‘De Conservatieve Partij is de chaos van de Brexit nooit te boven gekomen’

Britse regeringscrisis Nooit eerder is een Britse regering zo snel geïmplodeerd als die van Liz Truss. De door de Brexit ontstane spanningen binnen de Conservatieve Partij zijn nooit goed geheeld.

Het tempo waarmee de leiders van de Conservatieve Partij elkaar de afgelopen jaren opvolgen is ongekend.
Het tempo waarmee de leiders van de Conservatieve Partij elkaar de afgelopen jaren opvolgen is ongekend.

TOBY MELVILLE

Leden van de Britse Conservatieve Partij noemen hun partij ook wel liefkozend „de oudste en succesvolste partij ter wereld”.

In betere tijden dan.

Feitelijk valt er weinig tegenin te brengen. Sinds de oprichting van de Conservatieve Partij in 1834 hebben de Tories overwegend de regeringsmacht in handen in het Verenigd Koninkrijk. Steeds weer weten zij bij verkiezingen de Britten te overtuigen van hun patriottisme, met een soort onverstoorbaar optimisme dat ook VVD’ers in Nederland wel kenmerkt.

Van die statuur van de Conservatieve Partij is nu weinig over. Het tempo waarmee de partijleiders elkaar de afgelopen jaren opvolgen, is ongekend. Het aftreden van Liz Truss als premier afgelopen donderdag betekent dat de partij toe is aan de vijfde premier in zes jaar tijd, de derde sinds de laatste landelijke verkiezingen in 2019. Huidig minister van Financiën Jeremy Hunt is zelfs de vierde op die post in vier máánden. Oppositiepartij Labour bereidt zich serieus voor om te gaan regeren, al is onzeker wanneer er verkiezingen komen.

Ongekende implosie

„We hebben deze regering zien imploderen zoals in de Britse geschiedenis niet eerder is vertoond”, zegt historicus Martin Farr van Newcastle University. Nieuw economisch beleid moest onder druk van de financiële markten binnen drie weken radicaal worden omgegooid. Liz Truss ontsloeg haar minister van Financiën, terwijl die inhoudelijk precies probeerde uit te voeren wat ze zelf graag wilde. Nog geen week later stapte ze zelf ook op.

Alleen in de jaren twintig van de vorige eeuw lag de omloopsnelheid van premiers hoger. Toen versleet het VK er vier in twee jaar tijd. Deels kwam dat toen door maatschappelijke onrust – in 1924 kwam voor het eerst Labour aan de macht – maar niet helemaal; ziekte van een van de premiers hielp het gemiddelde mee omhoog.

Een van de belangrijkste oorzaken voor de chaos in de Conservatieve Partij nu, zegt Martin Farr, is het referendum geweest over de vraag of het VK lid zou blijven van de Europese Unie. „Voor het eerst in de geschiedenis moesten politici een direct besluit van de bevolking uitvoeren waar ze zelf in meerderheid op tegen waren. Bij eerdere referenda, in 1975 en 1979, koos het volk de kant van de regering.” Nu niet, en de opdracht was vaag. Want het VK zou de Europese Unie dus moeten verlaten, maar hoe hard moest dat afscheid zijn? Farr: „De zoektocht naar het antwoord op die vraag heeft voor een diepe verdeeldheid gezorgd in de politiek, die nog niet is geheeld.”

Facties zijn van belang

Sinds dat Brexit-referendum in 2016 liggen onrust en onmin bij de Conservatieve Partij aan de oppervlakte. Bij Labour leidt de Brexit evengoed tot onderlinge spanningen, maar zij zijn niet aan de macht. Door het tweepartijenstelsel in het VK kennen de Tories altijd al facties en deelgroeperingen, maar die worden na 2016 luidruchtiger en fanatieker. Brexit-hardliners bijvoorbeeld verzamelen zich in de European Research Group, die premier May onder druk zette om de scheiding met de EU zo hard mogelijk te maken.

In 2019 belooft partijleider Boris Johnson na jaren van moeizame onderhandelingen de Brexit „voor elkaar te krijgen” en het levert hem een grote verkiezingswinst op, met een meerderheid van tachtig zetels in het Lagerhuis. De Conservatieve fractie verandert dan „in een soort monster van Frankenstein”, zegt historicus Farr. Onmogelijk kan Johnson al die groepen kiezers tevreden stellen, van de rijke ondernemers in het zuiden tot gefrustreerde voormalig Labour-stemmers in het noorden. „Zonder de Brexit was een figuur als hij nooit aan de macht gekomen.”

Na Johnson krijgt met Liz Truss de rechtervleugel van de partij de kans om zijn radicale vrije-marktdenken uit te werken, met lage belastingen en zoveel mogelijk deregulering. Sommige analisten roepen Truss’ snelle ondergang uit tot het gelijk van degenen die in de EU hadden willen blijven, omdat nu de negatieve effecten voor de Britse economie volop duidelijk zijn geworden. Daar valt tegenin te brengen dat de slechte timing en uitvoering van Truss’ plannen een grote rol speelden. Midden in een periode van hoge inflatie belastingverlagingen aankondigen (die prijsstijgingen juist kunnen aanwakkeren) en dat dan ook nog zonder degelijke financiële dekking? Zoiets zou ook zonder de Brexit verkeerd zijn gevallen bij de financiële markten.

Achttien verschillende ministers

Ook bij de laag net onder de partijtop ligt de omloopsnelheid in Westminster hoog. Sinds 1997 zitten staatssecretarissen gemiddeld bijna twee jaar op hun post en ministers met een kleinere portefeuille maar ruim een jaar, bleek uit onderzoek van denktank Institute for Government in 2020. Een voetbaltrainer uit de Engelse Premier League houdt het met anderhalf jaar ongeveer even lang vol. Een topbestuurder van een bedrijf in de Londense City zit gemiddeld veel langer op zijn of haar plek, ruim vijf jaar.

Sinds 1997 had het VK achttien ministers voor huisvesting en vijftien ministers voor sociale zaken – de laatste shuffles van de regering-Truss nog niet eens meegerekend. Benoemingen van staatssecretarissen en ministers zijn voorbehouden aan de premier en daarmee vormen ze een belangrijk machtsmiddel. „Het benoemen en ontslaan van ministers, of het kunnen dreigen daarmee, is cruciaal onderdeel van hoe premiers hun partij besturen”, schrijft het Institute for Government.

Maar „die constante verandering ondermijnt de kwaliteit van het bestuur”, stelt de denktank ook vast. „Het is een grote zwakte van het Britse systeem.” Ministers hebben vaak de relevante expertise niet, ze komen geregeld niet eens aan de uitvoering van hun plannen toe en het Lagerhuis kan hen er vervolgens niet op afrekenen. Als ambtenaren nu lang op hun plek bleven, zou dat nog iets van continuïteit hebben gegeven, maar dat is ook niet het geval. Ook zij wisselen vaak al binnen anderhalf jaar van baan, omdat het de beste manier is om hogerop te komen.

Rond de ineenstorting van de Conservatieve Partij is zeker ook van belang dat de partij sinds 2010 onafgebroken aan de macht is geweest. De eerste jaren in een coalitie met de Liberaal-Democraten, na 2015 als enige. Vier keer op rij wonnen ze verkiezingen. Een vijfde keer winnen, dat is in het VK nog nooit voorgekomen. Sleetsheid treedt in, burgers vinden het na zo’n lange periode tijd voor verandering.

Orde op zaken

De nieuwe partijleider en premier zou uiterlijk januari 2025 verkiezingen moeten uitroepen en dus nog twee jaar de tijd hebben om orde op zaken te stellen in het land en eenheid proberen terug te brengen in de partij. Hij of zij zal de druk om eerder verkiezingen te organiseren proberen te weerstaan. Een stembusgang nu zou volgens opiniepeilingen voor een grote groep Tories het einde van hun periode als volksvertegenwoordiger betekenen.

Maar voortploeteren met de huidige fractie is een moeilijke klus voor een nieuw kabinet, zegt Martin Farr. „Ze recyclen dezelfde mensen. Ze moeten voortbouwen op bestaande scheuren en fricties, op jaren van opgebouwde wrok en teleurstellingen.” Een periode in de oppositie is voor de Conservatieven de enige oplossing, denkt hij. „Als ik een vergelijking met tuinieren mag maken: soms helpt flink terugsnoeien om een boom later weer te laten groeien.”

Lees verder…….