Duitsland worstelt met dat eeuwige schuldgevoel

In Berlijn is de geschiedenis van het nationaal-socialisme overal zichtbaar en tastbaar. In sommige straten lijken hele trottoirs geplaveid met ‘Stolpersteine’ die herinneren aan de Joodse families die er woonden tot ze werden gedeporteerd. ’s Winters kun je in de sauna aan de Plötzensee om er vervolgens een ijzige duik in te nemen; aan de overzijde staat nog het gebouw met de vleeshaken aan het plafond waaraan politieke gevangen werden opgehangen. ’s Zomers kun je zwemmen aan het strand aan de Wannsee, met uitzicht op het huis van de gelijknamige conferentie op de andere oever, waar de nazi’s in 1942 besloten de Europese Joden op een zo efficiënt mogelijke wijze te vermoorden.

Die geschiedenis is in Berlijn niet alleen een kwestie van steen en dode bomen. Ook in 2023 speelt ze nog een sleutelrol in veel politieke besluiten. Van links tot rechts op het politieke spectrum beargumenteren ministers en Bondsdagleden hun standpunten verwijzend naar de Duitse misdaden. Dat was al zo in eerdere debatten over de oorlogen in Kosovo en Irak. Maar na de aanval van Hamas op Israël op 7 oktober lijkt de herinnering aan Holocaust de toetssteen voor elk buitenlandbesluit van nu. ‘Nie wieder ist jetzt’, klinkt het overal.

De woorden zijn geprojecteerd op de Brandenburger Tor, ze hangen op A4’tjes achter de ramen van particulieren en op grote posters bij partijkantoren en culturele instellingen. Deze zondag is er onder dat motto een grote demonstratie in Berlijn. Maar wat die woorden precies betekenen en wat er in de huidige context ‘nie wieder’ mag gebeuren, is niet zo eenduidig.

‘Nie wieder ist jetzt’, klinkt het overal

SPD-ondervoorzitter Kevin Kühnert lichtte de Duitse positie als volgt toe op tv-zender ZDF: „Als we de belofte van ‘nie wieder’ serieus nemen, dat we dus nooit meer toelaten dat Joods leven wordt uitgewist, dan geldt dat niet alleen voor ons territorium, maar ook voor Israël.” Duitsland, aldus kanselier Olaf Scholz (SPD) „staat in voor de veiligheid van Israël”. Concreet heeft dat niet veel om het lijf, maar de uitdrukking moet laten zien dat Duitsland onwrikbaar aan Israëls kant staat.

Die positie is niet onomstreden. De rechten van de Palestijnen worden als gevolg van het Duitse schuldgevoel minder waard dan die van Israëlische burgers, oordelen critici. „Free Palestine from German guilt”, scandeerden pro-Palestijnse demonstranten de afgelopen weken.

Vooral internationale critici vinden de uitleg dat ‘nie wieder’ zou betekenen dat nooit en nergens meer Joden mogen worden vervolgd, een te simpele en een te provinciaalse, Duitse interpretatie. ‘Nie wieder’ zou moeten inhouden dat nergens en nooit meer mensen om hun religie of etniciteit mogen worden vervolgd – en dat zou nu dus bij uitstek gelden voor de Gazanen.

De simpele, eerste interpretatie komt volgens filosoof Judith Butler voort uit angst en schuldgevoel: „Veel Duitsers denken dat de onvoorwaardelijke steun voor Israël het definitieve bewijs is dat ze zelf niet antisemitisch zijn”, aldus Butler in weekblad Die Zeit. Vanwege de vijandige reacties op haar standpunten wil Butler voorlopig niet in Duitsland optreden.

Steeds verder verleden

Maar wat in te brengen tegen dat schuldgevoel? Deborah Hartmann is directeur van het museum Huis van de Wannsee-conferentie. Beneden is de ruimte waar vijftien hoge nazi’s op 20 januari 1942 bij het ontbijt besloten om het uitmoorden van de Joden, die in Oost-Europa al massaal werden vermoord, verder te professionaliseren. Boven zit Hartmann in haar kantoor, met uitzicht over het meer en de weelderige tuin.

Voor veel Duitse bezoekers, zegt Hartmann, is een bezoek aan het museum een onaangename confrontatie met het daderperspectief. „Wie wil hier nou iets mee te maken hebben?”, zegt Hartmann. „Helemaal omdat de tentoonstelling niet alleen gaat over de vijftien hoge nazi-functionarissen, maar benadrukt dat het systeem niet had gefunctioneerd zonder miljoenen burgers die meededen.”

Jonge, niet-Joodse bezoekers, zegt Hartmann, zijn vaak een stuk onbevangener. „De meesten weten niet wat de eigen voorouders precies deden ten tijde van het nationaalsocialisme. Of het zijn jongeren met een migratieachtergrond. Ze hebben meer afstand, en dat heeft ook een positieve kant. Ze hebben minder gevoeligheden en kunnen zich vrijer met het materiaal bezighouden.”

Voor jonge Duitsers mag de Holocaust tot een steeds verder verleden behoren, voor een iets oudere generatie is het juist een verworvenheid hoe de Holocaust nu wordt herinnerd en herdacht. Dat was geenszins vanzelfsprekend. „Kort na de oorlog schreef [de gerenommeerde historicus, red.] Friedrich Meinecke Die deutsche Katastrophe, maar met die catastrofe werd de Duitse nederlaag bedoeld”, zegt historicus Sebastian Conrad van de Freie Universität Berlijn. Pas in de loop van de jaren tachtig, zegt Conrad, werd het herdenken van de Shoah gemeengoed. Dat uitte zich ook in de bouw van het Holocaust-monument in Berlijn, dat werd voltooid in 2005. „De herinnering aan het nationaal-socialisme, die zich eerst op allerlei andere aspecten richtte, concentreerde zich steeds meer op de Holocaust”, aldus Conrad. „Zozeer, dat andere Duitse misdaden uit die tijd amper meer een rol speelden.”

Steunbetuiging voor Palestijnen in Berlijn, 18 november.
Foto Hannibal Hanschke/EPA

Conrad wijst op de miljoenen slachtoffers die de Duitsers in Oost-Europa maakten. „Bijvoorbeeld bij het beleg van Leningrad, met meer dan een miljoen doden. Een ongelofelijke oorlogsmisdaad – maar de meeste Duitsers weten er niks vanaf. De focus op de Holocaust is natuurlijk gerechtvaardigd, maar de herinnering aan misdaden is altijd selectief.”

Volgens critici, van wie de Amerikaanse historicus Timothy Snyder een van de prominentste is, heeft die onwetendheid over het door Duitsland aangerichte bloedbad in Oost-Europa ook lang het Duitse buitenlandbeleid verkeerd gevormd.

Begin 2021 rechtvaardigde Bondspresident Frank-Walter Steinmeier (SPD) de aanleg van de gaspijpleiding Nord Stream 2 bijvoorbeeld met verwijzing naar de 20 miljoen doden die in de Sovjet-Unie vielen, waardoor Duitsland de plicht zou hebben de banden met Rusland goed te houden – terwijl Oekraïne, Polen en de Baltische Staten, juist ook slachtoffer van de nazi’s, hevig protesteerden tegen de aanleg van de pijpleiding. In januari van 2022 vroeg Oe-kraïne Duitsland om wapens – minister van Buitenlandse Zaken Annalena Baerbock (Groenen) wees die aanvraag toen van de hand „vanwege” de Duitse geschiedenis.

„Natuurlijk kun je net zo goed andersom redeneren”, zegt Conrad. „De meeste slachtoffers in de Tweede Wereldoorlog vielen in Wit-Rusland of Oekraïne, dus kun je ook zeggen dat Duitsland de morele plicht heeft Oekraïne bij te staan.” Dat doet Duitsland nu ook. Na decennia waarin de les uit de oorlog leek te zijn dat Duitsland zich niet in gewapende conflicten mocht mengen en, ondanks de grote wapenindustrie, als het ware met de handen gebonden moest toekijken, is die houding na de inval van Rusland opvallend snel afgeschud. Conrad: „Het refereren aan de geschiedenis verleent de schijn van objectiviteit. Maar natuurlijk zijn het allemaal politieke beslissingen.”

Menselijke waardigheid

Kan het ‘nie wieder’ dan ook meteen overboord? In november publiceerde filosoof Jürgen Habermas, 94 jaar oud en in de jaren tachtig een belangrijke stem in het erkennen van de Duitse misdaden, samen met drie andere (jongere) academici een korte stellingname waarin de auteurs benadrukken dat de Bondsrepubliek zich na de oorlog heeft verplicht tot het beschermen van „menselijke waardigheid”. In het licht van het nationaal-socialisme, echter, zijn „Joodse levens en het bestaansrecht van Israël in het bijzonder te beschermen”.

Duitsland is dus voor mensenrechten, maar voor de één een beetje meer dan voor de ander, klonk het al gauw van critici. In The Guardian publiceerde een groep intellectuelen, onder wie filosoof Amia Srinivasan, een reactie waarin de auteurs schrijven „erg bezorgd” te zijn over de woorden van Habermas en co. In de oproep voor „menselijke waardigheid”, aldus de auteurs, worden „Palestijnse burgers in Gaza” niet meegerekend, evenmin als „moslims in Duitsland, die met toenemende islamofobie te maken hebben”. „Solidariteit”, vervolgen de schrijvers, „betekent dat het principe van menselijke waardigheid voor álle mensen geldt.”

Geconfronteerd met een dergelijke oproep in een talkshow, antwoordde vicekanselier en minister van Economische Zaken Robert Habeck (Groenen) dat die „sterke morele positie” als „representant [van Duitsland]” niet zíjn „conclusie” kan zijn. „Een Duits politicus kan niet zeggen dat Israël geen recht heeft om zich te verdedigen of om Hamas te vernietigen”, aldus Habeck. De positie van Duitsland, kortom, is particulier, en pretendeert ook niet universeel te zijn.

Gevolg van het overtuigde Israël-standpunt is dat er in Duitsland weinig ruimte bestaat voor pro-Palestijnse standpunten, of zelfs maar stemmen die de humanitaire ramp in Gaza aankaarten. De Duits-Palestijnse journalist Alena Jabarine schreef deze week in de Süddeutsche Zeitung dat de Palestijnse identiteit in Duitsland uit de openbaarheid wordt verbannen: Palestijnse stemmen worden niet gehoord, een Palestijnse film werd niet uitgezonden, Palestijnse sjaals werden na 7 oktober op scholen verboden. Ook kritiek op de Israëlische politiek wordt in Duitsland al snel verdacht gemaakt met het stempel „antisemitisch”.

Volgens Omer Bartov, een Israëlische hoogleraar Holocaust- en genocidestudies aan de Amerikaanse Brown University, is dat beleid nadrukkelijk door Israël ingegeven. „De Israëlische politiek heeft heel doelbewust Europese landen ervan geprobeerd te overtuigen dat kritiek op de Israëlische regering antisemitisch is. Duitsland is daar in meegegaan.”

Bartov, die begin november met het oog op Gaza in The New York Times schreef dat de geschiedenis leert dat „we moeten waarschuwen voor een mogelijke genocide voordat die gebeurt, in plaats van haar veroordelen als die heeft plaatsgevonden”, zegt nu: „Als je de term ‘antisemitisme’ gebruikt om onverdedigbaar beleid van Israël te vergoelijken, dan misbruik je antisemitisme en de nagedachtenis van de Holocaust.” Bovendien, zegt Bartov, wordt de Duitse ‘herdenkingscultuur’ steeds meer een manier om Duitsers met een migratieachtergrond, voor wie de Holocaust niet het enige historische referentiepunt is, buiten te sluiten.

Volgens Bartov zal dat probleem vanzelf worden opgelost, als een jongere generatie opgroeit die steeds meer afstand voelt tot de Duitse misdaden. Toch heeft Bartov ook sympathie voor Duitse politici die nu nog vasthouden aan de herdenkingscultuur die zo op de Shoah is gericht. „Ik denk dat het een oprechte houding is van een generatie politici die nog de plicht voelt verantwoording af te leggen over het verleden. Natuurlijk zou het ondenkbaar zijn dat politici zeggen: ‘zand erover’, zoals in de jaren vijftig nog de teneur was. De houding komt voort uit plichtsbesef, maar ook uit de reële angst dat extreemrechts, die allang af wil van de Duitse schuld, uiteindelijk de overhand krijgt. In Duitsland is bovendien het besef nog heel groot, veel groter dan bijvoorbeeld in de VS, dat dingen plotseling kunnen kantelen. Dat een virulent antisemitisme plotseling de kop op kan steken.”

Lees ook ‘Vergeet die andere Duitse misdaden niet’

Duitse koloniale cavalerie in de kolonie Duits-Zuidwest-Afrika in <strong>1914</strong>, aan het begin van de Eerste Wereldoorlog.

Leeslijst