarbij geholpen door de media. Die zijn goed in het overdrijven van het succes van antidemocratische partijen. Zelfs als dat succes beperkt is, kloppen veel media het op. Dat zag je in Spanje tijdens de verkiezingen deze zomer. Overal zag je voorpagina’s over de extreemrechtse partij Vox, en over de vraag waarom de ‘populistische golf’ nu eindelijk ook Spanje had bereikt. The New York Times deed dat, bijvoorbeeld. Maar wat bleek: Vox scoorde helemaal niet zo goed. En dát bericht stond in de The New York Times op pagina 6. Ik zag laatst ook interessant onderzoek naar Ukip, in het Verenigd Koninkrijk. Daaruit bleek dat Ukips stijgende aanhang in de peilingen niet werd gevolgd door enorme media-aandacht maar dat het juist andersom was. De grote media-aandacht leidde tot de groei van Ukip.”

Bewijst dit voorbeeld juist niet dat extreemrechts wel degelijk kan groeien?

„Nee, het omgekeerde. Hier zagen we een gewiekste politicus die niet alleen zelf kiezers enthousiasmeerde voor Brexit, maar ook andere politici verleidde om hun middenpositie te verlaten. Toegegeven, niet allen propageerden Brexit. Maar vrijwel geen politicus verdedigde het EU-lidmaatschap. En als ze het deden, gebeurde het zonder veel overtuiging. Hier zag je duidelijk dat het politieke aanbod, ofwel de politici met hun boodschap, bepalend was voor de uitslag van het referendum. Daarna zakte het weer als een pudding in elkaar. Burgers zien wat voor briljánt idee het van Ukip was om uit de EU te gaan. Wat het met hun land heeft gedaan.”

Populisten zeggen altijd dat ze ‘het volk’ volgen. Maar volgens u klopt dat dus niet. Kiezers volgen de politici, al zijn het charlatans.

„Ja. De opstelling van middenpartijen is cruciaal. Zij vrezen altijd dat ze stemmen aan radicale partijen kwijtraken. In Zweden hadden de middenpartijen heel lang de discipline om de [radicaalrechtse] Zweden Democraten (SD) te isoleren. Niemand wilde met de SD regeren. Geen van die partijen nam ook gedachtengoed van de SD over. Ze hielden afstand, ook inhoudelijk. Bij de laatste verkiezingen zag je dan ook dat de SD niet was gegroeid.”

Maar nu gedoogt de SD toch de regering?

„Niet omdat ze enorm zijn gegroeid, maar omdat rechts wilde regeren en geen meerderheid had. Van een extreemrechtse doorbraak, van een golf, is geen sprake.”

U onderzocht het effect van de eurocrisis in meerdere Europese landen en concludeert dat die amper heeft geleid tot ontevredenheid in de democratie en de EU. Hoe kan dat?

„Ja, je zou verwachten dat die ontevredenheid veel sterker was. In Griekenland, waar de economische malaise groot was, zag je natuurlijk wel even een backlash. Maar al snel leken de Grieken te denken: hmm, de enige manier die ons er weer bovenop kan helpen, is de EU. Vertrouwen in de EU was al snel weer hoger dan vóór de eurocrisis. In andere landen die zwaar onder de eurocrisis hebben geleden, zag je hetzelfde. Burgers hebben er vaak meer vertrouwen in de EU dan in hun eigen regering.”

Om zich radicaal-rechtse partijen van het lijf te houden, bepleiten veel Europese regeringen nu migratiebeperking. Duitsland doet het, Nederland, Italië, het is een trend. Werkt het ook?

„Uit mijn onderzoek naar het effect van de migratiecrisis van 2015/2016 bleek dat alles afhangt van de politieke leiders. In Duitsland bleef de steun voor migratie in die periode zeer stabiel. Daar zat kanselier Angela Merkel, die zei “Wir Schaffen das”. In Hongarije gebeurde het omgekeerde. Daar werden Hongaren antimigratie omdat premier Orbán tekeer ging tegen vluchtelingen.”

Als steeds meer Europese politici over hekken en afschrikking en terugsturen praten, zullen burgers dan volgen?

„Dat valt te verwachten, ja.”

Bent u het met de politicoloog Daniel Ziblatt eens dat centrumrechts crucialer is voor het overleven van de democratie dan centrumlinks?

„De belangrijkste factor is niet links of rechts, in mijn ogen. Het is eerder ‘performance’. Prestaties. Wat een partij zegt en doet. Zo was de electorale doorbraak van Vox in Spanje mede een reactie op de sociaaldemocratische PSOE die toenadering zocht tot de Catalaanse nationalisten. Dat gebeurde in een periode, interessant genoeg, waarin het populistische sentiment afnam dat tijdens de eurocrisis was ontstaan. Vox ontstond dus niet uit onvrede met de eurocrisis, maar uit ontevredenheid over het beleid van de centrumlinkse premier.”

U schrijft in uw boek: het is een mythe dat de wil van het volk bepalend is in een democratie.

„Het zijn leiders die de politiek de kant opsturen waar zij zelf heen willen.”

Zijn Hongarije en Polen geen voorbeelden van het tegendeel?

„Nee. Mensen stemden niet voor Fidesz in 2010 omdat ze de democratie wilden uithollen, maar omdat de vorige regering die er sinds 2002 zat, slecht presteerde en er zelfs naar eigen zeggen een potje van had gemaakt. Viktor Orbán was in die dagen ‘gewoon’ een conservatieve politicus. Pas toen hij aan de macht was gekomen, begon hij de democratie uit te hollen en het kiesstelsel zo om te buigen dat hij amper nog electoraal uitgedaagd kon worden. Het was zijn idee om de democratie te verzwakken, niet dat van de kiezers.”

Als het zo simpel is, waarom doen veel leiders in democratieën dat dan niet?

„Dat is voor mij de hamvraag! Waarom doen velen het niet, als het zo makkelijk is? Het heeft vermoedelijk te maken met politieke cultuur en waarden. Hongarije is zeer ontevreden over zijn plek in de wereld. Veel Hongaren voelen zich slachtoffer van overheersingen in een ver verleden, en gebiedsverlies [na het verdrag van Trianon in 1920]. Ze willen terug naar een soort imaginair, idyllisch verleden. Dat voedt het gedrag van politici als Orbán. En van de PiS in Polen. We moeten wel bedenken dat de meeste radicaal-rechtse partijen, anders dan Orbán, nooit een super majority krijgen en nooit, zoals hij, in hun eentje kunnen beslissen wat ze met het land doen. In Europa moeten de meeste van deze partijen het hebben van coalities met partijen die de democratie wèl overeind willen houden en de regels die ze in de EU hebben afgesproken, wél willen respecteren.”

Is een proportioneel systeem, zoals Nederland heeft, wat dat betreft beter?

„In zo’n systeem is het, vanwege de coalitievorming, zeer belangrijk wat ándere partijen met de democratie willen. Als andere partijen niet meedoen aan de antidemocratische retoriek, wordt het antidemocratische gedachtengoed niet majoritair. In het systeem dat wij in Amerika hebben, kan extreemrechts het parlement ook niet overnemen, maar wel het presidentschap. Zo kwam Trump aan de macht. Hoe kun je dat voorkomen? Veel problemen in mijn land komen voort uit het feit dat Republikeinse leiders de democratie niet verdedigen. Met andere woorden, het lot van de democratie hangt niet af van wat Amerikaanse kiezers willen, maar van de houding van het Republikeinse partij-apparaat. Ik vrees dat dat niet zal veranderen.”

Maakt Donald Trump daardoor kans om weer president te worden?

„Ja, ik denk dat hij nog een kans heeft.”

Zullen Amerikaanse kiezers, anders dan in Polen onlangs, niet ingrijpen nu ze weten wat de man met de democratie voorheeft?

„Een optimistische noot is voor mij dat jongeren momenteel niet erg Republikeinsgezind zijn. Het zijn vooral ouderen die Republikeins stemmen. Onderzoek wijst uit: kiezers vinden abstracte democratische principes belangrijk. Maar het is ook niet zo dat enkel die principes hun stemgedrag bepalen. Ze hebben altijd wel andere, meer praktische overwegingen: belastingen, inflatie, en andere zaken die ze persoonlijk anders willen. Het is een trade-off, altijd. En dat is precies waar politici, te goeder trouw of te kwader trouw, gebruik van maken.”