De laatste daad van Jaap van Zweden in New York: verbouwde zaal klinkt eindelijk als een klok

New York Philharmonic De zaal van het New York Philharmonic Orchestra was berucht om de slechte akoestiek en kille uitstraling. Voor dirigent Jaap van Zweden was de renovatie hét speerpunt van zijn chef-schap. Woensdag heropende de David Geffen Hall. Resultaat: eindelijk goed.

Jaap van Zweden repeteert met het New York Philharmonic Orchestra in de gerenoveerde David Geffen Hall in Lincoln Center.
Jaap van Zweden repeteert met het New York Philharmonic Orchestra in de gerenoveerde David Geffen Hall in Lincoln Center.

Foto AP

„Change is good; no change is better”, luidt een Engels gezegde. Niets is minder waar als het gaat om David Geffen Hall, verguisd om de onmogelijke akoestiek sinds de opening in 1962. Een grondige verbouwing midden jaren ’70, bekostigd door radio- en elektronicapionier Avery Fisher wiens naam bijna 50 jaar op het gebouw zou prijken, veranderde weinig aan de kwaliteit van de zaal. Bij concerten verdween de muziek in het luchtledige; orkestmusici hoorden op het podium noch zichzelf, noch de rest van het orkest. En het oog, dat toch ook wat wil, werd diep ongelukkig van de met bladgoud beplakte blokkendoos gevuld met mosterdkleurige stoelen. De New York Philharmonic, een van de culturele kroonjuwelen van New York, speelde zodoende al ruim een halve eeuw in een zaal ver onder haar niveau. Na enkele geaborteerde pogingen tot een nieuwe renovatie begin 21ste eeuw, was er afgelopen jaren eindelijk een gelukkige samenloop van omstandigheden. Een grote gift van muziekmagnaat David Geffen, topmanager Deborah Borda die na een successvolle periode bij de Los Angeles Philharmonic terugkeerde als president van de NY Phil, dirignt Jaap van Zweden als nieuwe chef, en het inhuren van het juiste architectenbureau.


Lees ook dit vraaggesprek met chef-dirigent Jaap van Zweden over de hernieuwde zaal

Intiemer

Als integraal onderdeel van monumentaal Lincoln Center moest de buitenkant van het gebouw intact blijven, maar de rest was fair game tijdens de renovatie. Diamond Schmitt Architects liet zich leiden door het zo vurig door orkest en leiding gewenste doel, namelijk een sterk verbeterde ervaring voor publiek en musici, zowel in de zaal als daarbuiten. Het resultaat mag er zijn: de muziektempel die hooguit een handvol uren per dag open was, heeft nu een uitnodigende, ook overdag toegankelijke lobby met twee koffiebars waar concerten live worden vertoond op een groot scherm. Er zijn verschillende kleine concertruimtes bijgekomen, naast oefenruimtes en een opnamestudio. De zaal zelf is intiemer geworden (van 2700 naar 2200 stoelen). De muren zijn bedekt met golvend berkenhout. Boven het podium, dat op 27 verschillende manieren kan worden geconfigureerd, hangen nu akoestische reflectoren die zowel het geluid in de zaal als op het podium kunnen beïnvloeden. En, geïnspireerd door onder meer het Amsterdamse Concertgebouw, er zijn 100 zitplaatsen geplaatst achter het concertpodium.

Vuurdoop

Na twee jaar onafgebroken de- en constructiewerk door gemiddeld 450 bouwvakkers per dag, gaf het New York Philharmonic woensdag het eerste concert in de onherkenbaar vernieuwde thuiszaal. Tevredenheid was er vooraf in elk geval al over het proces: het budget (550 miljoen dollar) was niet overschreden en mede dankzij COVID is de zaal twee jaar eerder opgeleverd dan gepland.

Voor de akoestische vuurdoop koos het New York Philharmonic een openingsprogramma dat de veelzijdigheid van de zaal meteen grondig op de proef stelde: de wereldpremière van Marcos Balter’s Oyá voor orkest, elektronica, en lichtkunstenaar. Nadat verbazing plaats had gemaakt voor fascinatie, volgde John Adams’ My Father Knew Charles Ives, een filmische hommage in de hogere klankregionen, die in de zaal helder en duidelijk klonk. De Cubaans-Amerikaanse componiste Tania León, baanbrekende grande dame van de Noord- en Zuid-Amerikaanse nieuwe muziek, werd de eerste wier werk zowel in de ‘oude’ als de nieuwe zaal is uitgevoerd. Haar Stride, in 2021 winnaar van een Pulitzer Prize, klonk vol en krachtig. Wegstervende percussie in de laatste maten legde de magie van oorverdovende stilte prachtig bloot. Respighi’s Pini di Roma gaf dirigent Jaap van Zweden en het orkest de kans om zich te laten horen in meer traditionele orkestmuziek, en ook dat lukte uitstekend. Koper, houtblazers, strijkers, slagwerk en zelfs het gloednieuwe elektronische orgel vulden de zaal op een manier die je drie jaar geleden nog voor onmogelijk zou houden. Op enkele momenten was te merken dat de musici nog even moeten wennen aan de nieuwe akoestiek. Lang zal dat vermoedelijk niet duren: na zestig jaar lijden is het mogen acclimatiseren aan een goede zaal een hele welkome investering.

Lees verder…….