De torenhoge inflatie is voor één groep een zegen: mensen met schulden

Inflatie De plotselinge inflatieschok holt de bestaanszekerheid van veel huishoudens maand na maand verder uit. Mensen met schulden gaan er echter op vooruit. Maar hoelang blijft de inflatie de eveneens hard oplopende rentes voor?



Illustratie door Sean Gladwell

Boodschappen worden duurder, de energierekening is voor steeds meer huishoudens nauwelijks nog op te brengen. De torenhoge inflatie holt de bestaanszekerheid van Nederlanders iedere maand een klein beetje verder uit. Echt alles wordt duurder.

Echt alles? Nee, niet alles. Want voor één groep mensen is de inflatie namelijk een zegen: de mensen met schulden. En niet alleen particulieren met schulden, ook overheden en bedrijven die geld geleend hebben, profiteren van de geldontwaarding.

Het principe van de uitwerking van inflatie op schulden zit diep verweven in de economie. Inflatie is in principe een vervelend economisch fenomeen. Zonder dat je iets doet, wordt geld namelijk minder waard. En juist dat maakt inflatie ook tot een gangmaker van economische groei. Als geld morgen minder waard is dan vandaag, heeft het dus zin om vandaag een aankoop te doen, want morgen kost diezelfde tv, auto of wasmachine immers meer. Geld gaat dus rollen dankzij inflatie.

Stabiele, lage inflatie

Centrale banken sturen daarom sinds begin jaren negentig bewust aan op een lage, stabiele inflatie van een procent of 2. Ver genoeg weg van de grens van nul of – nog erger – daaronder. Dan ontstaat namelijk deflatie, waarbij geld steeds meer waard wordt en het daarom economisch verstandig wordt aankopen uit te stellen, de ware Angstgegner van menig monetair beleidsmaker. Maar de inflatie moet ook weer niet zo hoog zijn dat er allerlei economische verstoringen kunnen optreden.

Die verwachte inflatie is belangrijk. Op basis daarvan worden uitkeringen, contractlonen en commerciële rentes bepaald. Wie zijn koopkracht niet achteruit wil zien gaan als gevolg van de gestage geldontwaarding, moet dus minimaal een loonsverhoging (of uitkeringsverhoging) krijgen die de inflatie verslaat. En wie zijn spaargeld niet gestaag wil zien verdampen, moet in normale tijden in elk geval 2 procent rente per jaar ontvangen.

Bij schulden werkt het net zo. Wie schulden heeft, ziet die door inflatie relatief gezien afnemen ten opzichte van zijn inkomen. Andersom: wie als schuldeiser er niet op achteruit wil gaan, moet minimaal 2 procent rente per jaar vragen op zijn schuld om quitte te spelen. „Aangezien schulden in nagenoeg alle gevallen als een vast bedrag worden aangegaan, leidt een geldontwaarding van 2 procent per jaar tot een relatieve afname van de zwaarte van de schuld”, zegt macro-econoom Clemens Kool van de Universiteit Maastricht. „Als geld elk jaar 2 procent minder waard wordt, geldt dat dus ook voor schulden. Op die verwachte geldontwaarding zijn ook de rentes gebaseerd die schuldeisers rekenen op hun schulden.”

De zegen van onverwachte inflatie

De huidige periode van onverwacht hoge inflatie zet de hele systematiek op zijn kop die gebaseerd is op een stabiele lage inflatie. Waar de hele wereld de afgelopen veertien jaar gewend was geraakt aan extreem lage inflatie en dito rentes, is er in de nasleep van de coronapandemie en aangejaagd door de oorlog in Oekraïne ineens een ware inflatie-explosie losgebarsten. In Nederland bedraagt de inflatie op dit moment 14,3 procent, en het Centraal Planbureau houdt voor heel 2022 rekening met 9,9 procent. Daarmee torent de huidige inflatie zelfs hoog uit boven het niveau van de inflatie tijdens de oliecrisis in de jaren zeventig.

Schuldenaren zien de waarde van hun schuld als sneeuw voor de zon verdampen

Die piek is een genot voor schuldenaren. Zij zien de waarde van hun schuld als sneeuw voor de zon verdampen. Overheden bijvoorbeeld, zetten hun schuld af tegen hun nominale bruto binnenlands product (bbp), de optelsom van alle economische activiteiten in een land. En omdat het nominale bbp van landen vanzelf toeneemt door de inflatie (alles wordt duurder, dus het bbp in euro’s stijgt), en de schuld nominaal (in euro’s) gelijk blijft, daalt de staatsschuld als percentage van het bbp. Het leidt in Nederland tot de bizarre situatie dat het kabinet dit jaar fors meer geld uitgeeft dan er binnenkomt (waardoor de nominale schuld dus hoger wordt), terwijl de schuldquote (de verhouding tussen bbp en schuld) juist omlaag gaat, zelfs tot onder de 50 procent.

Voor particulieren en bedrijven geldt de facto hetzelfde, alleen is de inflatie daar niet een op een door te rekenen in het eigen inkomen. „Dat is afhankelijk van bijvoorbeeld cao-loonstijgingen, of de mate waarin bedrijven in staat zijn de hogere prijzen voor bijvoorbeeld hun grondstoffen door te rekenen in hun eindproduct en daarmee in hun omzet en winst”, zegt Kool. „Hoe beter huishoudens en bedrijven erin slagen hun inkomen mee te laten stijgen met de inflatie, des te draaglijker de schuld wordt.”

Helemaal lukt dat nu niet: hoewel de cao-lonen inmiddels fors toenemen (in oktober was de gemiddelde cao-loonstijging 4,7 procent, het hoogste in veertig jaar), zijn ze nog niet de helft van de inflatie. De waarde van de schuld mag dan relatief afnemen, per saldo kan in de praktijk de draaglijkheid van de schuld alsnog in gevaar komen als de kosten voor levensonderhoud dusdanig hard stijgen dat er minder overblijft voor rente en aflossing.

Slecht nieuws voor schuldeisers

Wat voor schuldenaren goed nieuws is, is voor schuldeisers slecht nieuws. Zij zien de waarde van hun uitstaande schuld door de inflatie juist afnemen. Een staatsobligatie van 1.000 euro die over tien jaar wordt terugbetaald, is bij de huidige hoge inflatie nog maar een fractie aan toekomstige euro’s waard ten opzichte van nu. Fijn voor de staat als schuldenaar, maar minder fijn voor de houder van die obligatie, de schuldeiser. Dat geldt ook voor de belangrijkste verstrekkers van schulden: banken.

Onderzoek van de Universiteit van Toronto laat zien dat als banken hun buffers wat minder op orde hebben, een inflatiepiek direct kan doorwerken naar de rest van de economie. Het inflatierisico vertaalt zich dan in terughoudendheid bij banken, en zet daarmee versterkt een rem op de economische groei.

Bij ING blijkt uit de laatste kwartaacijfers nog geen sterke toename van probleemklanten, zegt een woordvoerder van de bank. „We houden natuurlijk goed in de gaten of de inflatie de verdiencapaciteit niet te zeer uitholt van de vaak multinationale bedrijven aan wie wij geld geleend hebben. Dat valt tot nu toe mee: onze klanten hebben voldoende buffers en ook toegang tot alternatieve financieringsbronnen.”

Tegelijkertijd speelt de impact van inflatie op het algemene economische beeld wél een grote rol. ING verhoogde op basis van de economische verwachtingen wel de stroppenpot voor slechte leningen met ruim 500 miljoen euro. „Dat heeft meer te maken met boekhoudkundige regels en onze macro-economische verwachtingen dan met daadwerkelijke wanbetalingen op leningen”, aldus de woordvoerder.

ING verhoogde op basis van de economische verwachtingen de stroppenpot voor slechte leningen met ruim 500 miljoen euro

De hypotheekleningen aan particulieren worden vooralsnog niet beduidend geraakt. ING weet uit eerdere economisch slechte tijden dat wanbetalingen op hypotheken in Nederland nauwelijks voorkomen, dus het risico van die leningen blijft laag. Daarbij is gemiddeld genomen de waarde van de hypotheek ten opzichte van het huis ook fors gedaald de afgelopen jaren, wat het risico van ‘onder water komen te staan’ fors heeft verlaagd.

En wat de balans van de bank zelf betreft, ook daarvoor is met de huidige piek nog geen reden voor paniek. De waarde van de door ING verstrekte leningen neemt weliswaar af door inflatie (het terug te betalen bedrag is in toekomstige euro’s minder waard dan op het moment dat de lening werd verschaft), maar vooralsnog houdt ING rekening met een kortstondige dip: „Als deze situatie langer aanhoudt en de macro-economische omstandigheden blijven slecht, kan het natuurlijk wel invloed hebben op onze bedrijfsvoering.”

Al is de inflatie nog zo snel…

De voordelen van hoge inflatie op schulden duren vaak maar kort. In reactie op de huidige ongewenst hoge inflatie verhogen centrale banken inmiddels snel hun rentes, zodat geld lenen duurder wordt, er minder geld in omloop komt en zodoende de vaart uit de economie gaat. De inflatie moet daardoor afnemen.

Die hogere rentes vertalen zich snel in hogere rentes op allerlei schulden: staatsschulden, bedrijfsleningen en hypotheken. Zo is de gemiddelde hypotheekrente in een jaar tijd gestegen van 1,5 naar zo’n 4,5 procent (voor een tienjaarslening): een verdrievoudiging. President Klaas Knot van De Nederlandsche Bank zei het vorige maand nog: „Enerzijds heeft de inflatie een direct positieve impact op de schuldenlast, doordat de omvang van vaste schuldbedragen afneemt in relatie tot de terugbetaalcapaciteit die meestal wordt uitgedrukt in een nominaal inkomensbegrip dat meestijgt met de inflatie. (…) De hogere rente vormt daarnaast nog een acuut risico voor huishoudens en bedrijven aan het einde van een rentevaste periode of als een schuldcontract afloopt en een restschuld nog openstaat.”

En wat voor huishoudens geldt, geldt ook voor overheden. De rente op staatsobligaties met een looptijd van tien jaar is van een min van 0,25 procent inmiddels opgelopen tot een plus van 2,5 procent. Econoom Paul Donovan van de Zwitserse bank UBS stelde daarom enkele jaren terug al vast dat het een mythe is te denken dat overheden zichzelf via inflatie uit de schulden kunnen halen. Daarvoor is de looptijd van de schuld veelal te kort, zei hij.

Ook recent onderzoek van de Federal Reserve van St. Louis, een van de centrale banken in de VS, bevestigt dat eigenlijk alleen een plotselinge, onverwachte inflatie positief is voor schuldquotes van overheden. Dan ontstaat namelijk een gat tussen de periode van grote geldontwaarding en de (tijdelijk nog te) lage rente. „De recente inflatiegolf zal twee effecten hebben: het zal de werkelijke waarde van bestaande schulden onmiddellijk verminderen, maar het zal ook de verwachte inflatie – en dus de rendementen – verhogen, misschien voor komende jaren, wat de kosten van lenen in de toekomst zal verhogen.” Anders gezegd: al is de inflatie nog zo snel, de rente achterhaalt hem wel.

Beter gewapend dan ooit

De zorgen van Knot c.s. zijn legitiem, maar zij vergeten een lichtpuntje te benoemen. De afgelopen jaren hebben met name particulieren en overheden onder invloed van de extreem lage rentes de rentevaste periodes van hun schulden enorm opgelengd en daarmee de kwetsbaarheid voor inflatie (en renteverhogingen) verkleind. De Nederlandse staat bijvoorbeeld had in 2012 de staatsschuld nog uitstaan tegen een gemiddelde doorlooptijd van 3,5 jaar. Dat betekent dat destijds de hele staatsschuld (toen zo’n 430 miljard euro) gemiddeld elke 3,5 jaar opnieuw gefinancierd moest worden. Die doorlooptijd is opgelengd tot 7,9 jaar, en het Agentschap van Financiën, belast met de financiering van de staatsschuld, wil dat nog verder ophogen tot minimaal acht jaar. Daarmee koopt de overheid dus tijd om periodes van extreem hoge rentes betrekkelijk rustig te kunnen uitzitten zonder dat de rentelasten omhoog gieren.

Voor particulieren, en dan met name huiseigenaren, geldt dat in gelijke mate. De gemiddelde rentevaste periode op hypotheekleningen is de afgelopen jaren dankzij de extreem lage rentes gestegen tot vijftien jaar. Dat was tien jaar geleden nog minder dan de helft. De huidige hogere rente op hypotheken heeft dus veel minder directe invloed op huiseigenaren dan een decennium geleden.

De lange nawerking van de piek

Per saldo hebben schuldenaren dit jaar dus mazzel, vooral als de inflatie volgend jaar weer terug zou zakken tot het ‘normale’ niveau van rond de 2 procent. Dan zullen centrale bankiers de rentes namelijk niet extreem hoeven te verhogen, en zullen ook de commerciële rentes niet door het dak gaan. Dat zou althans economisch gezien het logische gevolg zijn.

De vraag is of op lange termijn de schade van de hoge inflatie niet toch groter zal zijn dan de kortetermijnwinst van nu

Maar de vraag is of op lange termijn de schade van de hoge inflatie niet toch groter zal zijn dan de kortetermijnwinst van nu. Sinds de crisis van 2008 heeft de wereld zich in feite in slaap laten sussen door lage inflatie en extreem lage rentes. Geld lenen kostte soms letterlijk niets meer of leverde zelfs geld op. Financiële markten spraken al van een ‘nieuw normaal’ waarin rendementen rond de 0 procent de norm zouden worden.

De plotselinge inflatieschok van dit jaar heeft de financiële wereld ruw wakker geschud: van centrale banken en overheden tot bedrijven en hypotheekverstrekkers, iedereen is zich weer bewust van de werkelijke waarde van geld, en dus ook van schulden. Het verleden leert dat dergelijke trendbreuken lang resoneren in monetaire beleidsrentes en daarmee in commerciële rentes. Zelfs langer dan de periode van hoge inflatie duurt. De hervonden angst voor inflatie zal zich daarom vertalen in hogere risicopremies op de rentes voor leningen. Dat zou betekenen dat overheden, consumenten en bedrijven de komende jaren in hun rentes de prijs betalen voor de winterslaap waarin de financiële wereld jarenlang heeft gezeten. En die prijs is, ongeacht het inflatie-effect op de schulden, een hele hoge.

Lees verder…….